Vervolgverhaal
- 13 - Na de dood van vader Wirts, had boer van der Zande het renteniershuis in de Dorpsstraat van haar gekocht en al die jaren, die volgden, had zij dikwijls bij tante Marie en de oude baas van Vredenhof met veel genoegen gelogeerd. Zodoende was zij ook regelmatig in
kontakt gekomen met Jan Stam, een broer van Tonia. En ja, hoe gaat dat? Zij was van de eenvoudige jongen gaan houden, ook al was hij wat jonger dan zij, alhoewel zij alles had gedaan om dit niet te laten merken. Met Jan was het eigenlijk precies eender gegaan, maar het had lang, heel lang geduurd, voordat hij haar had durven vragen. Jan werkte toen een paar dagen in de week bij molenaar Stolk en het was de bedoeling dat hij terzijnertijd de molen van de oude molenaar zou overnemen. Het had de sympathieke jongen heel wat gekost, haar te vragen, want Jan was steeds bang geweest dat zij zou denken, dat hij haar alleen voor haar geld wilde hebben. Maar zij heeft heel goed gemerkt, dat hij het niet op haar kapitaal gemunt had. Nee, Neel weet maar al te goed, dat Jan van haar houdt. Dat heeft zijn zuster Tonia eerlijk en openhartig tegen haar gezegd.
Eindelijk was het dan zover gekomen. Op een dag, toen zij bij de van der Zandes in de Dorpsstraat logeerde, en een wandeling door de weilanden maakte, was Jan daar de koeien aan het melken. Toen was het gebeurd. Plotseling was hij met een ruk van het krukje achter de koe opgestaan en had met bevende handen de melkemmer weggezet. Met grote passen was hij naar het hek gelopen en met een zenuwachtig klinkende stem gezegd:
„Neel, luister eens, je weet, dat ik een paar dagen in de week op de molen van Stolk werk. Het is de bedoeling, dat ik in de toekomst zijn molen overneem, maar... eh... ik wil niet zo leven als de oude Stolk. Die is nooit getrouwd geweest, maar ik... En hier was hij even blijven steken. Opeens durfde hij niet verder, want wat zou zij ant woorden? Zou zij hem niet uitlachen en de spot met hem drijven. Wat verbeelde hij zich wel? Jan had het haar later verteld hoe het gegaan was... Toen had hij zich even later opgericht en met forse stem had hij gevraagd: „Neel, meid, wil je mijn vrouw worden?" Angstig had Jan haar aangekeken en hij voelde het, nu is het er op of er onder, alles of niets! Met vochtige ogen had zij met een van blijdschap trillende stem gezegd: „Jan, jongen, ik zou niet anders willen". „Neel!" Jan had het uitgeschreeuwd.
Zij had haar hand op zijn arm gelegd en er aan toegevoegd: „Nu krijg ik weer een eigen thuis, nooit heb ik dit kunnen denken". Toen waren er tranen over haar wangen gerold. Samen hadden ze naar de molen, die in de verte hoog boven het weidelandschap oprees, gestaard. Daar, daar lag hun toekomst, daar zou straks hun thuis zijn, als Jan voorgoed de molen zou betrekken.
Opeens had Jan haar recht in de ogen gekeken en bij de schouders gegrepen. En met een schorre stem had hij gezegd: „Heb je er aan gedacht, Neel, dat je met een arme boerenjongen trouwt, terwijl jij... Denk er aan en geloof me, aan je vele geld heb ik nooit gedacht. Ook al zou je geen cent bezitten, al zou je het weggeven, dan zou ik daar niets om geven".
„Dat heb ik al lang gemerkt. Jan. Tonia heeft het me een poos geleden verteld, datje van me hield, maar ik kon toch moeilijk zelfde eerste zijn om je te vragen, had zij gezegd. Ik ben blij dat ik geld genoeg heb, want weetje Jan, we kopen straks de molen en dan behoefje geen geld te lenen. Het kan niet mooier". En zacht had zij er aan toege voegd, „zodra we getrouwd zijn, is alles voor jou". Wat was zij blij geweest, de toekomst was nu niet somber meer. Zonder aarzelen hadden de ouders van Jan hun toestemming gegeven. „We hebben het aan zien komen", had vrouw Stam op hartelijke toon gezegd, „ik vind het fijn voor jou, kind, want je bent maar alleen op de wereld", terwijl er tranen in haar ogen stonden. Ook de van der Zandes waren er blij mee geweest en Adriaan had lachend gezegd dat zij nu wel niet zijn vrouw was geworden, maar dan toch zijn schoonzuster zou worden. En zo heeft het molenaarshuis nieuwe bewoners
En zo heeft het molenaarshuis nieuwe bewoners gekregen. Kort voor de dood van molena ïr Stolk zijn zij getrouwd. Het was een eenvoudige bruiloft geweest, want zij had geen enkele behoefte aan een groot feest. Er was teveel gebeurd in haar jonge leven. Immers, vader en moeder Wirts waren er niet meer.
Op de trouwdag waren haar gedachten dan ook naar het kerkhof bij de kerk gegaan. Met diepe weemoed in het hart had zij haar hand in die van Jan gelegd. Tranen waren over haar wangen gerold, toen dominee memoreerde, hoe zij reeds op zo'n jeugdige leeftijd beide ouders had verloren. Het had haar toch goed gedaan, dat de dominee haar zo hartelijk had toegesproken. Zij had het niet verdiend, want met schaamte moest zij er aan denken, dat vader de dominee destijds schandelijk had behandeld. Hij had hem gewoonweg de deur gewezen omdat hij niets maar dan ook niets met de godsdienst te maken wilde hebben. Vader hield er niet van om altijd maar aan de dood te worden herinnerd en dat er met een mens iets moest gebeuren. De laatste keer dat de domi nee aan de deur kwam had vader het hem ronduit gezegd dat dit de laatste keer was. Hij zou wel voor zichzelf zorgen, had vader op sarcastische toon gezegd en hij had niemand nodig, óók de kerk niet, want die is er alleen maar voor het lompe boerenvolk. Enkele uren voor zijn sterven had zij vader gevraagd of zij de dominee moest laten roepen. Heftig had hij nee geschud. Nee, dat niet, geen dominee over de vloer, die kon hem toch niet meer helpen. Gelukkig had de dominee er tijdens de trouwdienst niets van had gezegd en zij was er hem dankbaar voor. Al met al was het een dag geworden om nooit te vergeten. Samen waren ze naar het molenaarshuis gegaan,
Samen waren ze naar het molenaarshuis gegaan, dat voortaan haar eigen thuis zou zijn. Tijd voor een huwelijksreis was er niet geweest, het was ook niet de gewoonte op het dorp aan de Lek, want reeds de volgende dag moest de molen draaien. De klanten konden niet wachten. Zij hadden trouwens geen enkele behoefte aan een huwelijksreis gehad. Nooit zal zij vergeten wat Jan tot haar gezegd had, toen ze samen als man en vrouw voor de deur van het molenaarshuis stonden. „Neel", zei hij toen, „wat ik nooit heb durven hopen, is nu werkelijkheid geworden. Niet alleen dat ik moelaar ben geworden, en je weet, dat was mijn ideaal, maar boven alles, dat ik jou als mijn eigen vrouw heb gekregen". Jans ogen hadden geschitterd van vreugde en hij
had haar recht in de ogen gekeken en er aan toegevoegd: „Met Gods hulp zullen we het klaren, Neel. Ik dank je, datje mij hebt willen hebben, ik hoop het nooit te vergeten. Kom binnen... vrouw". Zelfwas zij die ogenblikken niet in staat geweest iets terug te zeggen. (wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1992
Eilanden-Nieuws | 16 Pagina's