Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VALLENDE BLADEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VALLENDE BLADEREN

VERVOLGVERHAAL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Even later klinkt eerbiedig het psalmgezang van de gemeente en voor de laatste maal als ouderling leest van der Zande het opgegeven Bijbelhoofdstuk. Zijn stem hapert even als hij begint te lezen: „Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit de hemel is, overkleed te worden. Een ongekende weemoed vervult het hart van de oude boer, maar tevens is daar dat zoete heimwee naar God. Steeds vaster wordt zijn stem en het lijkt wel alsof hij nieuwe krachten heeft gekregen en warm klinkt zijn stem als hij leest; „Wij hebben dan altijd goede moed, en weten, dat wij, inwonende in liet lichaam, uitwonen van de Heere".

Ja, zo is het goed en terwijl hij na het lezen van het Bijbelhoofdstuk voor de laatse maal zijn plaats in de ouderiingenbank inneemt, moet hij als in een flits denken aan de plaats op de Lekdijk bij de "Vredenhof, toen hij zijn strijd had gestreden en mocht berusten in de wil van God. Hoe heeft hij tegen deze ogenblikken opgezien, maar hoe is het, nog maar nauwelijks begonnen, meegevallen. Alle donkerheid is uit zijn ziel verdwenen en kalm en rustig sluit hij de ogen, als de dominee begint te bidden.

Ontroerd kijkt de oude boer hoe zijn kleinzoon wordt gedoopt en in zijn hart is een stil gebed of de Heere zijn kleinkind voor Zijn rekening zou willen nemen. Dan pas is het veilig in het leven en in het sterven. Ernstig wijst de dominee er op toch niet in de uiteriijke tekenen te blijven hangen, maar benadrukt de noodzaak wederom geboren te worden. Deze avond preekt de dominee iets korter dan

Deze avond preekt de dominee iets korter dan gewoonlijk en na de tussenzang richt hij zich tot de oude van der Zande. Het is stil in de kerk van het dorp aan de Lek, doodstil, men kan zelfs een speld horen vallen.

„Geliefde broeder", zo klinkt de stem van de predikant, „het is de laatste ure. Het spreekt ons van de nietigheid van de mens. Het is al vele jaren geleden, dat u tot het ambt van ouderling bent gekozen. Vele jaren hebben wij samen de belangen van deze gemeente mogen dienen. En het mag gezegd worden, nooit was u iets te veel. En toch, er is in de mens geen enkele roem te vinden. We willen dan ook niet de mens op een voetstuk plaatsen. Broeder van der Zande, u bent mens, tot hinken en tot zinken ieder ogenblik gereed. We hoeven u alleen maar de kerkeraadsvergadering in uw herinnering op te roepen, toen u in uzelf ouderling af mocht worden. Wat was dat een gezegend ogenblik, toen u op die lage plaats mocht komen en dit is niet het werk van een mens. Nooit zal de ware vernedering worden gevonden in een mens die in brute of bedekte vijandschap zichzelf wil handhaven. Daar is genade voor nodig. Die genade werd u gegeven en het is onze gemeente tot nut geweest. Wie zichzelf kent, zal nooit boven een ander gaan staan en daarom ben ik blij, dat u dat hebt mogen doen. Het doet ons pijn, dat nu de tijd is gekomen, dat u ons zult verlaten. We zullen u missen in onze kerkeraadsvergadering en in ons ambtelijk werk. Alles is aan verwisselingen onderhevig, ook in het kerkelijke leven. Het ene geslacht gaat, het andere komt, het leven is een damp en de dood wenkt ieder uur. Echter, al vallen er ambtsdragers weg. God houdt Zijn Kerk in stand, want altijd zal er iemand voortkomen die de nakomers Zijn Woord zullen vertellen en zo zal de hemelse landman zijn oogst van alle tijden inzamelen in Zijn schuren. Zo valt en staat de Kerk niet door nietige mensen, nee, dan zou er niets van te verwachten zijn, maar het is God Die de eer zal ontvangen. Broeder van der Zande, we wensen u toe, het loon van een getrouwe dienstknecht te mogen ontvangen. De tijd is voorts kort, dat geldt niet alleen voor u, maar ook voor ons allen. Het was uw uitdrukkelijke wenst het kort te maken, welnu we willen hieraan voldoen, zij het met diepe weemoed in het hart. Nogmaals heel hartelijk dank voor al hetgeen u voor de gemeente hebt gedaan. Gemeente, we willen u verzoeken, deze scheidende broeder staande te willen toezingen het laatste vers van Psalm 134. „Dat 's Heeren zegen op u daal".

De oude van der Zande buigt het hoofd als de gemeente hem plechtig deze Psalm toezingt. Nooit, nee nooit zal hij deze zondagavond vergeten.

Er blinkt een traan in zijn ogen, als men weer plaatsneemt. Het is voorbij en als de dominee de zegenbede heeft uitgesproken, komt van der Zande voor de laatste maal uit zijn bank als dienstdoende ouderling.

Het orgel begint te spelen en de gemeente verlaat de kerk. In de consistoriekamer nemen de kerkeraadsleden hun plaatsen in en zoals gewoonlijk wordt deze zondag door een van de ouderlingen met dankgebed besloten. Hoewel van der Zande niet aan de beurt is, verzoekt de dominee hem dit te willen doen. Deze voldoet aan dit verzoek en drukt daarna allen de hand ten afscheid. Bij de deur kijkt hij nog eenmaal om naar zijn plaatsje waar hij zovele jaren heeft gezeten. Langzaam en boordevol indrukken stapt hij naar huis, waar tante Marie op hem zit te wachten. „Het is voorbij. Marie". De stem van de oude boer klinkt warm en zacht.

De stem van de oude boer klinkt warm en zacht.

„De dominee heeft het mooi gedaan, broer", zegt tante Marie hartelijk, terwijl zij hem een bakje koffie inschenkt.

De boer knikt en antwoordt: „Het is me meegevallen, alle zorgen en bezwaren zijn weggevallen en ik kan niet anders zeggen, dan dat alles wonderlijk goed gemaakt is, ook al sta ik nu niet meer in het ambt. Het was een wonderlijke avond voor me, eerst de doop van mijn kleinzoon en toen het andere. Nu rest me alleen nog het wachten op aflossing van mijn post, en dat zal niet zo heel lang meer duren".

Even is het stil in de kamer van het renteniershuis. Beiden zijn vervuld met hun eigen gedachten.

Dan haalt van der Zande de Bijbel van de schoorsteen en met bewogen stem leest hij, de woorden als het ware indrinkend: „Een Psalm van David. Loof den Heere, mijne ziel! en al wat binnen in mij is Zijn heilige Naam. Loof den Heere, mijne ziel! en vergeet geen van Zijne weldaden. Die al uwe ongerechtigheid vergeeft, die al uw krankheden geneest; Die uw leven verlost van het verderf, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden; Die uw mond verzadigd met het goede, uw jeugd vernieuwt als eens arends. De Heere doet gerechtigheid en gerichten al degenen, die onderdrukt worden. Hij heeft Mozes Zijn wegen bekend gemaakt, de kinderen Israels Zijn daden. Barmhartig en genadig is de Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwiglijk de toorn behouden, Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1992

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

VALLENDE BLADEREN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1992

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's