Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking uit de Heilige Schrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking uit de Heilige Schrift

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

RECHTSPRAAK

„Komt dan, en iaat ons samen ' rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw, al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol".

Kijk, daar staat een man op straat. En om hem heen staan een aantal mensen. We bekijken het van een afstandje en we zien, dat die man druk staat te redeneren. Het schijnt dat hij iets aan het vertellen is, wat hem hoog zit. En als we aan een voorbijganger vragen: „Wie is die man?" krijgen we ten antwoord dat dat Jesaja de profeet is. Horen we het goed? Zit er wat laatdunkends in de toon waarop het gezegd wordt? Dat kunnen we ons toch maar moeilijk voorstellen. Een profeet met zo'n prachtige naam: Jesaja: de Heere redt, de H?ere helpt. Als dat de boodschap is die hij verkondigt, dan hoef je niet laatdunkend over hem te spreken. Zo iemand zou eerder op de handen gedragen worden.

Laten we ook eens luisteren. „Hoort gij hemelen en neem ter ore gij aarde, want de Heere spreekt: Ik heb kinderen groot gemaakt en verhoogd, maar ze hebben tegen Mij overtreden. Een os kent zijn bezitter en een ezel de krib van zijn heer, maar Israël heeft geen kennis, mijn volk verstaat niet". Van schrik doen we een stapje terug. Dat is geen evangelieverkondiging, dat is oordeelprediking. Dat is niet de verkondiging dat de Heere helpt en redt. In Naam van God zegt de profeet dat de meest domme dieren nog meer verstand hebben dan het volk Israël. Het volk zijn kinderen die de Heere heeft opgevoed, maar zij hebben die opvoeding helemaal overboord gegooid. Dat is verschrikkelijk. Dat geeft bij ouders ook een groot en pijnlijk verdriet, als vlees en bloed je op het hart trapt.

En dat nu heeft het volk bij de Heere gedaan. Nee, dat is geen prettige boodschap en we kunnen ons voorstellen, dat er een aantal mensen boos bij Jesaja weglopen. Anderen gaan er tegenin: „dat zeg je nu wel Jesaja, maar is dat wel waar? Kijk eens naar de grote feesten, die we trouw vieren. Kijk eens naarde offers, die in grote getale worden gebracht. Is het wel waar watje zegt?"

Ja als we kijken naar het uiterlijke leven van het volk, dan schijnt alles prima in orde te zijn. Je kunt erniets op aanmerken, en toch is het helemaal niet goed. Want het hart is er niet bij betrokken. De godsdienst is beperkt tot de tempel en daarbuiten wil men het zelf voor het zeggen hebben. Daar heeft de Heere een gruwel aan. Vol afschuw went Hij Zijn hoofd er van af. Hij kan niet tegen schijnheilige vroomheid. Hij vindt niets erger dan dat we doen alsof. Laten we dan bij onszelf maar eens nagaan hoe dat is. Zijn wij misschien ook zo, dat we de godsdienst alleen beperken tot de diensten op de zondag, maar daarbuiten vinden we het helemaal niet erg om iemand te bedriegen en op te lichten? Als dat zo is, dan heeft de Heere daar een gruwel aan. Dat kan hij niet zien.

Nee, laten we nu niet gaan piekeren, wie dat zou kunnen zijn. Dat zijn u en ik. Dat leeft in ons aller hart. En daarom vallen we allemaal onder dat oordeel Gods. Want we proberen altijd weer met goede werken iets te worden. Hier blijkt dat het waar is, wat de dichter van Psalm 139 zingt: „Heere, gij doorgrond en kent mij". Hij kijkt dwars door ons heen en ziet naar het hart. En dan blijkt dat we allemaal van één lap zijn gescheurd.

Nu nodigt de Heere: „Komt dan en laat ons samen rechten. Komen tot de Heere om samen de balans van het leven op te maken. Wat hebben we gedaan met het Woord, met het evangelie, dat ons week in week uit wordt verkondigd?" Ja, dan kunnen we alleen maar vol schuldbesef tot Hem komen. We kunnen niet anders dan voluit onze grote schuld belijden: ,,tegen U, U alleen heb ik overtreden en gedaan, wat kwaad was in Uw ogen". En wie komt er nu zo tot de Heere? Nee, daar is niemand die dat van nature doet.

Is dan het roepen van de Heere niet tevergeefs? Nee, want toch zijn er mensen, die komen, vol van schuld en met een belijdenis van schuld op hun lippen. Hoe dat kan? Omdat de Heere zelf tot hen komt. Omdat Hij komt in zijn Woord, dat zelfs vlees geworden is, daarom kunnen er mensen komen tot Hem. Zij komen om dat Hij trekt! Wat een troost ook tegelijk. Want zo behoeven we ons niet mooier te maken dan we zijn. We mogen komen tot Hem zoals we zijn: beladen met schuld, met niets anders dan zonde, met al onze uiterlijke godsdienst, met onze onverschilligheid, met dat weerspannig hart, dat we altijd in ons omdragen. Met al ons hebben en niet hebben, mogen we komen en dat ook allemaal voor Hem uitspreken. Daartoe nodigt Hij dringend en dwingend. Dat doet Hij iedere keer als het Woord uitgaat. „Kom tot uw Heiland toef niet langer". Komt tot Hem voor dat het te laat is.

Nee, doe niet zoals dat jongetje dat altijd maar weer uitstelde. Op een keer kwam zijn grootvader, van wie hij heel veel hield om hem mee te nemen voor een logeerpartij. Maar opa had niet veel tijd en moest direct weg. Zijn moeder riep hem, maar hij zei, dat hij zo kwam. Toen hij eindelijk na een half uurtje kwam vragen waarom moeder hem geroepen had, was opa alweer vertrokken en had zijn zusje meegenomen. Groot was zijn verdriet, maar moeder zei: „dan had je maar direct moeten luisteren. Nu is het te laat".

Laten we dan al onze tegenargumenten maar eens aan de kant zetten en gaan nar de Heere. Hij nodigt ertoe uit om tot Hem te komen om samen met Hem een rechtsproces te beginnen. Hij nodigt zijn volk uit om maar uit te spreken wat ze gedaan hebben. En dat alles legt Hij in Zijn weegschaal en weegt het en meet het aan de hand van het Woord. Wijzen ze op de erediensten, die ze in stand houden, dan wijst Hij naar hun handen, waaraan bloed kleeft. En al die dingen zijn mis-daden, omdat het hart mis-dadig is. Nee, dat blijkt niet in grote dingen, vaak in die hele kleine dingen komt dat openbaar. In gedachten zelfs. En dan is het maar goed dat een ander niet kan gedachtenlezen. De Heere doet dat wel.

Nee, als we naar de Heere gaan om samen met Hem een recht proces te beginnen, dan kunnen we Hem niets goeds aanbieden dan een paar vuile handen. Dan zullen we ook racicaal worden veroordeeld, denkt u wellicht. Kijk eens naar die ene Naam, die in de tekst wordt onoemd. HEERE. Dat is de God van het verbond. Die naam, waarmee hij zeggen wil dat zijn barmhartigheden geen einde hebben. Daarom als we komen tot de Heere, dan kunnen we Hem niets van onszelf aanbieden, maar dat doet ons pleiten op die Naam, En dan blijkt het, dat het waar is wat de naam Jesaja betekent: de Heere redt, de Heere helpt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1981

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

Overdenking uit de Heilige Schrift

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1981

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's