Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vervolgverhaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vervolgverhaal

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Misschien heb je wel gelijk", antwoordt Jansz., „maar is het je dan niet bekend, dat er algemeen wordt beweerd, dat heer Haeck met ketterij is besmet en dat hij zijn post van baljuw heeft neergelegd. Hij is zelfs al vervangen door heer Tsomme Rollema".

Verbaasd kijkt Cornells op. Daar weet hij niets van.

„Maar", begint hij, „het is toch nog niet zo lang geleden, dat hij er voor heeft gezorgd dat de chirurgijn Gillis Matthijsse is gevangen genomen en om het leven is gebracht. Nog ril ik van het gezicht, toen ik nog niet zo lang geleden langs het galgenveld buiten de Noord­Dammerpoort liep, zijn hoofd op een staak zag staan". „Zeker, dat is zo", knikt de boer, „maar sinds die

„Zeker, dat is zo", knikt de boer, „maar sinds die tijd is het aantal ketters schrikbarend toegenomen en ook de baljuw wordt er van verdacht tot hen te behoren. Maar kom, ga met me mee, heer pastoor Joris moet in ieder geval weten, wat hier gebeurt. Later wordt ons misschien verweten dat we onze mond hebben gehouden.

„Gelijk heb je", antwoordt Cornells grif Als de boer het bij het rechte eind heeft, dan zijn ze heilig verplicht de pastoor zo spoedig mogelijk in te lichten.

Haastig lopen beide mannen nu naar Koudekerke, rechtstreeks naar de patorie. Maar daar is alles nog gesloten.

„De pastoor is ook nooit vroeg van de partij", bromt de boer in zichzelf en met een doffe dreun laat hij de klopper op de deur vallen. Het blijft echter stil in het huis. de pastoor en zijn huishoudster Lijnke hebben waarschijnlijk niets gehoord. „Laten we maar teruggaan", stelt Cornells voor.

„Laten we maar teruggaan", stelt Cornells voor. „Nee, dat nooit", zegt boer Jansz. en opnieuw dreunt de klopper op de deur. .,ik ga niet weg voordat ik pastoor Joris heb gesproken".

Eindelijk horen beide mannen gerucht en enkele ogenblikken later wordt de deur op een kier geopend. Het is Lijnke, de huishoudster. Verbaasd kijkt zij naar de mannen en zegt: „Is er iets bijzonders? Zijn eerwaarde heeft rust nodig en als jullie niet voor een zieke of stervende komen, moet ge nog maar eens terugkomen. Het is nog zo vroeg, ik begrijp niet..."

„Toch willen we zijn eerwaarde spreken", valt boer Jansz. haar in de rede en ik ben er zeker van dat hij het ons helemaal niet kwalijk zal nemen dat we zo vroeg hier zijn gekomen. Het is de nood van de tijd die ons dringt".

Lijnke zwijgt, maar schudt niet begrijpend het hoofd. Tegenwoordig gebeuren er zulke rare dingen, ze kan er echt geen wijs meer uit. Toch durft zij de beide mannen niet zo maar weg te sturen.

„Als het moet, dan moet het maar", zucht zij. Dan sloft zij naar de slaapkamer van pastoor Joris. Half gekleed komt deze met een verbaasde blik zijn slaapkamer uit. Wat voor vreemde dingen zouden er nu weer aan de hand zijn. Het zijn twee trouwe zonen van de heilige moederkerk, dat ziet hij met één oogopslag, en nieuwsgierig vraagt de pastoor wat de reden van hun komst is. Het moet wel iets belangrijks zijn, dat niet uitgesteld kan worden.

„Dat is het ook heer pastoor, anders hadden we er niet aan gedacht zó vroeg bij u te komen en u in uw slaap te storen".

In korte trekken vertelt boer Jansz. wat Cornells van Bree en hij vanmorgen vroeg hadden gezien. De pastoor is nu klaar wakker. Zo nu en dan knikt hij met gefronste wenkbrauwen. Ja, ja, het wordt hem nu duidelijker. Het zou hem niets verwonderen, als daar in de duinen bij Dishoek een ketterse bijeenkomst werd gehouden. In Vlaanderen gebeurt dit al regelmatig. Wat een narigheid, wat een ellende toch. Maar als het waar is wat zijn bezoekers hem vertellen, dan moet daar onmiddellijk iets aan gedaan worden.

De pastoor staat op en gaat naar zijn slaapkamer om zich verder aan te kleden. Even later is hij al terug en verklaart zich bereid om persoonlijk een onderzoek in te stellen.

De drie mannen verlaten de pastorie en haasten zich naar de duinen van Dishoek. Nauwlettend kijken ze naar de mensen die over de weg lopen. Veel zijn het er niet, maar nauwelijks bereiken ze het zogenaamde vroon aan de voet van de duinen of de stilte wordt verbroken door Psalmgezang achter het duin.

„Hoor!"

De mannen staan stil en luisteren.

„Ziet u wel dat ik gelijk heb heer pastoor", verbreekt Jansz. de stilte.

De pastoor knikt.

Maar wat nu te doen? „Ik acht het beter om niet verder te gaan man

„Ik acht het beter om niet verder te gaan mannen", zegt pastoor Joris op gedempte toon, „mijn ambtsgewaad zou mij verraden. Ik zal mij hier in het kreupelhout schuilhouden. Gaan jullie maar verder, dan hoor ik straks wel wat er precies gaande is".

Jansz. en Van Bree klimmen even later het duin op in de richting van waar het gezang wordt gehoord.

Als zij een van de lage duintoppen bereiken, zien zij op enige afstand een man, die zodra hij hen in het oog krijgt, met zijn muts begint te zwaaien om hen zodoende de weg te wijzen.

Jansz. en Cornells volgen hijgend de richting die de man wijst. Als ze deze enkele ogenblikken later passeren zegt Cornells tegen hem: „Tjonge wat is het lopen in de duinen zwaar". „Voor iemand die Gods Woord wil horen is er niets te zwaar", is het antwoord van de man.

„Daarom kom ik hier", huichelt Hendrik Jansz. terwijl hij de ketter aankijkt.

„Als jullie dit pad volgen, dan kom je er van zelf Daar wordt het Woord van God recht gepredikt".

Het kost moeite om door het mulle zand op de aangewezen duintop te komen. Wie schetst echter hun verwondering, als zij aan de andere kant van het duin een menigte van wel driehonderd mensen tegen de helling zien zitten, die naar de prediking van een nog jonge man luisteren. Hun vermoeden is dan toch juist geweest. De beide mannen staan enkele ogenblikken stil om alles goed in zich op te nemen. Zij luisteren niet naar de ernstige woorden van de prediker die vol vuur de ketters toespreekt.

Als zijn van hun verbazing bekomen zijn, wordt in allerijl de terugtocht aanvaard om pastoor Joris verslag uit te brengen van hun bevindingen. Deze schrikt geweldig als hij het verhaal hoort. In zijn hart had de pastoor gehoopt dat er niets aan de hand zou zijn, maar de feiten liggen er. Wat nu te doen. Met zijn drieën kunnen ze niets beginnen. Stel je voor dat die ketters wapens bij zich hebben, dan zou de ramp niet te overzien zijn. De zaak geheim houden kan ook niet, want dit is al reeds strafbaar.

Hoe de pastoor ook probeert er onderuit te komen, het lukt hem niet. Hij ziet geen kans de zaak bedekt te houden.

De pastoor spreekt echter zijn gedachten niet tegen Jansz. en Cornells uit.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 12 mei 1992

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Vervolgverhaal

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 12 mei 1992

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's