Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Woningonderzoek Middelharnis anno 1900

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Woningonderzoek Middelharnis anno 1900

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1900 stelde burgemeester Ulbo. J. Mijs op eigen initiatief een onderzoek in naar de toestand van de woningen binnen Middelharnis. Samen met de gemeente-opzichter J. Korteweg bezocht hij een groot aantal woningen. Van hun bevindingen werd een verslag opgemaakt, waarvan de resultaten ronduit onthutsend kunnen worden genoemd. Onderstaand een excerpt van het genoemde verslag. Het betreft hier alleen de woningtoestand in Middelharnis, maar de gesteldheid van de woningen in de andere dorpen op het eiland was niet veel beter.

Alle 850 woningen in Middelharnis binnen korte tijd grondig te onderzoeken was natuurlijk ondoenlijk. Er werd besloten om alle woningen beneden de huurprijs van/ 1,20 per week en die vóór de inwerkingtreding van de plaatselijke Bouwverordening van 1860 werden gebouwd te onderzoeken. In aanmerking kwamen ongeveer 200 woningen, waarvan er ongeveer 25 als onbewoond of door afwezigheid van de bewoners waren gesloten, niet konden worden onderzocht.

Er werden alzo 175 woningen binnen de bebouwde kom onderzocht. De huizen werden getoetst aan de voorwaarden in de Bouwverordening van 1860 (gedeeltelijk herzien in 1892) gesteld. Volgens deze moest ieder nieuw te bouwen woning één woonvertrek met een mmimale oppervlakte van 15 m^ bevatten, terwijl de hoogte minstens 2.60 m moest bedragen. Elke woonruimte moest tevens voorzien zijn van één of meer ramen. Wanneer er slechts één raam was moest dit een oppervlakte bezitten van minstens 1.80 m^ terwijl het minstens 40 dm^ geopend moest kunnen worden. Indien de kamer van twee ramen voorzien was, moest elk raam een mmimum oppervlak van 1.50 m^ bezitten. Ook bestaande woningen, die werden verbouwd moesten aan deze eisen voldoen.

Zo ging men er bij het vaststellen van de Bouwverordening van uit, dat binnen een zeker aantal jaren alle krotten verdwenen zouden zijn, maar was dit werkelijk het geval? Dat was eigenlijk de vraag, die burgemeester Mijs deed besluiten de krotwoningen in de oude kern van het dorp te onderzoeken.

Na 1875 werden er door particulieren op grote schaal aan de rand van het dorp nieuwe huizen gebouwd (Waterweg, Vissersstraat, Weistraatjes). Deze arbeiderswoningen waren reeds beter ingericht dan de voorschriften in de Bouwverordening aangaven, want behalve het woonvertrek bevatten deze nog een keukentje. Deze woningen vielen dan ook buiten het woningonderzoek

Door de bevolkingsgroei in de laatste helft van de vorige eeuw was er een grote woningnood en daardoor raakten deze woningen reeds spoedig bewoond. De economische crises in de vorige eeuw was er mede de oorzaak van, dat vele mensen de huren voor de nieuwe huizen niet konden opbrengen en waren genoodzaakt de goedkopere oudere woningen te betrekken. De huurprijzen van de onderzochte woningen varieerden overigens van ƒ0,45 tot ƒ 1,15 per week.

Laten we nu de resultaten van het onderzoek eens bekijken. Om gelijk met de deur in huis te vallen; slechts bij 2 van de 175 woningen bleek het woonvertrek aan alle in de Bouwverordening gestelde eisen te voldoen, hiervan was bijna 40% geheel onvoldoende. Wat was er allemaal mis? Zo was bij 75% van de woningen de verdieping te laag; de laagste 1,95 m 'hoog". De vloeroppervlakte was bij 65% onder de maat; kleinste oppervlakte bedroeg slechts 5,32 m^. Bij ruim 56% van de woningen was het raamoppervlak onvoldoende groot; kleinste raam 55 cm^.

Er werd niet alleen onderzocht of de voorgeschreven minimale afmetingen en maten aan de eisen voldeden, ook andere zaken werden onder de loep genomen. Zo werd er tevens gekeken naar de algemene hygiëne en alles wat daarmee in verband stond. Met betrekking tot de drinkwatervoorziening werd de aanwezigheid van regenbakken onderzocht. Aangezien het welwater op het eiland brak is, was de bevolking aangewezen op regenwater (eerst in 1934 kwam de drinkwaterleiding op het eiland). Niet ieder gezin had de beschikking over een eigen regenbak. Uit het onderzoek bleek, dat 156 gezinnen de beschikking hadden over 52 regenbakken. Bij beperkt gebruik gold vrij algemeen dezelfde regel. De huurder had doorgaans aanspraak op acht emmers per week en wel dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag op één emmer; zaterdag op twee met het oog op de zondag en maandag eveneens op twee in verband met de was. Was echter door droogte of andere oorzaken de voorraad onvoldoende, dan had de huurder daarin voor eigen rekening te voorzien en moest er water worden gekocht. Eveneens was dit het geval bij de wonin-

Eveneens was dit het geval bij de wonin-gen zonder regenbak. Sommigen trachten het bezwaar van te moeten kopen te voorkomen, doorbij voorkomende gelegenheden het van de daken lopende regenwater in tonnen of emmers op te vangen. Klachten omtrent de regenbak kwamen veelvuldig voor; in het bijzonder golden deze de inhoudsgrootte. Slechts in zeer enkele gevallen had men ook bij langdurige droogte voldoende water Veel hing af van de grootte van het gezin. In enkele gevallen had men bijna voortdurend gebrek. Eén regenbak werd zelfs aangetroffen

Eén regenbak werd zelfs aangetroffen waarin alleen bij regen water aanwezig was, zodra deze ophield zakte ook het water weg. Op onderscheiden plaatsen was de regenbak in het woonvertrek, wat in de regel vocht veroorzaakte. Door een bewoner werd medegedeeld dat, zodra de regenbak na regen vol was, deze in het woonvertrek overliep. Andere ernstige tekortkomingen wer

Andere ernstige tekortkomingen werden gesignaleerd op het gebied van de privaten ('toiletten'). Op de 175 onderzochte woningen telde men slechts 22 privaten, waarvan 6 in afzonderlijk en 16 in gemeenschappelijk gebruik, 21 daarvan waren buitenshuis in de open lucht geplaatst. Het ene binnenshuis had geen gemeenschap met de buitenlucht. Wat de inrichting betreft werd gerapporteerd, dat twee privaten met beerput werden aangetroffen en één dat op het gemeenteriool uitmondde. Bij de overige was het tonnenstelsel op de meest primitieve wijze m toepassing gebracht. In de regel werden de faecalien eenvouding in een zinken emmer opgevangen, die van tijd tot tijd op de mestvaalt geledigd of aan de karreman werd meegegeven. In één geval werd de privaatemmer tweemaal per week in een op het gemeenschappelijk erf staande open kist geledigd. ^1 buizen aansluitende op de grote riolering. Bij 43 woningen was dit het geval. Bij 67 woningen geschiedde de afvoer door een goot naar een sloot of een ander water. In zeer vele gevallen gaf dit tot verontreiniging van het erf aanleiding, speciaal omdat èn inrichting én toestand van de goten menigmaal te wensen overlieten. Bovendien vond door deze wijze van afvoer, in de onmiddellijke nabijheid van de woning, een zeer ongewenste vervuiling plaats van het water waarin de goot uitmondde. In de meeste gevallen kon echter geregelde verversing plaatsvinden; de moddersloten in de gemeente waren toen reeds tot een minimum beperkt en binnen korte tijd zouden de laatsten tot het verleden gaan behoren.

Eén woning werd gevonden, waarvan de waterafvoer plaats vond door middel van een goot naar de nabijgelegen mestvaalt van een landbouwer. Bij de ovenge 64 woningen ontbrak alle gelegenheid tot afvoer en was dientengevolge voor de bewoners de straat de enige toevlucht. Was aan de zijde van de straat, waar de woning stond een goot aanwezig, zo werd het water daarin geworpen en ondervonden daarvan althans slechts de buren overlast Had echter de straat alleen aan de overzijde van de woning een goot. dan werd in naam het water daarheen gebracht; doch in de regel kwam het midden op de straat terecht en moest het verder zelf zijn weg zoeken.

Aangaande de wijze van bewoning werd het volgende gerapporteerd Slechts in 3 van de 175 gevallen werd het woonvertrek niet tevens als slaapkamer gebruikt. Aannemende dat een volwassene nodig heeft 15 m' lucht m een ruimte, die gebruikt wordt als woon- en slaapkamer, zo waren slechts de helft van de onderzochte vertrekken voldoende. Van de zolders werden 44 als slaapplaats gebruikt. Afscheiden van de slaapplaatsen voor beiderlei geslacht kwam in de regel niet voor Met betrekking tot het slapen werden in verschillende opzichten uiterst verwerpelijke toestanden aangetroffen.

Enkele voorbeelden: Een gezin bestaande uit man, vrouw en acht kinderen, waarvan het oudste + 18 jaar was, terwijl vier de tienjarige leeftijd nog niet hadden bereikt, sliep te zamen m niet meer dan twee bedsteden, die in het woonvertrek geplaatst waren. Alzo vijf personen in elke bedstede. Gelukkig oefende de man een beroep uit, dat hem menigmaal afwezig deed zijn Was hij echter thuis, dan zag hij zich verplicht het nachtverblijf met de overige negen te delen. Op de zolderontbrak alle slaapgelegenheid. In een woning, door vier personen bewoond, werden twee bedsteden aangetroffen. Eén in het woonvertrek en één in het voorhuis. Bij verdere navraag kwam evenwel aan het licht dat de ene tot kast was ingericht, terwijl in de andere vader, moeder, benevens zoon en dochtervan 21 respektievelijk 20jaar gezamenliik sliepen. Uit het ingestelde onderzoek bleek

Uit het ingestelde onderzoek bleek tevens dat ruim een kwart van de woningen met wandgedierte was besmet In vele gevallen verklaarde men dat vroeger in de woning ongedierte voorkwam, doch dat dit door de voortdurende zorg van de bewoners langzamerhand geheel was uitgeroeid. Dikwijls echter was dit niet mogelijk, speciaal waar de woningen deel uitmaakten van een groot blok huizen, die op de zolder slechts door houten beschotten gescheiden waren. Van maatregelen van de eigenaars om het kwaad te beteugelen of geheel te doen verwijderen werd uiterst weinig vernomen. Sommige huizen waren zo hevig besmet, dat ze feitelijk onbewoonbaar geacht moesten worden. Zo was er een woning, slechts bestaande

Zo was er een woning, slechts bestaande uit een woonvertrek van 13 m^ oppervlakte en een zolder, op het zuiden gelegen, zonder uitgang achter en waarin niet minder dan elf personen waren gehuisvest. De bewoonster verhaalde van de niet te beschrijven hinder van het ongedierte, hoe dit m de warme zomernachten hoogtij vierde, de kinderen zodanig overlast en ongemak veroorzaakte, dat ze menigmaal in de onmogelijkheid om te slapen, hele nachten huilende wakker lagen. Tot staving van haar beweringen toonde de vrouw de resultaten van een die nacht gehouden klopjacht op de witgekalkte muren van de bedstede, die met rode vlekken was bezaaid... Zo'n 40% van de woningen was onzinde-

Zo'n 40% van de woningen was onzinde-lijk of matig zindelijk Grote onzindelijkheid kwam slechts m enkele gevallen voor In het algemeen wisten de bewoners met gennge hulpmiddelen het woonvertrek tot een gezellig interieur in te richten De vloer werd veelal met matten belegd, op de muren plakte men voor eigen rekening een goedkoop behangselpapier; op de tafel legde men vaak een zeiltje, voor het raam zette men een bloem, waardoor het geheel een aantrekkelijk aanzien kreeg. Het bedekken van vloer en muren was bovendien dikwijls een middel om grove gebreken m het onderhoud te verbergen. In onderscheiden gevallen liet het onderhoud veel, in sommige zeer veel te wensen over Van niet meer dan 40% woningen was het onderhoud goed te noemen. Wat de gebreken betreft, het meest voorkomende was vochtigheid. In 80 gevallen werd daarvan melding gemaakt. Lang niet in alle gevallen was evenwel het euvel even groot. Nu eens was alleen dea buitenmuur vochtig, dan weerde muren van de bedstede, een andermaal de vloer. Zonder uitzondering werden de kelderwoningen vuns genoemd en pleitte de burgemeester en'oor deze zo spoedig mogelijk uit de woningvoorraad te onttrekken.

De overige gebreken lieten zich als volgt samenvatten: lekkage, rook, tocht. Ofschoon in veel mindere mate dan vochtigheid, kwam toch lekkage veel voor; dikwijls als gevolg van oude en niet beschoten daken. In een tweetal woningen werd tevens vermeld, dat de lekkage niet gerepareerd kon worden, omdat het dak zo totaal verrot was, dat geen metselaar er op durfde! In een paar gevallen werd hinder van rook ondervonden en wel zodanig, dat men voortdurend ook 's winters de voordeur moest laten openstaan. Over tocht werd enkele malen geklaagd, speciaal daar, tegengevolge van een gemeenschappelijke ingang de voordeur de gehele dag openstond Eerst verantwoordehike voor het onder

Eerst verantwoordehike voor het onderhoud was de eigenaar In veel gevallen was het huis voor de eigenaar niets anders dan een kapitaal dat zo hoog mogelijke rente moest afwerpen Hierdoor werden de verplichtingen, die ook tegenover de huurder bestonden, te veel uit het oog verloren. De eigenaars voerden hiertegen het argument van huurschuld, doch dit werd schromelijk overdreven. Zo werden de grotere panden nu bewoond door enkele (grote) gezinnen, waardoor de huiseigenaar meer geld kon innen, dan door het gehele pand aan één huurder te vei huren. Alle vertrekken, tot de meest ongeschikte, als binnenkamers zonder behoorlijke verlichting, veelal zonder enig gerief voor de bewoners, werden afzonderlijk verhuurd Niet zelfden waren dergelijke percelen broeinesten van onreinheid en ziekte, doch de dikwijls voorkomende woningnood dwong menigeen ze te betrekken

Het pand Voorstraat 19 bijvoorbeeld, werd in de jaren twintig nog aan kamers verhuurd. De huurprijs was f 0,60 per week. Driehoog op zolder stond de emmer Hieruit blijkt al dat er na het verschijnen van het onderzoeksrapport van burgemeester Mijs niet direkt aan alle wantoestanden een einde werd gemaakt. Het rapport werd door de gemeenteraad voor kennisgeving aangenomen.

Was dan alle moeite van de burgemeester voor niets geweest? Nee, want in 1903 werd een Gezondheidscommissie voor Goeree-Overflakkee opgericht, waarvan burgemeester Mijs als secretaris fungeerde. Deze Gezondheidscommissie heeft ervoor gezorgd dat vele van dergelijke wantoestanden definitief tot het verleden zouden gaan behoren. Eerst tussen 1909 en 1912 verrezen aan de Eendrachtstraat 37 arbeiderswoningen. Dit was het begin van de enorme woningbouw in het eerste kwart van de twintigste eeuw Langzaamaan verdwenen de slechte eenkamerwoningen. Zij werden afgebroken, vergroot of tot winkel verbouwd. De kelderwoningen kregen nu een juiste bestemming- opslagplaats van goederen en niet van mensen Ook de benaming veranderde, het werden nu pakhuizen in plaats van woonhuizen genoemd Een stukje sociale ellende is ten einde.

Middelharnis Jan Both

Bij een ander blok woningen, alle zonder privaat, werd eveneens een dergelijke open bak aangetroffen, waarin de faecalién geworpen werden. Beiden bakken werden op geregelde tijden door de karreman schoongemaakt. Door de bewoners werd begrijpelijkerwijs veel hinder van stank ondervonden. Wat betreft de verzameling van de faeca

Wat betreft de verzameling van de faecalién door de bewoners van huizen zonder privaat was het uiterst moeilijk dienaangaande juiste gegevens te verkrijgen, daar in vele gevallen men schroomde antwoord te geven. Meestal bleek op de zolder, soms ook in het schuurhuis voor eigen rekening een inrichting met emmer gemaakt te zijn, iets wat aan de zuiverheid van de lucht in de woning geenszins bevorderlijk was. Zij, die geen voorhuis of zolder bezaten, waren er echter nog erger aan toe, aangezien de faecalién niet anders dan in het woonvertrek konden worden bewaard, in het warme jaargetijde veroorzaakte dit, speciaal zondags wanneer geen vuilnis werd opgehaald, aan de bewoners veel hinder. Anderen die op de frisheid in hun woning gesteld waren, zochten eenvoudig een plaats achter een schuur, op een mestput, enz.

Thans een en ander omtrent de afvoer van water, etc. Gootstenen werden niet aangetroffen. In het algemeen kwamen gelegenheden tot afvoer van water binnenshuis hoogst zelden voor De enige voldoende wijze van afvoer op eigen erf was deze: een zinkput door middel van

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1992

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's

Woningonderzoek Middelharnis anno 1900

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1992

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's