Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking uit de Heilige Schrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking uit de Heilige Schrift

Jacob ontroostbaar

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En al zijn zonen en al zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten. Maar hij weigerde, zich te laten troosten en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. Alzo beweende hem zijn vader.(2 Korinthe 12:9)

In diepe smart zit Jacob daar ­ met het kleed van Jozef in zijn handen. Jozef is dood! Een andere gevolgtrekking kan Jacob niet maken, als dat met bloed bevlekte kleed bij hem gebracht wordt. Jozef is op weg gegaan, om zijn broers op te zoeken en hij komt nooit meer terug! Het verdriet trekt diepe sporen in het

Het verdriet trekt diepe sporen in het leven van Jacob. Maar dat niet alleen! Ook hier komen de verschrikkelijke gevolgen van de zonde openbaar. Jacob weet niet, dat zijn zonen een diepe haat koesterden tegen Jozef En hij weet óók niet, dat hij daar zelf mede aan schuldig stond. Jozef was altijd zijn oogappel geweest. Hij was trots op zijn zoon en eigenlijk ook wel op zichzelf. Maar met al zijn levenservaring was Jacob er tóch blind voor, hoe verkeerd het ging. En nu krijgt hij de schuldbrief thuis. Nee, dat beseft Jacob nog niet. Dat zal hij later onder ogen zien. Maar hij zit nu met de scherven van zijn levensgeluk in handen. En in dit alles leeft Jacob ver van de Heere vandaan. Hij had zijn weg en de weg van Jozef wel uitgestippeld; maar hij beoefende niet dat tere leven met de Heere, zoals we daar in andere omstandigheden wél van lezen.

En zo komt deze geschiedenis in een breder verband te staan. Als we niet vreemd zijn aan het leven der genade, zullen we weten, dat de doorleving zo verschillend kan zijn. Enerzijds een tijd, waarin het leven met de Heere beoefend wordt. En dan is het goed. Maar er zullen ook anderen tijden zijn: van aanvechting, van verlating. Soms zo erg, dat de nood ervan niet eens gevoeld wordt. Dan herkennen we iets van de nood van Jacob. En dan is er soms een diepe weg nodig, om weer bij de Heere teruggebracht te worden.

En toch: hoe donker Gods weg zijn kan, is deze niet te verkiezen boven het leven van de onbekeerde mens, die zonder strijd, maar ook zonder uitzicht voortleeft?

* * i:

En Jacob's kinderen? Ze zien, dat hun oude vader er wel aan kan sterven! Zo erg hadden ze 't niet bedoeld. En dan maken ze zich op, om Jacob te troosten. Terwijl ze wisten, dat Jozef niet dood was! Zo brengt de ene zonde de andere met zich mee. Dat zien we altijd weer. Hoe hadden ze Jacob kunnen troosten? Daar te zeggen, dat Jozef niet door een wild dier verscheurd was. Maar dan was hun zonde openbaar gekomen. Hun woorden van troost zijn hol en leeg.

Wat een strijd. En er waren in het leven van Jacob geen oefeningen des geloofs. Terwijl er in Jozef vele beloften lagen. Jacob wist immers uit ervaring, dat de Heere zich in dromen openbaarde. Maar we lezen er niet van, dat hij door het geloof worstelde op hoop tegen hoop. Hij legt zich bij de feiten neer. Die spreken toch voor zichzelf? Maar is dat zo? Zo listig is de duivel! Zo

Maar is dat zo? Zo listig is de duivel! Zo geloofwaardig stelt hij de dingen vóór. Jacob ziet alléén het met bloed bevlekte kleed. En toch geloof hij zonder meer, dat Jozef dood is. Zo listig is de duivel. Hebt u óók wel eens met die influisteringen te maken? In dagen van geestelijke donkerheid of ook in een weg van beproeving?

Dan kan de duivel het zo vragen: „Waar is God, die gij verwacht". Waar is God? Kan dat niet tot een bange vraag worden? Zouden we die grote leugenaar dan niet gaan geloven? Waar is de God van Jacob?

Zo verkeert Jacob in het donker. We zouden denken: „Is dät de man, die een Pniël meemaakte en de Heere zag van aangezicht tot aangezicht? Wat gaat er dan van hem uit? Niets! Straks is er zelfs een ernstige onenigheid met zijn kinderen, als Benjamin meemoet naar Egypte. Straks klaagt Jacob het uit: „Alle dingen zijn tegen mij!"

Maar de oude patriarch, die tevoren zoveel hemels onderwijs had ontvangen, was zich er niet van bevmst, dat de Heere grote dingen zou gaan doen. Maar hij moest er zelf van tussen. Jacob had alles zelf willen regelen, maar nu werd hem alles uit handen geslagen. Maar het is een zalige les. Want nu moest hij het de Heere in handen geven.

Wonderlijk zijn Gods wegen. Want toen Jacob meende, dat alles verkeerd ging, was de Heere reeds bezig. Hem en zijn nageslacht van de dood te redden. Als Jozef niet naar Egypte was gevoerd, zouden ze allen van honger zijn omgekomen. En méér nog: dan zou Jacob nooit de Heere Jezus geboren kunnen worden. Daar komt Jacob later pas achter. Dan zal hij zich verwonderen. Als hij horen zal, dat Jozef leeft, zal Jacob met vrede kunnen spreken over zijn sterven. Nu weigert hij, zich te laten troosten. Dat is niet terecht. Want ook voor Jacob was er de enige troost in leven en sterven. Slechts de Heere Jezus kon zich waarlijk ontroostbaar noemen. Want Hij daalde werkelijk in de vreselijke diepten van het graf en de hel. Zijn ziel was geheel bedroefd, tot de dood toe. En dankzij de diepe weg van de Borg kan Jacob straks in vrede op zijn sterfbed liggen en het belijden: „Op Uw zaligheid wacht ik, Heere!" Nu spreekt hij in bittere smart over zijn neerdalen in het graf dan zal hij liefelijk vertroost worden in het aangezicht van de dood. Kennen we óók deze Borg? In Hem alleen kunnen we getroost worden. In een weg van beproeving, maar bovenal, als het gaat om de vergeving der zonden. Dan gaan ­ in zichzelf ontroostbaren ­ vragen:

,,Gedenk aan 't woord,

gesproken tot Uw knecht, waarop Gij mij verwachting hebt gegeven. Dit is mijn troost, in druk mij toegelegd; dit leert mijn ziel Uw achteraan te kleven. Al 't geen Uw mond aan mij had toegezegd, gaf aan mijn hart vertroosting, geest en leven.

geest en leven.

Hardinxveld­Giessendam, ds. W. Arkeraats

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1992

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

Overdenking uit de Heilige Schrift

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1992

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's