Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hans Van De Berghoogte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hans Van De Berghoogte

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam - H. A. van Bottenburg N.V.

Hans vond terecht, dat ik als vader wat meer van hem behoorde te weten, als hij eventueel plan mocht krijgen om jouw hand te vragen".

„Vindt u het dan nu goed, vader?"

„Kahn meisje, kabn, hij hééft nog niets gevraagd".

„Ik weet zéker dat hij komt Neen, natuurlijk mag ik hem niet schrijven".

„NeenRudi, dat gaat niet, dat voel je zelf wel. Maar ons meisje is nu eenjaar lang zó flink geweest! is 't niet moeder?"

„O, heb je het haar verteld?"

„Ja, toen ik vanavond weer een brief kreeg, dacht ik: nu zeg ik 't haar".

„Daar ben ik blij om. Mag zij ze nu ook lezen vader?"

„Daar moet ik nog eens ernstig over nadenken".

„Ik zie aan uw gezicht dat u 't doet vadertje".

„Daar kon jij je nu wel eens in vergissen meisje. Pas op mijn haar, je brengt 't helemaal in de war".

„Ik wil de hele avond voor moeder en u spelen".

„Alleen daarom?"

„Neen, hoor, ik zou het toch wel gedaan hebben, ik plaagde alleen maar even. Dat gelooft u toch wel?"

„Ja kind, dat weet ik, hoewel, dat moetje me eerlijk toegeven, je ons de laatste tijd karig bedeelde".

„U heeft gelijk, ik kóh er moeilijk toe komen. Iets vrolijks was meestal geforceerd, aan overgave was ik niet toe en bij de één of andere klacht, liepen me de tranen over de wangen, die ik ter wille van moeder en u ongemerkt liet verdwijnen om de huilpartij later op mijn kamer voort te zetten".

„Ja, ja, dat begrepen we wel. Maar nu nog iets. Je zei zoeven: aan overgave was ik niet toe. Hoe zit dat? Dat klopt niet met het gesprek dat we laatst samen hadden, naar aanleiding van een preek die ik gehouden heb. Toen vertelde je me toch spontaan, 't overgegeven te hebben, als het moest zelfs afstand te kunnen doen. Kijk eens kind, aan watje mij die avond zei, heb ik geen ogenblik getwijfeld, omdat ik wist, dat het je volkomen ernst was, maar.... ik had toen al wel kunnen vertellen, datje daar niet bleef, of met andere woorden, dat er wel weer eens een tijd zou komen dat je er niet zo makkelijk onder was, datje nog altijd vasthield, wat losgelaten moest worden, 't Leven is nu eenmaal een gestadige strijd, gaat met vallen en opstaan gepaard".

„Ik ben zo blij vader, dat u geloofde dat wat ik toen zei, volle waarheid was. Maar u heeft gelijk, dat makkelijke, die volkomen overgave is niet gebleven. Soms na veel strijd was het er weer en dan.... dan was ik het weer voor weken kwijt. Ik drukte me straks ook niet goed uit, ik zei: „aan overgave was ik niet toe" en ik had moeten zeggen: was ik „meestal" niet toe".

„Juist zo begrijpen we elkaar beter".

„Is Hans nog m Londen, vader?"

„Toen hij mij zijn laatste brief schreef ja, maar hij verwachtte bericht van mijnheer Wagner, weer naar Holland terug te komen".

„Dan gaat hij natuurlijk weer naar oom Ernst en tante Guus".

„Dat zal zeker wel, 't was daar geloof ik een graag geziene gast".

„Ja, hij kwam er veel". „Ja, ja".

„Ja, ja". „Ik ben opeens zo gelukkig, vader!"

„Ik ben opeens zo gelukkig, vader!" Weer laat Rudi haar hoofd tegen vaders hoofd rusten en enkele, puur uit geluk te voorschijn gekomen, tranen in zijn haar verdwijnen.

Zacht streelt dominee Seller de hand van zijn enig kind, dat zo gelukkig is, nu er een vreemde om haar staat te komen. Heel menselijk komt een ogenblik een gevoel van jalouzie naar boven. Maar dat mocht niet! Was dit alles niet 's werelds beloop? Was dit naar alle waarschijnlijkheid Gods weg niet? En dan, er was nu toch geen enkele reden meer zich tegen deze verbintenis te verzetten? Zou hij Hans dan maar zeggen, dat hij Rudi eens schrijven mocht? Of zou hij wachten totdat de jongen daar zelf om vroeg? Was da't eigenlijk niet beter?

„Vader en Rudi, komen jullie eten?"

„Is 't al zo laat moeder?"

„Ja, jullie vergeet geloof ik beiden de tijd".

„Dat is Rudi haar schuld".

„Ik ben er al, moedertje en luistert u eens! Vanavoni^ nodig ik vader en u uit tot het bijwonen van enkele nummers gewijde en ongewijde muziek waarbij uw lievelingsstukken „Ave Maria" en het „Largo van Handel" niet zullen ontbreken". „Maar dat is fijn! Ik verlang nu al naar

„Maar dat is fijn! Ik verlang nu al naar vanavond".

-0-

De gezellige pastorie-huiskamer is in schemer gehuld. Het grote middenlicht uit, alleen in verschillende hoeken een gezellig schemerlampje aan. Eén goed Uchtgevend naast het orgel waar Rudi, stralend van geluk, zoals vader en moeder haar in geen maanden zagen, de lenige vingers over de toetsen laat glijden. Wat zal 't worden? Waarmee zal ze beginnen? Zoekend naar de juiste melodie bewegen de vingers haast onrustig van hoog naar laag. 't Is alsof zij geen keus kan maken. Dan, als weet zij het opeens, slaat de rechterhand enkele bladen om van het dikke boek vóór haar, terwijl de linkerhand de toetsen spelend vasthoudt Voor haar staat „Onze Strijd" van Handel. Neen, nu geen voorspel, geen inleiding meer. Rustig gedragen begeleid haar zuivere stem de woorden:

Worstelend,gebeden, dicht bij uw Heer, Biddend gestreden, 't geldt 's Koningseer

Zie op uw Koning, zie hoe Hij streed, Ver van Zijn woning droeg Hij uw leed.

Worstelend gebeden, dicht bij den Heer. Biddend gestreden, telkens weer....

Ja, vader en moeder merken de anders zo zuivere, nu trillende stem wel op. Verstaan wel, wat ze hun langs deze weg meedeelt Maar ze wisten het toch wel, waar hun Rudi de kracht gevonden had! Kracht om zich nagenoeg volkomen te herstellen, al was dit met vallen en opstaan gepaard gegaan.

Na een korte zachte aanslag eindigt Rudi Handels „Strijd" om, na eerst nog vaders en daarna moeders lievelingsmuziek gegeven te hebben, rustig met Paul Gerhard te eindigen: - Uw trouw en uw genade

Uw trouw en uw genade

o Vader! weet zo goed.

Wat onze ziel tot schade

Ofwinste worden moet.

Laat Hem besturen, waken.'

't Is wijsheid wat Hij doet.

Zo zal Hij alles maken.

Dat g'u verwonderen moet.

„En.... kleine kabouter, hoe voel je je in deze hoge zwijgende eenzaamheid? Ja, ik zie het wel, een beetje beklemd, heel gewoon hoor!"

„Ik vind het overweldigend mooi hier boven en toch zou deze woeste eenzaamheid mij op de duur zwaarmoedig maken".

„Dat kan niet anders. JuUie mensen uit de lage landen bij de zee, wennen hier zelden. Maar al zeg ik het zelf, je moet hier geboren en getogen zijn om deze eenzaamheid lief te hebben".

„Kijk, nu die stralende zon alles rondom in licht en schoonheid zet, valt er hier alleen maar te bewonderen, maar, toen een paar dagen geleden alles als in damp en mist gehuld was, kon ik alleen al huiveren bij de gedachte hier voorgoed te moeten wonen".

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 12 mei 1981

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

Hans Van De Berghoogte

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 12 mei 1981

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's