Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Taalpraatje

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Taalpraatje

HAARD

4 minuten leestijd

Vroeger gebruikte men in plaats van haard meestal het woord heerd en ook tegenwoordig komt heerd nog voor in bepaalde streken, onder andere in Groningen, Drente, Overijssel, Gelderland, oostelijk Utrecht, Brabant en Limburg. Behalve de betekenis stookplaats, wordt

Behalve de betekenis stookplaats, wordt met haard ook aangeduid de vloer van de stenen of estrikken rondom de schouw. Dat was vooral in de winter als het hout in de haar gezellig knetterde, een best plaats^ je. Het hoekje van de haard was het warmste plekje van het huisje onder de ouderwetse schouw. De Fransen noemen dat „Ie coin du feu". Vandaar wellicht de zegswijze: ,,dat zegt men alleen in het hoekje van de haard". Dat betekent: in de eigen, vertrouwde of vertrouwelijke omgeving. Zo vermeldt de spreekwoordenkenner

Zo vermeldt de spreekwoordenkenner Tuinman de uitdrukking: „In het hoekje van den haard, daar de monnik doodvroor" (vaak met toevoeging: is dat gebeurd). Dat wil zeggen: nergens of nooit. Het is immers ondenkbaar dat een monnik zou doodvriezen bij de warme haard. Zo is de „huiselijke haard" een ver

Zo is de „huiselijke haard" een versterking van deze goede plaats. Het spreekwoord „eigen haard is goud waard" duidt eveneens op het waardevolle bezit van een eigen huis. Beter dan in de vreemde te wonen.

Sommige mensen maken er een gewoonte van achteraf te zeggen, als ik zus of zo had gedaan, als ik daaraan had gedacht, was het niet gebeurd. Daarvan is de oude zegswijze afgeleid: „Asch ligt aan den haard". Asch (as) is dan een woordspehng met „als". Vergelijk: „as is verbrande turf en als hadden komt is hebben te laat". Wat voorbij is, is voorbij. Er is niets meer aan te doen, gedane zaken nemen geen keer.

In tegenstelling tot de warme haard, sprak men van een koude haard (ook blote haard) als het vuuruitwas. Vandaan „Die weinig wint en veel verteert, vindt op het laatst een blote heerd".

De oude zegswijze: „Ergens de stenen van den heerd verslijten" betekent bij iemand te veel over de vloer komen. Vergelijk: ergens de drempel plat lopen. Zo kende men de uitdmkking „over heerd wonen". Dat werd gezegd van mensen, die geen eigen woning hadden en bij anderen als kostganger kost en inwoning genoten tegen betaling. In de Zaanstreek noemde men de af

In de Zaanstreek noemde men de afgesloten ruimte bij de stookplaatsen van de voormalige papiermolens (naast de kuip) de heerd of het heerdje. Dat was een soort van kamertje voor de knechten om te eten of zich te verwarmen. In het oosten van ons land, in Drente en

In het oosten van ons land, in Drente en Gelderland, kreeg het vertrek, waar moede de vrouw kookte en waar men samen at, eveneens de naam van de heerd, vooral in boerderijen.

De haard zag men dikwijls als een symbool van huiselijkheid en geborgenheid. Het is daarom niet vreemd, dat een bekend geïllustreerd familieblad uit vroeger tijden de titel droeg „Eigen Haard".

Die huiselijkheid en geborgenheid bij de vroegere haard is in onze moderne tijd terug te vinden in een nostalgisch terug naar die „ouwe tijd". De „open haard" is helemaal „in". Een ander voorbeeld daarvan is de in zwang gekomen zitkuil, een imitatie van de haardkuil uit vervlogen tijden. De haardkuil was een open plek in de vloer, een stookplaats, die de haard moest vervangen.

Van heimwee getuigt „op vreemde haart, ziet men dikwijls thuiswaarts". In het buitenland of onder vreemden verlangt men vaak naar eigen huis of eigen omgeving.

De gemene haard (gemeen in de betekenis van gemeenschappelijk) was de haard in een herberg, het verzamelpunt van de gasten in de gelagkamer. Vandaar het oude spreekwoord: „Men kent geen waard (ook wel gastheer) voor dat men met hem gaat over de haard". De betekenis was: wil men iemands ware aard leren kennen, dan moet men eerst met hem omgaan".

We besluiten dit taaipraatje over de haard met het van voorzichtigheid getuigende „Het baardje rondkijken". De overdrachtelijke betekenis hiervan was: men moet niet alles voetschoots aannemen, maar eerst kennis nemen van de handel en wandel van zijn medemensen. Afgeleid van de letterlijke betekenis: eerst eens rondkijken hoe het huishouden reilt en zeilt

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1984

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Taalpraatje

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1984

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's