Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aan de Voet van di Westertorf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aan de Voet van di Westertorf

VERVOLGVERHAAL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ze sloot het raam, haastte zich naar de haard, stak het materiaal om de haard aan te maken aan, spoedig vatten de turven vuur, over een kwartier zou het lekker warm zijn in de kamer. En nu nog even naar de slaapkamer van de broers. Een ogenblik kwelde haar de vrees, dat haar werk overbodig zou zijn. Maar moeder had het bevolen, daarom maakte zij het bed en de wastafels in orde. Hoorde zij daar niet iemand binnenkomen? Het scheen haar toe, of moeder met iemand sprak. Ze luisterde. Ja, daar was vader al.

„Corry", riep moeder, „kom je naar beneden!" Daar was ze dadelijk toe bereid. Een gezellig babbeltje bij een kopje koffie, dat was naar haar zin. Ze keek nog eens in het rond. Ja, alles was in orde, de broers konden komen; als ze nu maar kwamen. En dan de trappen af „Dag vader", riep ze vrolijk. „Hè, waar is vader?"

„Dag vader", riep ze vrolijk. „Hè, waar is vader?" Ze zag hem niet. „Ik dacht, dat ik hem hoorde". „Ja, kind, vader is thuis, hij wast even zijn handen in de keuken".

Daar stapte hij binnen.

„Hè, vader, prettig, dat u zo vroeg is", zei Corry.

„Ja, meisje, er is weinig werk, heel weinig werk", zei hij en er trokken rimpels in zijn voorhoofd, toen hij dat zei, „ik heb vanmorgen alles netjes in de werkplaats opgeruimd en toen ben ik maar naar huis gegaan". Vader Sweers was steenhouwer, hij had zijn werk

Vader Sweers was steenhouwer, hij had zijn werkplaats vlak bij de kerk. Vroeger had hij het heel bedrijvig gehad en werkte hij met twee knechts, maar de laatste jaren waren de werkzaamheden door de langdurige oorlogstoestanden zeer verminderd. Er was geen handel meer, de gegoeden en weigestelden moesten bezuinigen. Vroeger zag men niet op vijftig of honderd gulden; nu werd er op de kleintjes gelet en dat drukte vooral op de bedrijven, die bestaan moesten van de opdrachten der rijkere bevolking. „Wat zal het nu netjes zijn in uw werkplaats, u

„Wat zal het nu netjes zijn in uw werkplaats, u hebt zeker goed stof afgenomen?" lachte Corry. „Nu, stof afnemen, daar heb ik niet veel aan gedaan. Ik weet wel, waar ik beginnen moet, maar het einde er van is niet te zien. Alles is bij mij stof, maar dat hindert mij niets; je weet. voor stof ben ik niet bang".

„Vader rookt vandaag zijn pijpje", zei Corry en ze haalde uit de kast een grote tabakspot en de pijpenstandaard.

„Ja", zei vader opgewekt, „Zaterdag en Zondag kunnen we de kamer vol tabaksrook zetten". Hij stopte een pijp, stak de tabak met een kooltje vuur aan en vervolgde;

„Wat is het goed, dat ik een flinke voorraad heb ingeslagen; al in vijfjaar is er geen tabak meer te koop. Maar ik ben ook zuinig geweest; het volgend jaar rook ik alleen Zondags; zo kan ik het nog enige jaren uithouden". Moeder had intussen de koffie ingeschonken; ze

Moeder had intussen de koffie ingeschonken; ze had enige sneden koek op een schaaltje gelegd en presenteerde.

„Heerlijk, die koek", zei Corry; „Vader is zuinig geweest, maar moeder ook; we hebben nog koffie en honderden in Amsterdam weten niet meer hoe die smaakt".

Moeder glimlachte en zei: „We zullen zien, wie het 't langste volhoudt: Vader met de tabak of ik met de koffie!"

„Dat zal moeder wel wezen", zei vader en dan plotseling op een ander onderwerp overgaand: „Zouden de jongens vandaag thuiskomen?" „Vader verlangt al even hard als moeder", merkte Corry op.

„Ja kind", was het antwoord, „de ouders zijn niet tevreden, als de kinderen niet bij hen zijn". En dan — de rimpels trokken weer in zijn voorhoofd:

„ik kan me zo bezorgd over hen maken; ze blijven maanden weg, komen een weekje thuis en verdwijnen dan weer. Wat ze uitvoeren weet ik niet, soms slaat me de angst om het hart. Gisteravond kon ik de slaap maar niet vatten, ik moest voortdurend aan hen denken; ik had het gevoel, dat ze in groot gevaar verkeerden". Moeder keek hem ernstig aan en ook Corry's lach

Moeder keek hem ernstig aan en ook Corry's lach was verdwenen.

„Ik heb het twaalf uur, één uur, twee uur horen slaan, en toen heb ik gebeden: „O Heere, bewaar mijn jongens, wil hen aan Uw vaderhand leiden". Dat gaf mij rust. Ik moest denken aan de een-ennegentigste psalm: „Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren op al uwe wegen; zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot". Ik ben daarop in slaap gevallen en God gaf mij een verkwikkende slaap".

„We kunnen niet anders doen, dan voor onze jongens bidden. God is overal, hier en bij onze kinderen. Bij Hem zijn ze welbewaard", zei moeder met een trilling in haar stem.

Vader knikte.

„Ik hoop, dat Kees en Willem deze winter nu maar hier blijven. Met die lange winteravonden en dat vreselijke weer, zoals gisteren en eergisteren, is het zo veilig, als je weet, dat ze rustig bij ons zijn".

„Ja", zei vader, „dat is zo, maar de jongens zijn groot, ze kunnen niet altijd bij ons blijven, ze willen hun eigen brood verdienen en dat is maar goed ook. Waarvan zouden ze hier in Amsterdam moeten leven? Er is hier geen werk, de vaart ligt stil, de handel betekent niets meer, in de bedrijven is er niets te verdienen. Er zijn in Amsterdam duizenden mensen zonder werk. ze moeten leven van de diakonie of van de publieke liefdadigheid".

Daar tinkelden de heldere tonen van het carillon, dat onderbrak hun gedachtengang. Vader, die bij het raam zat, keek naar de klok:

„Al half-één", zei hij, „ik heb nog altijd mijn werkpak aan; ik ga me opknappen, over een half uur ben ik klaar".

„Dan zij wij gereed met het eten", zei moeder en enigszins teleurgesteld voegde ze er bij:

„Ik hoopte, dat de jongens voor de noen thuis zouden zijn".

„Zo vroeg verwacht ik ze niet", zei vader en Corry voegde er bij:

„Neen, zo vroeg komen ze nooit: ik wacht ze niet voor een uur of drie, vier. We zullen wel wat voor hen bewaren, want als ze thuis komen, willen ze graag wat te eten hebben".

Vader was onder het spreken opgestaan en naar boven gegaan,de vrouwen gingen naar de keuken om te zorgen voor de maaltijd.

Hoe stond het met de broers? Ze waren die morgen ongeveer half acht opgestaan. Ze hadden zich inderhaast gekleed.

„Weet jij Kees. hoe laat de trekschuit bij Voorschoten langs komt?"

„Ik denk zo ongeveer om elf uur, misschien half twaalf Laten we zorgen, dat we om elf uur bij de Vliet zijn".

Ze hadden dus alle tijd en behoefden zich niet te haasten.

Bij de boer gebruikten ze het ontbijt,

(wordt ven'olgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 25 augustus 1992

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

Aan de Voet van di Westertorf

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 25 augustus 1992

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's