Verlorien Strud
Op een wenk van zijn vader verdwijnt Jan en deze neemt zijn kans waar om even naar Jans te gaan, ondanks het feit, dat zijn vader hem de omgang met het meisje streng had verboden.
Vrouw Meyer is op bezoek bij haar zuster, die aan de andere kant van het dorp
woont, en als Hendriks vraagt de baas van de Adelaarshof even alleen te mogen spreken, stuurt deze de dienstbode met een brief naar het postkantoor. Zo zitten de twee boeren dan samen bij de haard.
„En wat had je?" vraagt baas Meyer kortaf en met een donkere blik in de ogen, terwijl hij al lang begrijpt, wat de reden is van Hendriks bezoek. „Ik ben deze week bij de landheer geweest", begint Hendriks.
„Wat zou dat?" vraagt Meyer en hij lacht schamper.
„De landheer vertelde mij, dat ik mijn land niet meer kan inhuren. Een ander had meer geboden, en die had het gekregen. Van andere zijde vernam ik, dat u de pachter van mijn land bent geworden, en daarom kom ik vriendelijk vragen of dat niet kan worden veranderd!"
„Ik denk er niet aan", is het korte antwoord van de boer.
„Maar Meyer, het maakt mij brodeloos." „Toch niet. Er is nog werk genoeg en als het je nergens gelukt werk te vinden, dan kun je bij mij terecht. Ik heb er nu heel wat land bij. Ik kan best een knecht meer gebruiken." Hij zegt dit met een spotlach op het gezicht.
Hij zegt dit met een spotlach op het gezicht. „Baas Meyer!" zegt Hendriks. Meer zegt hij niet, meer kan hij niet zeggen. De boer van de Adelaarshof ontwijkt de blik van Hendriks ogen.
„Ik mag toch met mijn geld doen. wat ik wil?" zegt Arend Meyer. „Tot op zekere hoogte", antwoordt de boer van de
„Tot op zekere hoogte", antwoordt de boer van de Mariahoeve, „zeker, wat de mensen betreft, ben je volkomen heer en meester over je geld, maar weet. datje voor God eenmaal rekenschap zult moeten
afieggen van de wijze waarop je je geld hebt gebruikt."
Hendriks heeft met klem gesproken. Hij is weer geheel de oude. Een ogenblik heeft hij al de zorgen van zich afgeschud. Zo staat hij voor de baas van Adelaarshof
Arend Meyer is ook opgestaan. Zijn gezicht is vuurrood van woede. „Er uit!" buldert hij, „ik duld geen zedeprekers in mijn eigen huis. Eruit zeg ik!" En meteen gooit hij de deur open; tegen Riek, de dienstbode aan, die daar had staan luisteren. Zij had toen zij van de post terugkwam alles afgeluisterd wat er binnen werd besproken. Baas Meyer was woedend.
Baas Meyer was woedend. „Jij ook de deur uit!" snauwde hij haar toe. „Allebei de deur uit, en er niet meer in! Nooit meer!"
Met een harde slag wierp de boer van de Adelaarshof de deur dicht en toen zijn vrouw en Jan thuiskwamen, was zijn drift nog niet bekoeld." Tonia is geheel in haar boek verdiept. Zij hoort niet eens dat Jan de kamer verlaat om te gaan slapen. Zij heeft een hoogrode kleur van het lezen. Even kijkt zij, tussen de regels door, naar de klok. Als ze opschiet, dan heeft zij het verhaal over een klem half uur uit. Een ogenblik moet zij aan boer Van der Zande denken Neen, zij kan zich niet voorstellen, dat deze zó hard is. Misschien ziet moeder het veel te somber in. Wat een akelige man, die Meyer. Dan leest Tonia verder.
„De maand januari was bijzonder koud, maar ondanks de felle kou is de baas van Adelaarshof achter de grote schuur te vinden. Zijn gezicht is bleek Zijn bevende handen houden een brief vast. De post heeft hem zoeven gebracht en op de
enveloppe las de boer dat de brief van de notaris kwam. Toen is hij met de brief naar achter gelopen, want hij was bang, dat de notaris hem niet veel moois te melden had, en hij wilde dat liever niet lezen in het bijzijn van zijn vrouw. Wat zou hij moeten antwoorden als zij er naar vroeg? Zou hij dan moeten zeggen, dat Arend Meyer, van wie iedereen meende, dat hij schatrijk was, misschien niet meer bezat dan de kleinste boer van het dorp? Neen, dat kon hij zijn vrouw niet vertellen. Zijn vermoeden bleek juist te zijn. De notaris
Zijn vermoeden bleek juist te zijn. De notaris schreef, dat hij niet langer op de rente wilde wachten, die de boer hem schuldig was. Daarvoor was de som te groot. Meyer moest het nu zelf maar weten. Wanneer hij niet spoedig de rente betaalde, zou de notaris zich genoodzaakt zien al de hypotheken, die hij op Meyers hofstede en landerijen had, op te zeggen. Ook wilde hij de boer over aflossing spreken. Daarom werd hij de volgende week woensdag bij de notaris verwacht. Boer Meyer wist maar al te goed, dat de notaris
Boer Meyer wist maar al te goed, dat de notaris meende wat hij schreef Hij stak de brief in zijn binnenzak en stapte toen de stal binnen. Zo werd het woensdag, 's Morgens vroeg reeds was de boer op en achter zijn bureau begon hij te rekenen, maar het hielp hem niets. Hij had zijn geld verloren door gevaarlijke spekulaties.... Anderhalf uur later komt vrouw Meyer de kamer binnen.
„Jan is bij de smid geweest zoeven", zei ze, „daar heeft hij gehoord, dat het met Klaas Griens niet goed gaat. De dokter geeft weinig hoop op herstel." „Zo", was het antwoord, ..ja. Klaas Griens wordt oud." De boerin van Adelaarshof verdwijnt weer uit de kamer.
Plotseling sloeg de boer zijn boeken dicht ^n borg zijn papieren op Er was hem een plan in het hoofd geschoten. Ja, dat doet hij! Hij sprong uit zijn stoel en sloot zijn bureau. Nu stapte hij naar de keuken.
Gijs, de knecht, moest dadelijk inspannen. Een half uur later reed Arend Meyer de poort van de Adelaarshof uit en reed naar de stad.
Heel wat opgewekter dan baas Meyer de laatste dagen geweest was, keerde hij in de namiddag terug. En geen wonder. Zijn zaken hadden een gunstige keer genomen, want de notaris had hem veertien dagen uitstel verleend. Hij had de notaris meegedeeld, dat hij binnen veertien dagen de verschuldigde rente zou kunnen betalen, daar hij van plan was een paar beste kleppers te verkopen. De notaris had genoegen genomen met het voorstel en zo was boer Arend dan goedsmoeds weer vertrokken. En toch dacht hij er niet aan om zijn paarden te verkopen. Dat zou immers een teken zijn van achteruitgang. Neen, hij zou op een andere wijze aan het geld weten te komen. Wat ging het de notaris tenslotte aan, waar hij het vandaan haalde?
De boer van Adelaarshof bevond zich op een gevaarlijk terrein. Hij liep rond met een slecht en gemeen plan.
„Vrouw", zei boer Meyer tegen de avond, „heb je vandaag ook nog iets van neef Griens gehoord?" ..Het moet van uur tot uur minder met hem worden", was het antwoord.
..Zo. dan ga ik er straks eens even heen." „Er mag niemand meer bijgelaten worden", zei de boerin.
„Nu ja", antwoordde Meyer. ..maar ik ben zijn neef" (wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1991
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's