Verloren Strud
„Laat maar Lena", antwoord Stam, „je kunt toch van mij niet verwachten, dat ik hem verbieden kan te gaan en te staan waar hij wil. Adriaan is ons kind niet, dat moet je goed onthouden."
„Laten we het maar overgeven man." Stam knikt. Intussen is Adriaan bij de achterdeur van het arbeidershuisje gekomen en ziet Tonia in de keuken staan.
„Adriaan!"
Tonia wordt vuurrood.
„Hoe kom je hier?"
„Dat zal ik je vertellen, maar eerst wat anders."
De jonge boer loopt op Tonia toe, grijpt haar hoofd tussen zijn handen en geeft haar een stevige zoen.
„Bedankt voor wat je voor vader hebt gedaan", zegt hij er op ernstige toon achteraan. „Ik kon toch niet anders jongen!"
„Ik kon toch niet anders jongen!"
„Nu houd ik nóg veel meer van je, Tonia." Het meisje bloost.
Dan vertelt Adriaan, dat hij met toestemming van haar ouders hier naar toe was gekomen.
Een goed half uur blijven zij met elkaar praten, totdat Teun Stam thuiskomt. In beide jonge harten is er weer moed gekomen. Misschien komt nu alles toch nog terecht.
Opgewekt neemt Adriaan afscheid van Tonia en gaat dan weer aan de slag.
„Mag ik nog eens terugkomen Teun?" heeft hij gevraagd.
„Je bent welkom Adriaan", was het antwoord van Tonia's vader.
Het had hem als muziek in de oren geklonken. Met nieuwe moed gaat ook Tonia weer aan het werk. Het is al lange tijd geleden, dat ze zo met plezier de huishouding thuis deed.
In de namiddag komt boer Van der Zande weer bij kennis en het duurt niet lang, of hij kan zijn gedachten weer ordenen. Waar is hij? Tot zijn grote verwondering ligt hij in de bedstee van de mooie kamer.
Hoe is hij hier gekomen? Wat is er eigenlijk gebeurd?
Hoe de boer ook prakkizeert, hij kan er niet uitkomen. Hij zat toch op de bank onder de kastanjeboom? Maar wat voelt hij zich moe, hij kan zijn ogen bijna niet openhouden.
Er staat een vrouw voor de bedstee.
Een blik van herkenning komt er op zijn gezicht.
Het is vrouw Stam.
Neen, dat kan niet, hij droomt.
Dan valt de boer in een diepe slaap en geruisloos verlaat vrouw Stam de kamer en loopt naar de keuken.
Met grote zorg wordt de boer verpleegd en na een dag of vijf mag hij al weer enkele uren opzitten. De dokter is een paar keer geweest en deze is uiterst tevreden over zijn patiënt.
Met bevreemding heeft hij bemerkt, dat vrouw Stam in huis rondlipe, maar toen na een dag of drie Adriaan hem had verteld hoe alles gelopen was, had Van der Zande vrouw Stam met een dankbare blik in de ogen voor haar hulp beloond. Het had eeuwigheid voor hem kunnen zijn en dan....?
Het koude en stugge hart wordt door de opoffering van vrouw Stam vertederd. Zijn hoogmoedige trots gaat er onder verdwijnen. Telkens weer wordt hij er onder bewogen. Nu ziet hij in welke gevaarlijke toestand hij heeft geleefd. Het is een wonder, dat de Heere er nog geen einde aan heeft willen maken. Nu ziet hij het klaar en duidelijk, dat de wereld niets anders dan klatergoud heeft te bieden. De wereld is niets anders dan een gouden zeepbel, die elk ogenblik uit elkaar kan spatten. En wat heeft hij gedaan? Hij heeft niets anders gedaan dan het goed van de wereld nagejaagd. De boer moet het beamen, dat er geen mens van 'stand' is. Alles, ja alle bezittingen zijn hem slechts in bruikleen gegeven en daarom is een arme niet minder dan een rijke. Als de boer op zichzelf ziet, o, dan zou hij van schaamte wel weg willen kruipen. Wat heeft hij het er slecht afgebracht, niet alleen in zijn persoonlijk leven, maar ook in het ambtelijke leven. Hoe heeft de eens zo trots boer als ouderling volkomen gefaald. Men ziet altijd hoog tegen hem op, omdat hij een van de rijkste boeren van het dorp is. Altijd had hij het hoogste woord en de hoogmoed liep er aan alle kanten uit. Hard was hij geweest, keihard, ook op de huisbezoeken. Hoe dikwijls heeft hij niet een ziel, die God kwijt was, vertrapt inplaats van te wijzen op het enige nodige Dikwijls ligt boer Van der Zande te bidden. Hij leeft nog, ook al is hij elke weldaad onwaardig. Ja als de grootste der zondaren ligt hij op zijn bed te worstelen of de Heere nog naar hem zou willen omzien en Zijn belofte zovele jaren geleden gegeven, zou willen vervullen. Vele jaren geleden heeft de Heere hem opgezocht, maar hoe is zijn leven geweest? Het was enkel en alleen een huilende wildernis. De boer vertelt op een middag alles aan vrouw Stam Hij vertrouwt de vrouw van zijn voormalige land
Hij vertrouwt de vrouw van zijn voormalige landarbeider volkomen, omdat zij kennis van zaken heeft. Samen hebben ze gepraat, veel gepraat en vrouw Stam was blij, dat het harde hart van de boer is gebroken en zij is er van overtuigd, dat als Van der Zande beter is, het een andere Van dei Zande zal zijn als vroeger Ze is er blij mee, want ze weet, ze heeft het gevoeld, dat het Gods werk is Veertien dagen later wordt er een kerkeraadsvergadering gehouden in de konsistorie van de kerk. Adriaan heeft het zijn vader sterk ontraden er heen te gaan, maar de boer, die zich al bijna de oude gevoelt, heeft alle bezwaren van zijn zoon naast zich neergelegd. Hij moet en hij zal naar die vergadering toe.
Van der Zande luistert zwijgend toe bij de behandeling van de zaken die aan de orde zijn. De een na de ander kijkt zo nu en dan naar de zwijgende boer. Dat is hij toch anders ook niet gewend. Anders heeft hij bij elk punt van de agenda zijn eigen mening en meestal gaat het door zoals hij er over denkt. Maar nu, neen zij begrijpen hem niet. Dominee is heimelijk blij, want hij heeft zich al vele malen geërgerd aan het optreden van Van der Zande. Het zat bij hem een voet te hoog.
Gewoontegetrouw vraagt de dominee tijdens de rondvraag ieder persoonlijk of er nog iets is.
De meesten schudden het hoofd, maar boer Van der Zande zegt op kalme toon; „ja dominee, dat heb ik net".
Dan begint hij te vertellen. Niets houdt hij achter.
Het is stil geworden in de kerkeraadskamer. Allen luisteren met stille aandacht. Sommige ogen worden vochtig als de eens zo hoogmoedige en trotse man zijn dwaze schuld bekent. Ze horen hoe een arme zondaar in het stof terecht is gekomen.
Van der Zande besluit met te zeggen: „Broeders, de Heere heeft mij doen zien in welk een rampza Hge toestand ik heb geleefd, niet alleen persoonlijk, maar ook ambtelijk. Maar Hij heeft mij er uitgehaald en nu is mijn liefste wens, dat ik als de minste in uw midden mag zijn en..." (wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 30 juli 1991
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's