Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking

uit de Heilige Schrift

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

2 Koningen 2 : 9

„Het geschiedde nu, als zij overgekomen waren, dat Elia zeide tot EUsa: Begeer, wat ik u doen zal, eer ik van u genomen worde. En EUsa zeide: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn.

We horen in de tekst twee zaken:

1. Elia's laatste vraag.

2. Elisa's antwoord op die vraag.

Nu Elia's laatste vraag.

Elia staat onder ons bekend als de man Gods. Hij is een strijdbaar man voor de zaak des Heeren. Hoe heeft iiy het m de kracht van God niet op durven nemen tegen 450 Baal-priesters? Wat heeft hij met gezegd tegen koning Achab? Achab, die de wijngaard van Naboth onrechtmatig had toegeëigend?

Is er grote verandering opgetreden na de boodschap, die EUa heeft gebracht? Zijn er velen tot geloof gekomen? Heeft er een nationale bekering plaatsgehad? Staat de dienst van God weer in het middelpunt? We lezen er niets van. Het tegendeel van een nationale bekering kunnen we constateren. De koningen van Israël verzinken in een afgrond van misdaad en zonde. De veel helovende bekering op de Karmel blijkt alleen lippentaai geweest te zijn: „De Heere is God". Het blijkt een ritseling geweest te zijn. Er zit geen climax in het optreden van Elia. Er wacht geen glorieus aftreden. Er zijn geen ordeversierselen uit te delen. Het is geen machtig slotstuk. Toch, Gods werk mislukt niet. Gods Raad zal bestaan, Hij zal al Zijn welbehagen doen.

Gods werk gaat door. BHia heeft een opvolger. Elisa volgt zijn meester. Hij is gezalfd tot zijn opvolger. Hij mag de fakkel van het Woord van God verder dragen. Elisa is niet alleen. Er zijn in het land ook profetenscholen gesticht Hier krijgen de aanstasmde profeten h\m theologische scholing. Het toont èns, dat Gods werk doorgaat. Dat is ook tot troost voor Elia. De één zal zaaien, een ander zal maaien. Het welbehagen Gods, gaat door Zijn hand gelukkiglijk voort. Daar valt een dienstknecht van God buiten. Zelfs een dienstknecht als Elia.

Het afscheid nadert. Elia zal heengaan. Het zal op een bijzondere wijze zijn. Nu is Eha aan zjjn afscheidsreis bezig. Hij bezoekt de profetenscholen nog eenmaaL Eerst te Gilgal Hij komt ook ui Bethel, daar staat ook zo'n school. Wanneer ze hier zijn gekomen, raadt Elia zijn knecht aan, om maar hier te blijven. EUsa is vastbesloten. Hij zal zijn meester met verlaten. Hij zal trouw blijven. Elia's God, dat is zijn God. Deze God zal meegaan in de meest moeilijke omstandigheden. De school wordt bezocht. EUsa wordt opgehouden. Er wordt hem een vraag gesteld. „Of hij wel weet, dat zijn heer van hem weggenomen wordt?" Elisa weet het. De proleten moeten zwijgen. Er zijn zaken, waarover niet te discussiëren valt. Elisa weet het. Hij loopt toen niet met zijn bevinding te koop. Nu volgt het laatste bezoek. De laatste school wordt bezocht. Deze staat in Jericho, de grensstad van Israël. De stad, die het eerste na de mtocht in de handen van de Israëlieten viel. Het is Elia's laatste stad, die hij bezoekt. Ook hier weten de proleten van Elia's afscheid. Weer stelt Elia die zelfde vraag aan zijn opvolger. Eüsa is vast besloten. HJj zal zijn meester volgen tot het einde toe. Vast klinkt zijn stem: „Ik zal u niet verlaten". Drie keer is hij beproefd. Dne keer is Elisa de vraag gesteld. Hij volhardt.

„En zij beiden gingen heen". Vijftig profeten volgen van verre. Zij volgen op afstand. De Jordaan vormt geen obstakel op de weg van Elia en EUsa. De samengerolde jas van EUa wordt op de Jordaan geslagen. Er komt een pad door de Jordaan. Zij komen aan de overkant. Daar gaan ze beide tesamen. Een groot geheim vervult hun hart. Elia spreekt nog eens. Hij stelt een vraag aan Elisa. Hoeveel zullen ze niet met elkaar hebben gesproken? Hoeveel vragen zal EUa niet aan zijn opvolger hebben gesteld? Nu de laatste vraag. Elia's laatste vraag. Zo luidt deze vraag: „Begeer wat ik doen zal, eer ik van bij u weggenomen worde". Elisa mag een laatste wens doen. Wat heeft Elia weg te geven? Was er heel wat te verdelen? Was er wat van hem te ontvangen?

Zo kijken wij. Wij kijken, wat er te verdelen is. Wij letten op schatten van geld en goed. Hoe vaak wordt het verdriet niet vergeten, als de notaris komt? Hoe vaak wordt er niet alleen aan mensen gedacht in hun ouderdom, als er nog wat te verdelen is? Wij spreken dan van een „suikeroom" of „-tante". Hoe vaak is het erfhuis al ter sprake geweest, voordat het sterfhuis is? Wat letten wij toch op schatten, waar de mot en de rust bij kan en ze kan verderven. Hoe kleeft onze ziel aan het stof, door de zonde. Blijkt uit onze begeerte niet, dat wij uit de aarde aards zijn? Dat ons hart niet uitgaat naar de dingen van „boven", niet naar de zaken van Gods Koninkrijk, Wat is dat arm. Wie zijn hart hieraan hecht, zal met de wereld vergaan. Het zal ons niet in het sterven kunnen baten. We zullen dit alles aan anderen moeten overlaten. Wat verschrikkelijk arm, eeuwig arm.

Elia, wat heeft hij te verdelen? Dat schijnt nogal wat te zijn. EUa schijnt onbeperkt te kunnen vragen: „Begeer, wat ik doen zal". Elia legt zijn knecht geen enkele beperking op. Hij zegt niet: „Dat kun je niet vragen, of dat". Begeer... Heeft Elia veel uit te delen? Zal Elisa een rijke erfenis ten deel vallen? Elia wat heeft hij? Wat zal dat u tegenvallen. Elia is in materieel opzicht zeer arm. Waar is zijn huis? Waar is zijn proviandvoorraad? Waar is zijn geld? Waar is zijn kleding? Waar zijn zijn perkamenten? Waar is zijn studeerkamer? Zijn huis... in de woestijn, bij de beek Krith, bij een weduwe in Sarepta- Sidonis, onder een jeneverstruik. Htj heeft geen eigen huis. Hij heeft nog niet eens een huurhuis. Zijn proviand, daar moet htj elke dag voor zorgen. Elke dag moet hij uit de hand van God leven. Zijn geld, dat bezit hij niet. Zijn kleding? Hij heeft altijd dezelfde Idederdracht. Dat is een kameelharen mantel met een gordel. Een modieuze garderobe valt er niet te erven. Zijn perkamenten? U zult ze tevergeefs zoeken.

Elia's laatste vraag... Laat het geen valse hoop wekken. Het vraagt geen hart en oog voor de dingen van de wereld. Het vraagt geen oog voor zaken, die voorbijgaan. Alle aandacht wordt gevraagd voor geestelijke zaken. Is dat niet veel belangrijker? Want, wat zal uw hart en oog op aarde nevens God toch lusten? Wat is er buiten God, waar u werkelijk in kan rusten? U denkt het wel. Wij zoeken het buiten God. Wij zoeken rust in onze „ontspanning", in onze wijze van recreëren, buiten God om. Hierin is geen werkelijke rust. Elia maakt zijn testament openbaar; „begeer". Het is een geestelijk testament. Het zijn geen materiële zaken, die hij aan Elisa kan geven, geen spaarbankboekje, geen huis, niets van dat alles.

Wat is uw vraag? Hoe krijg ik aandacht voor het geestelijke? Hoe wordt mijn hart van al dat materiële losgemaakt? Door de kracht van de HeiUge Geest en het Woord.

wordt vervolgd Ooltgensplaat T. W. v. B. V.D.M.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1980

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

Overdenking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1980

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's