Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HANS VAN DE BERGHOOGTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HANS VAN DE BERGHOOGTE

VERVOLGVERHAAL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam - H. A. van Bottenburg N.V.

47-

„Niet dagelijks tobben Hans", had mijnheer Wagner hem ernstig voorgehouden, „daar schaad je je zelf en je werk mee. 't Rustig overgeven, 't altijd maar weer in je gebed neerieggen en om wijsheid vragen, zo nlóet 't goed komen". 't Is als voelt hij nog de stevige handdruk van zijn weldoener. Vertrouwen moesthij, dat zijn weg bepaald werd. Was hij deze middag bij een dienst in de St. Paul's Cathedral daar ook niet bij bepaald toen 't koor zo gevoelvol tong:

O God, oj Jacob by Whose hand Thy people still are fed. Who through this weary pilgrimage Hast all our fathers led.

O spread Thy covering wings around. Till all our wanderings cease. And at our Father's loved abode Our souls arrive in peace. Amen.

Ja, ook hij moest vertrouwen, dat op de bede, hem te leiden op zijn tocht door dit leven, de God van Jacob Zijn beschermende vleugelen over hem zou uitspreiden.

xXx

„Maria!"

„Max!" „Waarom schrik je van me?"

„Waarom schrik je van me?"

„Ik.... e.... ik schrik niet".

„Dat doe je wel, jok er maar niet om. Wat doe je hier op dit uur? Zo valt de schemer en je bent nog ver van huis. En dan, ga je nog de tegenovergestelde richting uit". „Ik mag toch gaan waar ik wil?"

„Ik mag toch gaan waar ik wil?" „Dat is te zeggen, je moogt natuurlijk

„Dat is te zeggen, je moogt natuurlijk gaan waarheen je wilt, maar watje nu doet is belachelijk. Je maakt mij niet wijs, datje nu nog naar boven moet, wandelen doe je op dit uur ook niet alleen en zéker niet op deze eenzame weg. Kom er maar vooruit, je wacht op iemand".

„Als je het weet, waar vraag je dan naar?"

„Daar heb je ook eigenlijk gelijk aan. Ik kan je beter in je gezicht zeggen dat ik weet op wie je wacht. Je staat hier op Hief te wachten, die vermoedelijk nog van boven moet komen. Durf eens te zeggen dat het niet waar is?" „Ik loop wel eens meer met hem mee". „Wat! Wel-eens-meer? Worden jullie de laatste tijd niet meer samen gezien dan mag?"

„Van wie mag? Wat gaat dat anderen aan?"

„Mij gaat dat aan. Je bent nog altijd aan Hans verbonden".

„Hans ging in Holland toch ook met een ander". „Dat is een leugen. Wat daar is voorge

„Dat is een leugen. Wat daar is voorgevallen weetje precies. Hans heeft je eerlijk geschreven welke fout hij gemaakt heeft, maar dat haalt hier niet bij. Dit moet uit zijn, Maria! Hoor je dat? Dat zeg ik niet om over je te bazen, maar voorje bestwil". „Mrjn bestwil! Daar trekken jullie je nogal wat van aan".

Max was naast het opgewonden meisje gaan staan, legde zijn hand op haar schouder en zei zacht: „meen je watje zegt Maria?" „Ja!"

„Dat kan je niet menen en ik wéét datje 't niet meent. Je bent geschrokken en daardoor wat uit je evenwicht. Luister eens kind, ik heb eenmaal té veel van je gehouden om je vandaag of morgen in de goot te zien liggen, want daar gaat het naar toe".

„Ben je me expres nagelopen?" „Neen, ik kwam zoals je zag van de tegenovergestelden kant". „Quasi misschien". ,,Neen, niet quasi, dit heeft zo moeten

,,Neen, niet quasi, dit heeft zo moeten zijn. Kijk eens, er wordt de laatste maanden links en rechts over je gesproken". „Ze moeten hier altijd wat te kletsen hebben".

„Neen, jij brengt je zelf in opspraak". „Waarmee?"

„Dat weetje heel goed, dat heb ik je niet te zeggen. Jij weet best, datje te veel bij Hief aan huis komt".

„Och wat, 't zijn gezellige mensen". „Die vrouw moest wijzer zijn, dit loopt verkeerd uit".

„Maken jullie je maar niet bang". „Ik maak me ongerust,Maria".

„Jij? Wilde je me misschien wijs maken, dat je nóg om me gaf? Jij, die Martha trouwde?" „Maria!!"

„Ja zeker, dat is toch zo\ „Heb je mij indertijd niet zelf afgeVezen? Toen ik je vroeg, was je nog niet van Hans, nu had Üc mijn hand niet naar je uit mógen steken".

,„Wel gewild zeker!" „Kind wat zeg je dat bitter. Had je dan nu.... e.... gewild.... e.... gehoopt, dat ik je andermaal zo\> vragen?" Zwijgend, atjgewend gezichtje.

Zwijgend, atjgewend gezichtje.

„Marietje?"

„Wat geeft het of ik daar op antwoord."

„Omdat ik 't graag zou weten."

„Belangstelling zeker, die heb ik niet noodig."

„Je bent er nu niet direct op vooruit gegaan nadat je bij Hief aan huis gekomen bent."

„Onzin, groote onzin."

„Neen, dat is geen onzin, maar werkelijkheid. Je moet daar minder komen, die menschen deugen niet voor jou, die man zeker niet, met zijn gluiperige gezicht en schuwe oogen die je nooit aanzien." „Aan den één mankeert dit, aan de ander weer wat anders."

„Vanzelf, we zijn geen van allen volmaakt, maar hier dreigt voor jou gevaar." „Wat haal je toch in je hoofd?"

„Ik ben de enige niet, Maria, die zoo over hem spreekt. Die menschen hooren hier niet."

„Ze zullen hen toch moeten dulden, hij heeft zijn aanstelling."

„Een voorlopige dan altijd." „Wat een voorloopige, hij heeft me zelf verteld aangesteld te zijn." „Hij zal je wel eens meer iets wijs

„Hij zal je wel eens meer iets wijs gemaakt hebben. Misschien stookt hij je wel tegen Hans op. Waarom geef je Hans zijn woord niet terug, als je niet meer om hem geeft." „Wie zegt dat?" x

„Je handelingen wijzen het uit." „Lees je onze brieven?" „Nu, die zullen nog wel beneden peil

„Nu, die zullen nog wel beneden peil zijn."

„Dat kan toch niet anders, als je al zoo lang van elkaar bent. Waarom tnoest hij nu eerst nog weer naar Londen gaan?" „'t Was me ook maar geen aanbod. Maar daar ging het nu niet over. Die kwestie lossen jullie straks samen maar op.' Ik wil je alleen als broer van Hans zeggen, dat ik je verbied met Hief te gaan." „Wat te gaan?"

„Hier 's avonds in het donker met Hief te loopen. Als die vrouw dat dan niet erg vindt, wij nog wel. Die kerel rust niet voor hij je ongelukkig gemaakt heeft."

„Ik kan anders nog best op mezelf passen, daar heb ik jou niet voor noodig." „Voel je nu toch niet, dat dit alleen bezorgdheid voor je is?"

„Goed, bezorgdheid dan, maar ik heb je bezorgdheid niet noodig."

„Noodig of niet, je laat het in 't vervolg. En zeg hem dan uit mijn naam, dat-ie zijn leven niet zeker is, als jou iets overkomt." „Ik zei je toch straks al, dat ik best op mezelf kan passen."

„Blijf dan maar in dien waan, maar denk aan mijn woorden. En nu naar je moeder, daar hoor je op dit uur en niet als meisje alleen op de weg. Ik loop met je mee."

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1981

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

HANS VAN DE BERGHOOGTE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1981

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's