Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vervolgverhaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vervolgverhaal

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

- 20 -

Adriaanken voelt haar hart bonzen en ook de anderen voelen zich niet op hun gemak. Wie zou er zijn op dit ongewone uur.

„De Heere beware ons", roept Adriaanken, „wat zal ons overkomen?" „Bedaar vrouw", zegt Hans, „misschien is het wel een van onze vrienden. Geef me eens een kaars aan dan zal ik gaan kijken".

Lange Hans loopt nu naar het voorhuis, gevolgd door De Questere die zijn vriend niet alleen wil laten gaan. Je kan nooit weten wat er aan de hand is. Misschien zijn het wel gerechtsdienaars om...

De kleermaker opent voorzichtig de buitendeur en...?

De spanning in de huiskamer is voelbaar en het duurt lang voordat Hans en De Questere terugkeren. Maar daar gaat de kamerdeur open en tot hun grote verbazing zien zij beide mannen met twee vreemden binnenkomen. De één lijkt wel een visser, terwijl de andere als landbouwer is gekleed.

„Hier zijn twee mensen, die hier een veilige haven zoeken", zegt lange Hans en zijn stem klinkt beverig. „Deze visser is niemand minder dan broeder Antoni Willemsz. en deze boer is zijn medebroeder Claes Janszoon van Mechelen. Beiden zijn vermomd uit de abdij gevlucht en zoeken bij ons onderdak. Zelf zullen zij straks vertellen waarom zij deze stap hebben gedaan".

Eerst heeft Adriaanken argwaan gekoesterd. Misschien zijn het wel spionnen van de bisschop die hen in het verderf willen storten. Maar door hun eerlijke blik in de ogen is de vrouw van de kleermaker weldra gerustgesteld. Dan zegt zij op hartelijke toon: „Maar voordat zij dit doen, nodig ik hen eerst uit om met ons de avondmaaltijd te gebruiken, als de eerwaarde broeders zo'n eenvoudige maaltijd willen gebruiken". Met een van aandoening trillende stem dankt

Met een van aandoening trillende stem dankt broeder Anthoni vrouw Adriaanken voor de hartelijke uitnodiging en hij voegt er aan toe: „Het is alsof ons de banden zijn afgevallen. Hoe lang hebben wij er naar gesnakt onze gedachten vrijuit te mogen uitspreken. Werkelijk, het is nog alsof we dromen".

„Laten we eerst toetasten mannen", en opnieuw vouwt Hans de handen. Ditmaal worden zij niet gestoord en in een eenvoudig gebed vraagt de kleermaker een zegen over de maaltijd, terwijl hij tevens de beide vluchtelingen opdraagt. Zwijgend wordt de maaltijd genuttigd, maar eindelijk verbreekt De Questere de stilte. Het heeft hem nu lang genoeg geduurd en hij brandt dan ook van nieuwsgierigheid.

„Het is vandaag een belangrijke dag geweest", begint hij; „maar wat er nu vanavond is gebeurd, had ik niet kunnen vermoeden. Dit is van de Heere geschied en het is wonderlijk in onze ogen". „Zo is het", antwoordt broeder Claes Jansz. „God Zelf heeft ons hierheen gebracht, zoals broeder Antoni u zal vertellen".

In korte trekken vertelt broeder Antoni nu hoe in het klooster zijn ogen werden geopend en hoe zij samen uit het klooster zijn gevlucht.

„Ja", zegt broeder Claes, „zo zijn we dan buiten de abdij, dank zij de hulp van de oude kleerkoper. Hij heeft ons uw naam genoemd en verteld waar u woont. En Stulte heeft zich niet vergist, want de wijze waarop wij hier zijn ontvangen overtreft ver onze verwachtingen, de Heere lone u daarvoor! We hopen het u echter niet al te lastig te maken en willen zo spoedig mogelijk zelf ons brood verdienen".

„Dat heeft allemaal geen haast", vindt lange Hans, „ik ben wel niet rijk, maar u blijft voorlopig hier".

Het is laat, heel laat, als de vrienden naar huis gaan. De gewezen kloosterbroeders blijven alleen bij lange Hans achter. Samen spreken zij nog een uurtje over geestelijke zaken en als Adriaanken hen naar hun slaapplaatsen heeft gebracht, zegt Hans tot haar: „Als ik me niet vergis, dan zullen deze beide mannen tot veel nut voorde ware kerk kunnen zijn. Ik weet niet, of je goed geluisterd hebt, maar vooral broeder Antoni is door de Heere geleerd, broeder Claes ook wel, maar niet in die mate als hij. Er geschiedt niets bij geval, maar de Heere zal er Zijn wijze bedoelingen mee hebben. Och, dat alles in ons Hem prees". Dan gaan lange Hans en zijn vrouw ook naar bed. En voorzichtig om moeder niet te wekken die al enkele uren geleden naar bed is gegaan, gaan zij naar hun slaapkamer.

HOOFDSTUK 11 DE 'S GRAVENSTEEN

Op het hoogste punt bij de Burcht stond in vroeger tijd een gebouw, dat bekend stond als de 's Gravensteen. Het was de gevangenis van Middelburg. Dat was ook te zien, want alle ramen waren van tralies voorzien en hellebaardiers hielden steeds de wacht voor de gesloten poorten van het sombere gebouw. Het was dan ook onmogelijk uit de 's Gravensteen te ontsnappen wanneer men in een van de vele cellen was opgesloten. In een van de cellen in de kelder, waar door een

In een van de cellen in de kelder, waar door een getralied gat slechts wat licht schint, zit een man op een brits. De cel is zo klein, dat hij er zich nauwelijks kan bewegen. Deze man zou helemaal geen kans hebben om te ontvluchten, want als een van de ergste misdadigers is zijn rechtervoet in een ijzeren ring geklonken waaraan een ijzeren ketting is verbonden die in de muur is gemetseld. Wie is die man, daar in die vunzige cel?

Het is de gewezen pastoor van Biggekerke. Deze heeft het gewaagd om openlijk de zijde der hervorming te kiezen en de leer van de heilige moederkerk als dwaalleer te verwerpen.

In 1562 had Landvoogdes Margaretha van Parma een brief geschreven aan de rentmeester Bewesterschelde waarin werd gemeld, „dat men in Spanje enige galeien uitrustte, tot welke men zou verwijzen, niet alleen lediggangers, bedelaars en straatschenders, maar ook die onder het deksel van religie besmet zijnde met de toen heerende secten en dwalingen, zich vervorderen zouden te prediken, psalmen te zingen, overgezet of getranslateerd naar hun vals begrip of ook andere liedekens om daardoor oproer of seditie onder de onderzaten te verwekken, hetgeen bij de plakkaten verboden was".

Het verwijzen naar de galeien was echter een geringe straf waarvan uitgezonderd zouden zijn, „die bevonden zouden worden beschuldigd of belast te zijn met enorme of lelijke feiten of die leraars van enige sekte geweest zijn, welke exemplaarlijk zouden gestraft worden naar den inhoud der plakkaten en geenszins zouden begrepen zijn in deze bepalingen". Deze straf wachtte de man in zijn cel en met hem

Deze straf wachtte de man in zijn cel en met hem nog enkele anderen, die op bevel van de rentmeester en de bisschop in de 's Gravensteen waren gevangen gezet.

Bernard, de pastoor van Biggekerke, weet dat de brandstapel, de galg of de beul hem wacht.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 7 juli 1992

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's

Vervolgverhaal

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 7 juli 1992

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's