Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BROOD UIT HET WATER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BROOD UIT HET WATER

r VERVOLGVERHAAL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

G.F.CallenbachB.V.—Nijkerk

Toen hij net voor de havenmond was, gaf hij de boom even aan Dirk de Niet over. Luid gilde hij:

— Dag vrouw, dag vrouw, dag Neel, dag Neel.... Dat laatste was voor Neel Pikhaan bedoeld. En die antwoordde meteen:

— Dag Wijnand, dag Wijnand, de zegen en gezondheid. Tóen was hij tevreden. Want hij zou geen rust hebben, zonder de groet van Neel Pikhaan te zijn gaan varen. Weinigen dat dat trouwens lekker. Het verhaal deed de ronde, dat een schipper, die Neel Pikhaan eens verachtte, eenjaar maakte zo slecht, zo slecht. Op een keer voeren twee Vlaardingse loggers middernacht bij Doggersbank tegen elkaar. Drie mannen verdronken. Die drie mannen waren zonen van Neel Pikhaan. Sedertdien voeren Wijnand Hoogendijk en vele anderen zonder haar groet met vrees uit. Bij binnenkomst ontving Neel altijd een zootje. Niemand die het haar, zonder scha te vrezen, zou weigeren.

Arend-Michiel van Roon en Aai van Noordt stonden samen op de plecht tijdens het uitvaren. Ze hadden elkaar alweer gevonden. Ze spraken geen woord, toch wisten ze dat het goed was. Naar de mensenkluwen op het Hoofd gluurde Arend-Michiel. De afstand was nog niet groot. Hij zag Wil staan. Hij tikte aan zijn pet, want ze was tenslotte nu kantoorjuffrouw. Toen trilde er iets heerlijks in hem. Haar hand ging omhoog en haar mond trok zich fijntjes tot een lach. Wil, Wil, zong het in hem. Wil... Hij wist het nu helemaal zeker — gek dat hij daaraan twijfelen kon — ze was hem nog niet vergeten. En al duurde die reis jaren, zij zou hem nooit vergeten.

Op gevaar af astrant te worden, tik hij toen nog eens aan zijn pet en hij zag toen hoe ze weer zwaaide. Nu moest hij ophouden, het was welletjes. Hoewel hij het in zijn hart nooit welletjes vond.

Op de kant liep ook Francien, de vrouw van Aai van Noordt, mee. Haar gang was zwaar, vanwege het kind dat zij verwachtte. Bij het Hoofd, daar waar de logger de rivier opvoer, bleef zij staan. De ogen van Aai waren niet van haar af

— Dag Francien, riep-ie.

— Dag Aai, dag Aai, dag, hij zal naar je hieten hoor, hij zal naar je hieten.... Hij riep nog:

— Hou je maar taai, hoor. En Francien stak haar hand op, want aanschreeuwen was toen al niet meer mogelijk. Hij zwaaide terug. De stroom pakte het schip. De afstand werd steeds groter. Het deerde hem niet. Half in de rivier kwam er een vlies voor zijn ogen. Hij zag Francien in bed liggen en ze had het zwaar. Na uren bracht ze een kind ter wereld. De baker nam het op. Sprekend je man, zei ze. Sprekend je man. Ja, dat zei ze. Hoe zal-ie hieten? En Francien zei: Aai, naar z'n vader.... Een nieuwe Aai van Noordt.

Toen hij het vlies voor zijn ogen had weggewist, zag hij dat De Wisselvalligheid uit het gezicht van de Vlaardingse haven was. Wat had hij zich weer dik gemaakt. Het kon immers nog weken duren. Maar onderweg naar het vrondel mompelde hij tegen z'n eigen: dan zullen ze eens zien wat er van al die praatjes waar is, dat het van een ander is....

* * *

De eeuwen hebben het de vissers geleerd: de haring trekt, van noord naar zuid, van Shetland tot het Nauw van Calais. Wie ze vangen wil, zal er achteraan moeten, van juni tot december. En ze gaan er achteraan, zoveel eeuwen als het bekend is. De wilde jacht erop zet duizenden in spanning.

De vloot van Vlaardingen koos zee. Er woei een flauwe bries. Het was hartje zomer. De zeilen wilden nauwelijks bollen. Vredig lekten de golfjes de schepenlijven. De zee zelf, zon-overgoten, leek wel een grote zilveren plas. De windzak boven de bezaan hing als een stropdas om de mast.

Uren dobberden de loggers bij elkaar. De een ging niet harder dan de ander. Ze hadden alle dezelfde koers: noord-in, naar Shetland. Vier-, vijfhonderd mijl zeilen. Wijnand Hoogendijk keek, voor hij de kooi inschoot, de lucht aan. Het zinde hem niet. Hij voelde, als 't op zeilen aankwam, liever wind dan zon. Dirk de Niet, die aan zijn gezicht zag dat hij wat anders wou, zei: — Ouwe, je moet maar denken: wij-geen-wind, zijgeen-wind....

Maar Wijnand sprak, met een gezicht als een onweerswolk:

— Of d'n heer de boel van dobberen in stand kan houwe.

Toen ging hij achterin met de boodschap, dat ze hem alleen bij bijzonderheden moesten roepen. Met dit weer konden ze de meiden wel naar zee sturen. 's Avonds, zo omstreeks het zetten van de vuren, kwam

's Avonds, zo omstreeks het zetten van de vuren, kwam er een klein tochtje, waarvan meteen gebruik werd gemaakt. Wijnand voelde het blijkbaar beneden direct. Want geen twee minuten later stond hij aan dek. Hij was, dat wist elkeen, een merakel scherp zeiler. Hij nam ook nu een aparte koers, een streekje westelijker dan de anderen.

Een paar uur nadien zagen ze niemand meer. Maar de andere morgen was het weer hetzelfde liedje: de zon kwam, het beetje wind, datwoei, vlakte af tot een zuchtje. Nauw-aan logden ze van anderhalf tot twee mijl per uur.

De Wisselvalligheid kon er acht halen. Arend-Michiel stond met een paar andere matrozen aan dek. Er werd niet veel gezegd. Dries Storm vertelde het meegemaakt te hebben, dat ze veertien dagen nodig hadden om Lerwick-baai te bereiken.

Aan de horizon zagen ze een rookpluim en even later een schip. Arend-Michiel wees ernaar: dat moeten we hebben, zei hij. Meer tegen zichzelf dan tegen de anderen.

Gerrit Krab viel hem direct bij, maar dat was ook de enige.

Giel van Deventer zei:

— Kolen kosten centen en de wind laat God voor niks waaien....

En Dries Storm zei:

— Stoom: voor ons harder werken en voor de heren meer percenten....

Arend-Michiel voorspelde grimmig: — Maar zo gaan we naar de kelder. Uit het vrondel werd geroepen: — Tijd voor een bakkie....

De een na de ander ging omlaag. Ze deden een bakkie en de meesten kropen daarna in de kooi. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 7 mei 1985

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

BROOD UIT HET WATER

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 7 mei 1985

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's