Waterschap �Goeree Overflakkee" wil kustbeheer alleen indien budgettair neutraal
Sluiswachterswoning Dirkslandse Sas wordt verkocht
Zéér ongaarne heeft dykgraaf van Kampenhout vrydagmiddag de Verenigde Vergadering van het Waterschap moeten confronteren met de noodzaak voor volgend jaar de omslag per ha met ƒ 2,- te verhogen tot een bedrag van ƒ 190,- waarvan, na aftrek van een restitutie, het flakkeese gebied ƒ 175,- en het Goereese gebied ƒ 150,- in rekening wordt gebracht Eigenlijk was een verhoging van minstens zes gulden nodig geweest, maar dykgraaf en heemraden kozen, de magere jaren van landbouwend Flakkee in acht nemend, liever voor de toepassing van bezuinigingen zodat het met de verhoging van de gevraagde twee gulden volgend jaar nét lykt te zullen lukken als Waterschap een weliswaar zuinig-, maar net nog geen „armoedig" bestaan te leiden.
Dat betekent ook dat voor de aanleg van duikers geen gebruikte pijp, vrijgekomen uit ruilverkavelingswerken, behoeft te worden gebruikt, zoals door een zuinige hoofdingeland werd voorgesteld, maar wel betekent het dat de „vernieuwbouw" van het Waterschapshuis op een lager pitje is gezet dan men zich had voorgenomen. Het werk is begroot op 1,5 miljoen. Eerst medio volgend jaar kan de Verenigde Vergadering een nader uitgewerkt plan en voorstel tegemoet zien. Van dat uitstel zal overigens geen afstel kunnen komen omdat het het Waterschap geboden is een nieuwe archiefruimte te bouwen en er ook plaats zal moeten worden gemaakt voor de personele uitbreiding i.v.m. de overname van het Rijk van het kustbeheer, welke overdracht volgens de verantwoordelijke bewindsvrouwe Min. Smit-Kroes al zo goed als „gepiept" is, maar de dijkgraaf liet weten dat de Minister zich met die uitspraak wat vergaloppeert. „Ze is daarin wel zeer optimistisch, om niet te zeggen dat ze een fata morgana heeft gezien", zo ontzegde de dijkgraaf haar een al te groot enthousiasme, omdat het Waterschap geen partij wil zijn wanneer de overname niet budgettair-neutraal zal zijn, m.a.w. wanneer het voor het Waterschap maar geen extra lasten met zich brengt, een onderhandelingsvoorwaarde die door de Verenigde Vergadering krachtig werd onderstreept, nadat men al gehuiverd had bij de beluisterde gedachte dat overname van het kustbeheer de omslag per ha wel eens met ƒ 40,- omhoog zou kunnen stuwen, maar gelukkig bleek dat een gegeven dat niet op de meest solide informatie stoelde. De Minister wordt verondersteld serieus te nemen wat dijkgraaf en heemraden over de overname van het kustbeheer in hun aanbiedingsbrief bij de begroting 1988 schreven: „bestuurlijk, juridisch en technisch zijn we daadkrachtig genoeg om het kustbeheer uit te oefenen maar de financiële draagkracht is daartoe onvoldoende".
Trouwens, zo vroegen meerdere hoofdingelanden zich in hun algemene beschouwing af, is het kustbeheer dan niet een zaak van nationaal belang waaraan ook het — verre — achterland zou moeten meebetalen? Hoofdingeland M. Verduin sprak de dijkgraaf op zijn bestuurlijke vaardigheid aan toen hij hem ervoor aanzag in Den Haag de juiste deur te vinden om daar de nationale verantwoordelijkheid voor het kustbeheer te bepleiten. Budgettair neutraal derhalve, dan zal het Waterschap zich gaarne de nieuwe inspanning getroosten.
Onzekerheid was er ook over het antwoord op de vraag of het wegenbeheer bij het Waterschap zal blijven of dat dat naar de Gemeenten overgeheveld zal worden. Het zijn de Provinciale besturen in den lande die daar voor 1 maart volgend jaar een beslissing over moeten nemen. De Waterschappen willen, zo het wegenbeheer onder hen blijft, wel een rechtstreekse doeluitkering om hen dat beheer financieel mogelijk te maken.
Heemraad D. A. H. van Dis die de vragen daaromtrent beantwoordde acht de kans dat het wegenbeheer naar de gemeenten overgaat nog een „vrij grote". Los daarvan, maar wel rechtstreeks terzake de staat van onderhoud van de wegen vroeg dhr. van Dis alle hoofdingelanden een stuk zelfdiscipline te betrachten bij het gebruik van de wegen, vooral bij opdooi na een periode van vorst. Er worden dan weliswaar verbodsborden geplaatst die de zwaarte van het verkeer aan een maximum binden maar de eerlijkheid gebiedt dat op naleving daarvan nauwelijks controle kan worden uitgeoefend. Negeren van die uitdrukkelijke beperkingen leidt tot schade aan de wegen en het herstel daarvan is vervolgens weer van invloed op de hoogte van de omslag. Een zaak van eigen belang derhalve, zoals de dijkgraaf dat ook het gelden voor het nakomen van de keur op de waterbeheersing, waarmee zowel in het flakkeese-, als in het Goereese gebied wel eens een loopje genomen wordt. Ook omdat slordigheid in het schonen van de sloten en het onderhoud van de taluds zijn negatieve gevolgen op de omslag zal hebben zal het met elke tolerantie jegens nalatige ingelanden voortaan gebeurd zijn. De dijkgraaf verklaarde dat in een geval van nalatigheid te Ouddorp zal worden ingegrepen, de sloot wordt met de hand uitgedaan en de eigenaar ervan zal de rekening worden gepresenteerd. Bij de eerstkomende schouw zal zeer nauwlettend gelet worden op evt. gevolgschade van het te kort beploegen van de bovenkanten van de taluds, terwijl de keur bepaalt dat een afstand van 30 cm in acht moet worden genomen. Geconstateerde onzorgvuldig gedrag zal desnoods met bestuursdwang worden gecorrigeerd, zo liet de dijkgraaf weten. Op heel Goeree Overflakkee ligt zelfs 2400 km watergang - Manco in zoetwatervoorziening
Door de aanwezigheid van een zoute kwel in de polder Dirksland heeft het zoetwatercircuit tussen de gemalen Joh. Koert en het Ir. Smitsgemaal te Dirksland niet naar behoren kunnen functioneren. Er bleek bij de toegepaste doorspoeling zout water in het Zuiderdiep te komen vanwaamit het ruilverkavelingsgebied „de Stelle" zoet water betrekt. Na die kwalijke constatering werd vanuit het Zuiderdiep zoet water ook voor de Dirkslandse polders ingelaten maar uiteraard nam dat de zoute kwel niet weg. Op maatregelen wordt gestudeerd al moest heemraad Ste-houwer vrezen dat de oplossing vóór a.s. zomer niet gevonden lijkt te zullen zijn. In elk geval mag het gebied van de Stelle er op rekenen over zoet water te kunnen beschikken.
Wuivend graan • •• • Het zal misschien niet al te serieus zijn
Het zal misschien niet al te serieus zijn bedoeld toen dhr. M. Verduin uitMiddelhamis in zijn beschouwing het oog wierp op de braak liggende Hellegatsplaten en verklaarde daarop het graan al te horen ruisen. „Als extra berging bij hoog water is het na afsluiting van de Krammer- Volkerak niet meer nodig, waarom zouden we er dan geen dijk om leggen?" vroeg dhr. Verduin het College af, zich best bewust van de weerstand die b.v. natuurbeschermers daar tegen zouden laten horen.
Het leek het College, gezien de enorme overschotten die er zijn, niet de meest geschikte tijd om voor de bestemming van het natuurgebied tot landbouwgrond te pleiten, maar dat zal dhr. Verduin stellig zelf ook wel hebben begrepen? „Mocht er nog eens een periode van voedseltekort aanbreken dan is het gebied zo tot landbouwgrond getransformeerd" werd nog vanuit het College verklaard.
(slot)
In dit laatste artikel over de dissertatie van ds. Op 't Hof moet ik eerst even teruggrijpen op de voorlaatste bijdrage. Een venijnig zetfoutje heeft er namelijk voor gezorgd dat een van de laatste zinnen onbegrijpelijk was. Het ging over de (acceptabele) gedachte van de auteur dat veel aspekten van de middeleeuwse, roomskathoUeke vroomheid ónder het breukvlak Rome — Reformatie dóór in het Pietisme weer aan de oppervlakte zijn gekomen. Hij spreekt in dat verband over onderdelen van de devotie die destijds „niet leergevoelig waren". Dat lijkt me al te onbegrensd geformuleerd. Alsof (!) e bijbelse vroomheid is die geen relatie heeft met de leer der Schriften. Daarover ging het immers in het geding van de Reformatie.... (Zo had het er moeten staan).
Het boeiende boek van Ouddorps dominee loopt uit op de stelling dat de Nederlandse Nadere Reformatie zonder het Engelse Puritanisme ondenkbaar is. Hij w^st de invloed van de Puriteinse schrijvers duidelijk aan. Een bemiddelende rol speelden daarin de vertalers van de oorspronlfelijk in het Engels gestelde geschriften. Gedurende de periode 1598 -1622, een tijdvak van 25 jaar dus, werden welgeteld 60 Engelse piëtistische geschriften in Nederlandse vertaling uitgegeven. Dat is een niet gering aantal, zeg maar een imposante hoeveelheid. Het beeld wordt nog scherper als de edities in aanmerking worden genomen. In die 25 jaren zijn de vertalingen goed voor 114 drukken. Dit mag — zo beweert de schryver — voor die tijd enorm heten. Op grond van deze cijfers is de invloed al duidelijk. Dät er inderdaad van grote invloed sprake was, onderbouwt de auteur op nog enkele andere wyzen. Daaraan ga ik nu voorbij. Ik wil aan de hand van ds. Op't Hofs boek liever ingaan op een ander aspect; dit namelijk: waarin bestaat de geschetste invloed eigenlijk?
De auteur heeft de inhoud van de vertaalde werken terdege bestudeerd. Hoofdstuk IV geeft er 240 pagina's lang getuigenis van. Zijn uiteindelijke conclusie is dat het Puritanisme blijkens deze vertalingen iets eigens heeft. Allereerst valt op dat het innerlijke geestelijke leven en de daarbij behorende zielsprocessen en bevindingen uitvoerig worden beschreven. Een ver doorgevoerde beschrijving dus van de gangen van het bevindelijke leven. Denk bij voorbeeld aan de ordelijke weergave van de bekeringsweg. Maar hiermee is niet alles gezegd. De Puriteinen schreven niet alleen over het innerlijke leven; ze hadden ook grote aandacht voor de praktijk van het geestelijke leven. Nergens, zo schrijft Op 't Hof, wordt er zo konkreet en nauwkeurig regels gegeven voor de heiliging als in het Puritanisme. Tot in de kleinste bijzonderheden wordta het juiste gebruik van de geestelijke middelen voorgeschreven, zoals bijbellezen, gebed, meditatie, sabbatsheiliging en vasten. Met name ook de godsdienstoefening in het gezin krijgt gedetailleerde en methodische aandacht
Verlcoop sluiswachterswoning Dirlcslandse Sas
Unaniem ging de Vergadering mee met het voorstel van het College de sluiswachterswoning met aanbehoren en 1950 m^ grond op het Dirkslandse Sas bij inschrijving te verkopen. Ooit had het Waterschap nog het idee er een soort waterschapsmuseum(pje) te stichten maar nu de middelen schaarser worden meent men het onrendabele goed beter te gelde te kunnen maken en de opbrengst te besteden aan de vernieuwbouw van het Waterschapshuis. Het zal bij inschrijving worden verkocht; de gunning wordt even wel voorbehouden waarmee het College een voorwaarde heeft ingebouwd om er zeker van te zijn dat het monumentenpandje een waardige bestemming krijgt. De watermolen te Dirksland, een historisch bezit van het Waterschap is aangeboden aan de Stichting tot Behoud van de Flakkeese Molens, zo heeft de Dijkgraaf meegedeeld; de Stichtmg is althans gevraagd daarover met het Waterschap kontakt op te nemen. Verplaatsing
Verplaatsing bietenstortplaats
Overeengekomen werd de bietenstortplaats aan de Westduinweg te Ouddorp te verleggen naar de hoek West Nieuwlandseweg/Groeneweg. De kosten van deze verplaatsing worden geraamd op ƒ 23000,- Hoofdingeland Witte te Goedereede bracht het verzoek van een aantal ingelanden over niet tot verplaatsing over te gaan maar het pleit was tevergeefs. „De verplaatsing is juist gunstig want dan
„De verplaatsing is juist gunstig want dan heb je minder boeren op de weg" argumenteerde heemraad van Dis en hij werd op die uitspraak wat vreemd aangekeken, waarbij hij zich haastte te verklaren er niks ongunstigs mee te bedoelen. Minder boeren op de weg is trouwens ook een deel van de opzet van de ruilverkaveling, voegde hij er nog aan toe en dat kon moeilijk worden ontkend.
Vertalingen Zoals ik zei, komen in hoofdstuk IV de
r Zoals ik zei, komen in hoofdstuk IV de geschriften zelf aan de orde, zowel de authentieke Engelse als in Nederlandse vertaling. Eén voor eén haalt ds. Op 't Hof ze voor het voetlicht; alfabetisch, van L. Bayly, „The practice of pietie" tot R. Yarrow, „Soveraigne comforts....", zestig werken in getal. Wat het eerstgenoemde werk betreft (in het Nederlands „De practycke ofte Oeffeninghe der Godtzaligheydt") — we hebben hier direct al te maken met een geschrift dat grote invloed kreeg. Het is op Bunyans Pelgrimsreis na zelfs het verst verbreide en meest uit- ' gegeven piëtistische geschrift. In de loop der tijden verschenen in het Nederlands wel 200 drukken van het werk. Op 't Hof typeert Bayly, de schrijver, als een calvinistische piëtist met een sterk middeleeuws-mystieke inslag. In het boek staat op de voorgrond de bijbelse vormgeving van het dagelijks leven. Heiliging van het aardse bestaan, zich uitend in het lezen van en het mediteren over het Woord Gods en in het gebed, is het doel. Grote waarde kende Bayly toe aan het huisgezin, de sabbat en het Avondmaal.
Dezelfde nadruk op de praktijk der godzaligheid in het gezin (!) komen we tegen in het als tweede behandelde boek. P. Baynes (spreek uit: Beens) schreef ,,A helpe to true happines", in vertaling „Een hvlpe Tot ware salicheyt". Het vormt een uitgebreide uitwerking van een catechismus; hij beoogde met zijn werk namelijk de gezinscatechese. Een opmerkelijk boek is dat van E. Bunny, „A booke of christian exercise", in het Nederlands eenvoudig „De Bekeeringhe" genoemd. Het bijzondere aan dit geschrift is dat het een bewerking is van een oorspronkelijk rooms boek, geschreven door een jezuïet. Bunny, een puritein die een jezuïtisch geschrift bewerkte! En let wel, de inhoud ervan miste zijn uitwerking niet. De meest sensationele bekering van die eeuw, namelijk van de toneelschrijver en losbol R. Greene, was het directe gevolg van het lezen van Bunny's uitgave. Het geschrift was ook het middel waardoor de 15- jarige, later zo bekende prediker R. Baxter diepgaande indrukken ontving.
Ds. Op 't Hofs stelling dat het Piëtisme zich niet houdt aan confessionele grenzen, ondersteunt hy met de geschiedenis van dit boek. Bunny's geschrift begon als een Spaans-jezuïtische uitgave, het werd een puriteins werk, vervolgens kwam het op het vasteland als een gereformeerd geschrift op de markt en het eindigde als een luthers succesboek.... En met zegen! _ , .
Perkins
Het zou mogelijk zijn op deze wijze door te gaan, het gehele hoofdstuk IV door. Dat is niet de bedoeling. Twee Puriteinse auteurs wil ik nog noemen. William Cowper en William Perkins. Van de 60 vertalingen die ds. Op 't Hof bestudeerde, waren er 10 van Cowper en 29 van Perkins afkomstig, samen dus bijna 2/3 deel. En wat de drukken betreft, van de 114 respectievelijk 18 en 71, samen zelfs bijna 4/5 deel. En Perkins' geschriften vormen hierin het leeuwenaandeel. Geen wonder dat Op 't Hof spreekt over „de schier ongekende populariteit van de talrijke vertalingen van geschriften van Perkins". Zijn stelling nummer drie luidt dan ook: „W. Perkins was de meest gelezen theoloog tijdens de eerste twee decennia van de zeventiende eeuw in de Nederlanden". Vanwege hun belangrijkheid geeft ds. Op 't Hof van Cowper en Perkins afzonderlijk een dwarsdoorsnede aangaande hun opvattingen op het punt van het piëtisme. Met name de uiteenzetting over de piëtistische geaardheid van Perkins' theologie (pag. 320-388) heb ik als een hoogtepunt in dit boek ervaren. Hoewel bondig en beknopt, wordt hier toch het hart van de Puriteinse intenties opengelegd. Door de wijze waarop dat gebeurt, wordt duidelijk een leemte opgevuld. Op 't Hof schetst Perkins als weliswaar een man van geleerdheid, maar wat hem maakte tot wat hij was, was zijn piëtisme. Zijn geschriften stralen van pastorale warmte en een levendige aandacht voor het konkrete leven uit. Ze doen weldadig aan. Bovendien wist Perkins in zijn geschriften de zaken met eenvoud en helderheid neer te zetten. Hij was wars van geleerdheid en hoogdravendheid.
Perkins' vroomheid heeft meer uiterlijke trekken dan vaak is aangenomen. Jawel, grote en éérste aandacht krijgen de iimer- Ujke aspekten van de godzaligheid; maar de vrucht die aan de boom van de bekering groeit, het christelijk leven, het Godebewijzen-van-nieuwe-gehoorzaamheid, behoort daar onlosmakelijk bij. Men kan, aldus Op 't Hof, Perkins in tweeërlei zin als een ervaringstheoloog beschouwen. Enerzijds liet hij zich in zijn theologische opvattingen sterk bepalen door de konkrete situatie van de kerk en de leden der kerk. En hij schroomde dan niet de zonden die hij constateerde heel konkreet te noemen. Anderzijds had hij binnen het raam van de gereformeerde theologie, waarin de HeiUge Schrift de enige norm is, een intense aandacht voor de menselijke beleving van de Geesteswerkingen.
Veel aspekten zouden te noemen zijn. Zo bijvoorbeeld: Perkins' uitgangspunt in de dubbele predestinatie (verkiezingverwerping), dat toch het „oordeel der liefde" niet opheft; de verhouding wet en evangelie, in déze volgorde; de nadruk op bevinding en ervaring, maar genormeerd door de Heilige Schrift; zijn afkeer van alles wat zweemt naar een algemene-verzoeningsleer. Wat de praktische vroomheid betreft: het aandringen op voortdurend zelfonderzoek; het aanprezen van de stille overdenking; de noodzakelijkheid van de middelen; de betrachting van de sabbat; de erkenning van de overheid als diena-resse Gods. Als een van de belangrykste facetten van de christelijke levenswandel benadrukte ook Perkins het omgaan met het Woord in het verband van het gezin! Hij sloeg het christelijk huisgezin zo hoog aan dat hy het als „een school Gods" achtte. Voortdurend accentueerde hy het belang van de godsdienstoefening en de catechese in gezinsverband. Zulke gezinnen zyn „als kleine kerken, ja zelfs enigermate een paradijs op aarde gelyk", aldus Perkins.
Zierikzee
Perkins, Cowper en vele andere Puriteinen deden via hun geschriften dus intrede in de Nederlanden van begin zeventiende eeuw. Door middel van de vertalers uiteraard. Zij waren van grote betekenis. Eén van hen was Willem Teellinck, die daarnaast zelf ook nog (let wel) 127 boeken schreef. Boeken waarin de geest van het Puritanisme evengoed aanwezig was. Hij wordt met alle recht de vader van de Nadere Reformatie genoemd. Teellinck was geboortig uit Zierikzee. Vanaf 1606 was hij eerst predikant te Haamstede-Burgh en daarna tot zijn dood in 1629 te Middelburg. Tijdens zijn studie in Engeland kwam hij in 1604 tot bekering. Dit centrale gebeuren in zijn leven is middelijkerwijs de poort tot de invloed van het Puriteinse gedachtengoed in de Nederlanden geworden. Want de acht ä negen maanden die hij in het Puriteinse klimaat daar doorbracht, drukten zo'n stempel op zijn geest dat hij, teruggekeerd in de Lage Landen, niet anders beoogde dan ook hier dat type vroomheid te doen ontstaan en bevorderen. Zulks gebeurde zowel in vertalingen als eigen geschriften. En onderde zegen van de HEERE met grote, heel grote gevolgen....
Zeeland is de provincie geweest waar het Piëtisme, zeker in de aanvangstijd, diep wortel heeft geschoten. Dr. Op 't Hof noemt Zeeland zelfs „de bakermat van de Nadere Reformatie". De wieg van die beweging kan zelfs nog nauwkeuriger worden gelocaliseerd. Het geboortejaar ervan wordt bepaald door de uitgave van het eerste geschrift van W. Teellinck: 1608. Zo kan de classis Zierikzee worden be - titeld als „de wieg van de Nadere Reformatie". En nóg verder: was de stad Zierikzee in die tijd niet een der belangrijkste haven- en handelssteden van Zeeland, met directe en veelvuldige kontakten met Engeland? Daarbij genomen het feit dat de invloed van het Piëtisme-Puritanisme uit het westen kwam, uit Engeland. Ongetwijfeld zal een groot deel van deze invloed in enigerlei vorm de haven en de poorten van het stedeke Zierikzee zijn gepasseerd. Overigens komt deze laatste conclusie geheel voor rekening van schrijver dezes.
Hoe het zij — ds. W. J. op 't Hof schreef een imposante en boeiende studie. In bepaalde zin noem ik het zelfs een stichtelijk werk. De laatste woorden naar aanleiding van dit boek zullen nog wel niet gezegd en geschreven zijn. Moge dit geschrift er toe leiden dat de Puriteinse beginselen opnieuw aan invloed mogen wiimen. Wellicht zou dat in onze dorre tijden een wolkje als eens mans hand zijn. De voorbode van een weldadige piasregen.
N.a.v. Dr. W. J. op 't Hof, Engelse pietistische geschriften in het Nedelands (1598-1622). Uitgeverij Lindeberg te Rotterdam. 731 pag. Gebond Prijs f 89,50.
Middelhamis
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 december 1987
Eilanden-Nieuws | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 december 1987
Eilanden-Nieuws | 28 Pagina's