Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Blaeuwe Huus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Blaeuwe Huus

Gezien door 'De Motte'

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(vervolg van j.I. dinsdag)

Fundering

Geheel oninteressant voor schatgravers zijn gelukkig de funderingen. Een tegen de zuidoostmuur van de woonkeuken gegraven sleuf gaf aan de buitenzijde de volgende situatie van onderaf gezien weer:

~ tot een diepte van ca. 60 cm het ongestoorde stuifzand.

- van 60-45 cm een vuile zanderige laag waarop de fundering werd gezet. - van 45 cm tot het maaiveld geroerde

- van 45 cm tot het maaiveld geroerde grond waarin de fundering. In de funderingslaag werd een scherf

In de funderingslaag werd een scherf gevonden afkomstig van een veelkleurig bord uit het Wesergebied. In Nederland worden deze borden gedateerd tussen ca. 1590 en 1625. De scherf is met het dichten van de funderingssleuf daarin terecht gekomen.

Op de vuile zanderige laag had men 'de eerste steen' gelegd, bestaande uit een laag bakstenen die alle gebroken waren en secondair verwerkt. Gezien hun afmetingen dateren deze hergebruikte bakstenen uit de tweede helft van de dertiende eeuw. De afmetingen geven aan dat we hier te

De afmetingen geven aan dat we hier te maken hebben met zogeheten kloostermoppen. De herkomst van deze moppen is hoogstwaarschijnlijk simpel te verklaren. In de onmiddellijke nabijheid van het 'Blaeuwe Huus' is een motte gelegen. Hierop werd in de dertiende eeuw het kasteel 'Spreeuwenstein' gebouwd, in bezit van de heren van Voome. Dit uit kloostermoppen opgetrokken

Dit uit kloostermoppen opgetrokken mottekasteel (woontoren) verdronk reeds in de dertiende eeuw en de motte raakte verlaten.

De bevolking haalde er in de loop der eeuwen grond en benodigde bakstenen voor eigen gebruik. Zo rest ons nog slechts een lage, uitgevlakte motteheuvel in het polderland.

Op de funderingslaag van kloostermoppen trok men de muren van het 'Blaeuwe Huus' verder op. Eerst plaatste men op de kloostermoppen nog een laag eveneens secondair gebruikte bakstenen uit de eerste helft van de 15e eeuw, vervolgens metselde men de muren op van ijsselsteentjes.

Opvallend is dat tijdens het onderzoek in de gang van de woning op een diepte van 45 cm een puntgave kloostermop werd gevonden van hetzelfde formaat als de kloostermoppen in de fundering. Hebben we hier te maken met een overgebleven steen of wellicht met een bouwoffer? Het laatste lijkt het geval te zijn gezien de centrale ligging van de steen. Eveneens van secondair verwerkte kloos

Eveneens van secondair verwerkte kloostermoppen is een fundering die in de woonkeuken werd blootgelegd. Kennelijk heeft men nogal eens inwendig verbouwd waarbij de fundering onder de vloer intakt werd gelaten.

Houten skelet

In de woning is een houten skelet aangetroffen waarvan de liggers nog grotendeels intakt zijn. De staanders echter zijn daar waar zij zich momenteel voor een doorgang bevinden precies onder het plafond afgezaagd.

Onderzoek onder enkele afgezaagde staanders toonde aan dat de poeren waarop de staanders eertijds rustten, zich nog altijd op dezelfde plaats in de vloer bevinden, tot een diepte van 35-40 cm. Dit toont aan dat men van houtbouw naar steenbouw overging en het houten skelet daarvoor gebruikte. Verrassend is dat het skelet een beetje naar het zuidoosten is weggezakt, dit in tegenstelling tot de steenbouw die zich nagenoeg loodrecht laat meten.

De konklusie luidt dan ook dat zich op dezelfde lokatie vóór 1650 een houten woning bevond, die door de heersende zeewind opzij werd gedrukt. In 1650 besloot men de woning uit te breiden en in steen op te trekken waarbij het houten skelet deels intakt werd gelaten.

Schuur

Met behulp van een door de gemeente Goedereede ingehuurde kraan werd het grondoppervlak van de schuur blootgelegd. Op de plaatsen zoals op de plattegrond van 1948 aangegeven, werden zware bakstenen poeren aangetroffen. Zij bleken trapeziumvormig. Naast een van de poeren werden twee zware veldkeien gevonden die als extra ondersteuning dienden.

De totale lengte van de schuur - vanaf de achterzijde van de woning gemeten - bedroeg 16,25 meter.

In de loopvlakken van de schuur werden nauwelijks mobiele vondsten aangetroffen. Met behulp van een metaaldetector

Met behulp van een metaaldetector konden enkele muntjes worden opgediept, koperen muntjes uit de eerste helft van de vorige eeuw. Voorts nog een loden musketkogel, een bronzen knoop en een loden spinsteentje. Aan de hand van het gebruikte bak

Aan de hand van het gebruikte baksteenformaat en de gevonden muntjes luidt de voorzichtige konklusie dat de schuur niet eerder gebouwd werd dan eind achttiende/begin negentiende eeuw. Hopelijk kunnen archiefstukken in de toekomst een nieuw licht werpen op de ontstaangeschiedenis van de schuur.

Mobiele vondsten

Voorwerpen die her en der in de bodem werden aangetroffen waren in hoofdzaak bakstenen, van verschillende soort en verschillend formaat. Als laatste werden op het opgravingsterrein drie baksteentjes verzameld die wel heel illustratief zijn voor de lokatie van het onderzoek van De Motte: blauwgrijs gesmoord in plaats van rood of geel en aan één zijde voorzien van een laag blauwe verf; het 'Blaeuwe Huus' ten voeten uit.

Over het hele opgravingsgebied verspreid werden tegelfragmenten gevonden. Ook in het huis en met name rond en in de haard. Sloop, nieuwbouw, verbouwing: alle maken dat de bestaande tegels sneuvelen en als afval, stort en verharding in de bodem belanden. Veel tegels die werden gevonden hebben een gebrek; of de schildering is 'gevloeid' of het glazuur is niet goed aangebracht. Duidelijk is dat we hier te maken hebben met tweede keus, tegels die funktioneel waren in gebruik, weinig kostten maar niet zo fraai oogden.

Bij het onderzoek zijn geen afvalputten of -kuilen aangetroffen. De aardewerkscherven die zijn gevonden komen uit loopvlakken binnenshuis of van het erf. Veel is vertrapt en verspreid, onmogelijk meer te rekonstrueren.

Globaal kan worden vastgesteld dat het gaat om resten van gebruiksgoed daterend vanaf de achttiende eeuw. Enkele scherven echter zoals die van het 'Weserbord' zijn honderd jaar oud. Uit de late middeleeuwen stammen enkele scherven van kogelpot en Pingsdorfaardewerk. In de onmiddellijke nabijheid heeft bewoning plaats gehad vanaf de tiende/twaalfde eeuw. Dat verklaart de aanwezigheid van oudere scherven.

Uit de loopvlakken van het huis - eertijds zal niet een planken vloer maar een vlak van leem en zand (schelpen?) tot vloer hebben gediend - werden enkele kleine Objekten veiliggesteld waaronder een duit van Holland (1573-1576). Deze munt is nauwelijks in omloop geweest en niet afgesleten. Het is niet ondenkbaar dat de munt kort

Het is niet ondenkbaar dat de munt kort na de muntslag in de zeventiger jaren van de zestiende eeuw in het loopvlak is terecht gekomen. Dan was er dus reeds sprake van een woning, een konklusie die al werd getrokken naar aanleiding van het houten skelet in het 'Blaeuwe Huus'.

Bewoners

In dit voorlopige verslag van het 'Blaeuwe Huus' is met geen woord gerept over de bewoners van deze duinboerderij. Gegevens waren vooralsnog niet voorhanden. Indien te zijner tijd een definitieve publikatie mocht verschijnen verdient het aanbeveling de geschiedenis van de bewoners hierin op te nemen. In een met specie afgestreken gevelhoek van het 'Blaeuwe Huus' stonden de volgende initialen en jaartal ingekrast: K HM 1916 (Klaas Hameeteman?). Gaarne verwacht De Motte in de toe

Gaarne verwacht De Motte in de toekomst een antwoord op deze inscriptie uit het nog niet zo verre verleden van deze unieke boerderij. En verder

En verder

Tot zover een verkorte weergave van het 17 pagina's tellende opgravingsrapport van Rias Olivier.

Na het verschijnen van zijn artikel in het Jaarboek 87-90 van De Motte in 1991 kwam vast te staan dat het 'Blaeuwe Huus' inderdaad veel ouder is dan het jaartal op de gevel doet vermoeden.

Hoogstwaarschijnlijk is het bouwjaar 1454/1456.

De heer Van der Zwan vermoedde het al en jaarringenonderzoek van de balken van de draagkonstruktie bevestigde het: het 'Blaeuwe Huus' is waarschijnlijk begonnen als een huis met een houten gevel en een rieten dak met een draagkonstruktie die 'ankerbalkgebint' wordt genoemd. Het is de oudste konstruktie die in Nederland bekend is en dat feit maakt het 'Blaeuwe Huus' ook van nationaal belang.

Naar de bewoningsgeschiedenis is inmiddels onderzoek gedaan door de heer Cor Hameeteman en het is waarschijnlijk dat de gegevens die de heer Hameeteman heeft verzameld zullen resulteren in een publikatie.

Tussen 1969, toen Bas de Voogd en Rias Olivier, de oprichters van De Motte, zich oriënteerden bij het verlaten 'Blaeuwe Huus' en tegen elkaar zeiden: „Dat gaat hier niet goed, dat wordt gesloopt" en mei 1992 ligt een lange tijd waarin het leven van het door De Motte zo bewonderde pand aan een zijden draad hing en bijna was verdwenen.

Nu staat de boerderij er weer, klaar om met enig ceremonieel geopend te worden door mr. S. Patijn, Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland. Het zal De Motte goed doen er getuige van te zijn hoe de nieuwe schoonheid van een oude liefde wordt onthuld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1992

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

Het Blaeuwe Huus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1992

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's