Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking uit de Heilige Schrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking uit de Heilige Schrift

Angst der hel

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

,,En omtrent de negende ure riep Jezus met grote stem, zeggende: Eli Eli, Lama Sabachtani?. dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" ^. ^ , ^^ ^^,

(Matth. 27:46)

Het lijden van Christus is trapsgewijs gegaan van diepte tot diepte. En het bereikte wel zijn diepste diepte, toen het kwam tot die bange klacht: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?"

Deze bittere klacht vertolkt het vreselijk zware lijden van de Borg en Middelaar.

Wie zal de diepte peilen van dit woord der verlatenheid?

God van God verlaten...!

Toen Luther dit vierde kruiswoord overdacht, zat hij lang in diep gepeins verzonken, om eindelijk uit te roepen: „Verlaten! Hij... wie kan dat bevatten?" Hier was, zoals het Avondmaalsformulier het uitdrukt: „de allerdiepste versmaadheid en angst der hel", waarin Hij, „zich vernederd heeft met lichaam en ziel".

Van God verlaten te zijn, we weten niet wat dat inhoudt. Zolang wij leven, leven wij onder Gods algemene genade. Zelfs aan de meest goddeloze en verharde zondaar, wordt hier op aarde het oordeel van de verlating Gods niet geheel uitgevoerd. Je kunt je wel van God verlaten gevoelen, en het leven kan een 'hel' zijn, maar ook dan is er geen sprake van de eeuwige Godverlatenheid. Eerst als de dood gekomen is, komt dat oordeel over allen, die niet hebben gewild, dat Christus Koning over hen zou zijn. De Heere Jezus is weggezonken in de

De Heere Jezus is weggezonken in de angsten der hel. Terwijl de dag duister werd en de zon drie uur lang geen licht gaf doorleed Hij de eeuwige Godverlatenheid.

Hij werd door God verlaten. En dat was erger dan al het andere. Dat deed Hem schrikkelijk lijden.

„Verlaten"... „namelijk onder de last van Uw schrikkelijke toorn tegen de zonde der menschen, zonder Mij het gevoelen van Uw gunst en hulp te laten genieten..." (kanttekeningen S.V.).

Hij, Die zonder zonde was, werd zonde voor ons gemaakt. Nu gaat Hij de uiterste konsekwentie dragen, van wat Hij vrijwillig op Zich nam.

De last van Gods toorn tegen de zonde kwam in volle zwarte op Hem neer... in de volle werkelijkheid. Op Hem in de plaats der zijnen.

Op Hem in de plaats der zijnen.

Op Hem, zoals het in alle eeuwigheid op ons had moeten drukken of zal drukken, naar gelang we Hem al dan niet kennen als onze persoonlijke Heiland en Zaligmaker.

Vóór die bange, benauwde negende ure aanbrak, had Christus óók geleden. Leed Hij onder de verlating, óók van die Hem liefhadden.

Allen lieten Hem alleen.

Maar toen was daar nog het vriendelijk aangezicht van zijn Vader.

Toen Hij in Gethsémané zijn bange zielestrijd doorworstelde, was het nog: „Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan". Als de bende komt, om de hand aan Hem te slaan, zegt Hij tot zijn discipel die Hem met het zwaard wil bevrijden: „Meent gij, dat Ik mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioen Engelen bijzetten?" Nog op Golgotha is zijn eerste woord:

Nog op Golgotha is zijn eerste woord: „Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen".

De moordenaar, die Hem om genade bidt, troost Hij nog met de toezegging: „Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn".

Maar dan schijnt de bewustheid van 's Vaders nabijheid Hem te verlaten. Dan komt de hel op en voert Satan al zijn macht tegen Hem aan. Terwijl lichaamssmart vlees en hart verteren, mist Hij alle troost. Zijn ziel is doorwond van droefenissen.

Zijn ziel is doorwond van droefenissen. Hij zwoegt onder de last van de toorn van God tegen de zonde, die Hij moet boeten.

Tegen de spot en smaad en hoon, die onder het kruis Hem tegen klinkt, is geen troost meer. Hij is geheel aan zichzelf overgegeven. God helpt Hem niet meer. Zó heeft Jezus op zijn kruis geleden!!

Van de mensen verlaten en verstoten. Maar ook verlaten van God! Zijn volkomen onschuld kan Hem niet baten... Hij moet het alles dragen als Borg voor al de zijnen. Hij moet het dragen, alsof Hij het zelf had verdiend.

En in die uiterste duisternis, in die angstwekkende eenzaamheid en verlating, perst het uit zijn ziel over zijn lippen: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?"

Maar toch... „Mijn God". Ook in deze heftige zielestrijd, houdt Hij vast aan zijn God. Onder de verberging van Gods aangezicht, blijft Hij toch roepen tot God! Hij laat God niet los, maar worstelt om God weer te vinden. Wij hebben in de eerste Adam God los

Wij hebben in de eerste Adam God losgelaten, maar de tweede Adam hield God vast.

En toen vond Hij Gods aangezicht weer.

En straks klinkt het over Golgotha: „Het is volbracht!" Toen had Hij alles geleden. Dieper kon

Toen had Hij alles geleden. Dieper kon het niet. Toen was de toom van God uitgewoed. En de Vadernaam mag weer genoemd worden: „Vader, in Uw handen beveel Ik mijn geest". Zó werd Christus tot zonde gemaakt. Zó

Zó werd Christus tot zonde gemaakt. Zó werd Hij een vloek, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.

Golgotha vervult ons met huivering vanwege de heiligheid Gods. Grote eerbied en diepe ootmoed past ons; verslagenheid over onze zonden. Maar niet minder: verwondering over Gods grote liefde, betoond in de overgave van Zijn Zoon.

Golgotha waarschuwt ons, om de zonde niet te bagatelliseren.

Neem ze ernstig, want God neemt ze ernstig!

Zó ernstig, dat Hij deze, eer Hij ze ongestraft liet, ze strafte aan zijn eigen lieve Zoon.

Tegelijk ligt hier ook troost!

Troost voor allen, die bij het licht van de Heilige Geest, zich leerden kennen als verlaters van God. Die buigen onder het zuivere recht van een heilig God. Die weten de hel te hebben verdiend.

Die weten de hel te hebben verdiend. Voor hen onderging Christus het gericht in hun plaats. Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen.

Wie door het geloof aan Christus is verbonden, die is met Hem door het gericht van God heengegaan. De dreiging achter de dood is voor hen weggenomen. Er zit geen van God­verlatenheid meer achter. Hij baant hun de weg uit het oordeel tot de troon van de Vader. Zij worden tot God genomen en nimmermeer van Hem verlaten.

Maar voor de ongelovigen en onboetvaardigen wacht nog het gericht. Zonder oprecht geloof in de lijdende Borg, wacht eenmaal de Godverlatenheid.

Leer dan verstaan, dat uw zonden de rechtvaardige toorn van God afdwingen. Leer die zonden bewenen. Smeek om

Leer die zonden bewenen. Smeek om vergeving ervan in het dierbaar bloed van het Lam.

In dat bloed is vergeving voor de grootste der zondaren!

„Zo gij Zijn stem dan heden hoort. Gelooft zijn heil­ en troostrijk Woord, Verhardt u niet, maar laat u leiden".

B. H. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1992

Eilanden-Nieuws | 16 Pagina's

Overdenking uit de Heilige Schrift

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1992

Eilanden-Nieuws | 16 Pagina's