Het Prikgat
Op dit moment wordt er in het zuidoostelijk deel van Middelharnis gestaag gebouwd. Er zijn reeds enkele tientallen woningen verrezen uit de Menheerse klei. De plaats van handeling: het Prikgat. Wat een curieuze naam is dit eigenlijk? Waar komt nu zo'n merkwaardige benaming vandaag? Als men zich iets verder verdiept in de historie van Middelharnis stuit men alras op de herkomst heirvan, namelijk: de visserij. Maar wat heeft nu 'Het Prikgat' met de visserij te maken, zal men zich afvragen. Toch moet men in de visserij de oorsprong van deze benaming zoeken.
Dat Middelharnis in vroeger tijden een belangrijke vissersplaats was, is algemeen bekend. De eeuwenoude huisjes en pakhuizen rond de haven en de straatnamen, zoals .a. Vissersstraat en Vissersdijk zijn daar nog de stille getuigen van. Ook is er in het Streekmuseum aan de Kerkstraat te Sommelsdijk nog het een en ander te zien over de visserij van Middelharnis.
De visserij te dier plaatse was die met de beug en niet met netten, zoals elders veelal werd toegepast. De beug was een lange lijn, soms wel enkele kilometers lang. Op bepaalde afstanden zaten zijlijntjes, die 'sneuen' werden genoemd. Aan elke sneu zat een vishaak. Al die duizenden vishaken werden aan boord voorzien van aas: koelever, sardien en stukjes prik. Een prik, ook wel negenoog of lamprei genaamd, is een aalvormig dier die zowel in zout als in zoet water voorkomt. Deze pieren leven van bloed en weefsel van vissen. De zeeprik kan een lengte bereiken van 1 meter; de rivierprik ca 40 cm. De prik werd door de mens gestoken (geprikt) en hieraan heeft dit dier dan ook zijn naam te danken. Gewoonlijk had een schip twee prikkenbakken aan boord, in elk dezer bassins waren ongeveer 1.000 prikken opgeborgen. Dit aantal was voldoende voor één reis ter zoute visserij, die drie tot vier weken duurde. Voor een reis van een dag of tien, tijdens de wintervisserij op verse vis, had men voldoende aan 800 tot 1.000 prikken. De prikkenbakken. vóór op het scheepsdek, moesten daarom steeds goed gevuld zijn. De komplete Menheerse vissersvloot (in 1795 ± 30 gaffelschepen) van aas voorzien was destijds dus geen kleinigheid en zou, als men al het lokaas elders moest gaan kopen, een kostbare zaak zijn. Tot het midden van de 18e eeuw werden
Tot het midden van de 18e eeuw werden de prikken nog uit Woudrichem aangevoerd. Om over betaalbare prikken te beschikken ging men ze op een gegeven moment zelf kweken. Het Prikgat was door de lage ligging, die nu nog is waar te nemen, hiervoor de meest geschikte plaats. Dit gebiedje lag immers aan de benedenloop van de Vliegers en stond daardoor bijna voortdurend onder water. Het initiatief kwam van Cornells vanderVlugt, dieop 17januari 1746 een kontrakt afsloot met alle stuurlieden, 21 in getal, van Middelharnis. Uit dit dokument blijkt, dat Cornells van der Vlugt geheel ten zijnen koste een prikgat zou maken „...van ten minsten taggentig voeten (ca 23 m) lang, vijff en twintig voeten (ca 7 m) breed, en ses voeten (ca 1,70 m) diep, rondom met planken beschoeijd en met een planken boodem belegt in den Eeuwkant van sijn land onder den Oudenlandsen Zeedijk, beoosten de Stoofwecg (Rottenburgseweg) ..." De exakte lokatie moeten we zoeken ten zuid-oosten van de plaats waar de Stoofkreek in de Vliegers uitloopt. Dit 'gat' was in het begin van de 20ste eeuw nog waar te nemen.
Er werd bepaald, dat „...stuurluijden daarinne altoos haare prikken, welke sij tot aas om te vissen in der tijt sullen benoodigt hebben, van tijt tot tijt sullen moogen brengen, in en uijthaalen en laaten liggen..." De stuurlieden moesten, zolang het prikgat bruikbaar was, aan Cornells van der Vlugt en zijn successeuren (nakomelingen) betalen (booven en behalven eens een krimpcabbellauw van ijdere visschuijt in het jaar) vier stuijvers van ijder tal off twee honden prikken, die sij in en tot haaren visneering sullen koomen te verbruijken, veraasen off vervissen, soo wel van die, welke mogte koomen te sterven, als in 't leeven te blijven en sonder onderscheijd off deselve in 't geheel niet, off eens, off meermaalen in voors(eide) prikgat sullen hebben gelegen..." Voornoemde Van der Vlugt en zijn nakomelingen moesten er echter wel voor zorgdragen, dat zij „...het selve prikgat altoos sullen moeten suiver en schoono van boodem houden en onderhouden, en aan het selve meede laaten maaken en leggen twee sluijsjes off verlaatjes, tot het uijtlaaten van waater..."
Nadat Van der Vlugt de bodem aldaar had geboord, of op een andere wijze had beproefd, teneinde te kunnen vaststellen of de grond wel geschikt was voor het kweken van prikken, begon hij in de zomer van 1746 met het graven van het prikgat. zodat in het voorjaar van 1747 de eerste prikken konden worden ingelegd. De stuurluijden gingen akkoord „...omme alle haare palen en planken, die thans in de kreecq bij de meestoven (zie rechts op 'Het Laantje van Middelharnis'. JB) sijn leggende, te moogen naa sig te neemen, om in off aan voors(eide) prikgat te verwerken naa sijn genoegen, sonder daar vooren iets aan hun tweede compten (stuurlieden, JB) uijt te keeren off verschuld te weesen..." Daarenboven beloofden de stuurlieden, zolang het prikgat in gebruik was, alleen däär hun prikken vandaan te halen en geen prikken van anderen aan te kopen. Het was aan vreemde vissers wel toege
Het was aan vreemde vissers wel toegestaan om hun prikken, indien er voldoende ruimte was, tijdelijk in het prikgat te leggen. Zij moesten daar vanzelfsprekend wel voor betalen, er werd namelijk het volgende in het kontrakt opgenomen: „...dat ingevalle 't eeniger tijt eenige prikken van verkoopers in voorn(oemde) te maaken prikgat mogen worden gelegt, die niet aan de vissers van deese plaats toebehooren off verkogt sijn van deselve sal moeten werden betaalt meede van ijder tal off twee hondert prikken vier stuijvers, de eene helften ten behoeve den eersten compt (Van der Vlugt, HB) en de wederhelft ten behoeve den diaconij armen deese plaats...". Recentelijk, bij het bouwrijp maken van dit gebied, stuitte men op veel scherven, die grotendeels uit de 19e eeuw dateerden. De meeste scherven lagen geconcentreerd op één plaats, nabij het nieuwe eilandje aan het eind van de Stoofkreek. Hier was dan ook vroeger het prikgat. Dit gat is waarschijnlijk in de eerste kwart van de 20ste eeuw dichtgestort met grond en puin.
Het prikgat waterde toentertijd uit op 'De Vliegers'. Dit is een eeuwenoude kreek, die zelfs vóór de inpoldering van het Oudeland van Middelharnis (1465) op subtiele wijze door de platen en schorren aldaar kronkelde. In het verleden was het gebruikelijk dat men däär een dorpje stichtte waar een kreek de bedijking raakte. Evenzo ois dit het geval bij het dorp Middelharnis. Ook hier koos men een hoger gelegen lokatie in de polder (waarschijnlijk een oude kreekrug) nabij een grote uitwaterende kreek (De Vliegers). Zo wordt verondersteld dat de Voorstraat, de oudste weg van het dorp, is gelegen op zo'n kreekrug. Dit verklaart dan tevens het enorme hoogteverschil, soms wel meer dan een meter, tussen de Voorstraat en de Achterwegen.
Men moest wel op een hogere plaats bouwen, daar men in de winter in de lager gelegen delen van de polder overlast ondervond van de natuurlijke manier van afwateren. Het grote voordeel van het stichten van een dorp in de direkte nabijheid van een uitwaterende kreek was gelegen in het feit, dat door reeds jarenlange uitwatering er buitendijks een geul was ontstaan, die bruikbaar was om er een haven te stichten. Bovendien werden tevens de transportmogelijkheden voor agrarische Produkten landinwaarts vergemakkelijkt. De onverharde wegen waren, zeker in regenachtige perioden, vaak onbegaanbaar en transport over water was de meest geschikte en betrouwbare wijze van vervoer in die tijd. Doordat de hoger gelegen plek, alwaar men de nederzetting stichtte, links van de Vliegers was gelegen, werd er onderlangs en parallel lopende aan de oude Zeedijk, waar-schijnlijk een oude uidoop van deze kreek, een waterloop gecreëerd, die de Vliegers met de haven verbond; en zo fungeerde de haven als uitwatering van de Vliegers c.q. de polder het Oudeland van Middelharnis. Als we de ligging van het huidige Middelharnis vanuit deze optiek bezien, dan is het des te spijtiger dat het gedeelte van de Vliegers tot aan het vroegere watergemaal aan de Oost Achterweg, de zogenaamde benedenloop van Oudelandsedijk/Oostdijk, in 1938 werd gedempt. Dit had thans een belangrijk onderdeel kunnen uitmaken van de struktuur van het dorp en het beschermde dorpsgezicht, maar men zal dit oer-element, zeg maar de plaatsaanwijzing van Middelharnis, moeten missen.
De herkomst van de naam Vliegers is mij niet exakt bekend. Eerst in 1591 wordt in een veldboek melding gemaakt van een perceel grond met de benaming 'Vliegerblok'. In de Atlas van Voome uit 1696 staat de kreek aangegeven met de naam 'De Vlieger'. De naam is dus niet van vandaag of gisteren. Het zou een verbastering kunnen zijn van het werkwoord vlieden, dat zoveel als vluchten betekent. We kennen heden ten dage nog het begrip vliedberg (vluchtheuvel). Het woord vlieden heeft een nauwe verwantschap met het wellicht nog oudere woord vlieten, dat we het beste kunnen definiëren als stromen of vloeien. Een vlietland is een perceel land, dat nabij een boezem (= uitgestrekte waterplas waarin zich een of meer rivieren als in een vergaarbak ontlasten) is gelegen en dat bij een hoge waterstand onderloopt.
Een ander beeldbepalend element in dit kleinschalige kultuurlandschap is de slingerende Stoofkreek, die zijn naam dankt aan de reeds lange tijd verdwenen meestoven aan de Steneweg. De Stoofkreek liep voorheen door tot aan het Marietjespad en is waarschijnlijk een overblijfsel van een vroegere inham van de zee. Gelet op zijn grillige vorm loopt deze kreek nog in zijn oorspronkelijke bedding. Gelukkig bleef een gedeelte van deze kreek behouden. Naast de Stoofkreek en de Vliegers kent
Naast de Stoofkreek en de Vliegers kent het gebied thans nog weinig beeldbepalende elementen. De groene entree van Middelharnis is inmiddels grotendeels verdwenen. Ook de Stoofkreek en de Vliegers zien er ietwat anders uit. Er werd recentelijk namelijk het een en ander afgegraven, waardoor de oorspronkelijke bedding van beide eeuwenoude kreken werd verstoord en aangepast naar de trend des tijds, waardoor het meer lijkt op recent kunstmatig aangelegde waterpartijen, die elke verwantschap met de dorpsstruktuur en de landschappelijke waarden van het gebied missen, maar we weten wel beter.
Middelharnis Jan Both
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1992
Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1992
Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's