Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERVOLGVERHAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERVOLGVERHAAL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

­ 9 ­ „Ja... we hebben gegeten, maar..." „We lusten nog wel wat", zei Corry lachend. „Nu, doe maar niet zo verlegen; moeder heeft er op gerekend, dat er een paar uitgehongerde jongens thuis zouden komen; dus wees gerust, er staat van alles voor jullie klaar".

„Maar zouden jullie niet eerst je gaan wassen en schoon goed gaan aantrekken", voegde moeder daar aan toe. „Corry heeft boven alles in orde gemaakt, het vuur brandt er. Ga je dus eerst wat verfrissen, maar maak niet te veel rommel". „Nee", vulde Corry aan, „denk nu niet: we hebben nog een jongste zuster, die alles wel zal opruimen".

„Wat heeft dat meiske een praats gekregen", zei Willem, „'t Is goed, dat we thuis komen om haar weer eens te leren, dat ze wat meer respekt voor haar broers moet hebben". Vader hoorde lachend de scherts aan en zei. „Eerst verlangen ze vurig om bij elkaar te zijn; en ze zijn nog niet binnen, of daar begint het gekibbel al".

„Het is niet kwaad bedoeld" zei moeder vergoelijkend.

Kees en Willem dronken hun thee uit en gingen naar boven.

Moeder maakte intussen de maaltijd gereed en toen de jongens geschoren en gewassen beneden kwamen, was alles klaar.

Tijdens het eten was het donker geworden. De luiken werden gesloten en spoedig verspreidde de lamp een zacht licht; een paar kaarsen op de schoorsteen verhoogden de gezelligheid. Allen schikten zich om de haard, de rustige vriendelijke huiskamer nodigde uit tot vertellen en praten. „En hoe hebben jullie het gehad, in de tijd, dat jullie weg waren?" aldus vader.

„Ja", vulde moeder aan, „jullie moeten nu eens alles vertellen. Vader maakte zich soms zo ongerust. Als onze vrienden hier kwamen, dan was het steeds: Hoe maken het Kees en Willem? En dan moest hij het antwoord schuldig blijven; we wisten immers niets". Corry meende ook iets te moeten zeggen: „Ja, broertjes, nu alles eerlijk opbiechten en geen uitwegen zoeken, zoals jullie vroeger deden. Je mag niet weg voor je alles verteld hebt".

„En als we dat gedaan hebben", zei Kees lachend, „moeten we dan maar weer verdwijnen?" „Nee", riepen allen in koor, „dat is de bedoeling niet!" En vader voegde er rustig bij: „Moeder heeft gelijk: ik maakte me dikwijls bezorgd. De hele zomer waren jullie weg; zo af en toe eens een Zondag hier; en altijd was het: we hebben daar werk, we verdienen goed. Dat jullie verkeerde dingen deden, kon ik neit geloven, maar ik was toch niet zonder zorg". „Nu", zei Willem, die glimlachend geluisterd had,

„Nu", zei Willem, die glimlachend geluisterd had, „we hebben afgesproken, dat we alles zouden vertellen. U zult alles weten, maar moeder moet ons eerst nog een kop thee inschenken". Corry schonk voor allen een kop thee. Vader

Corry schonk voor allen een kop thee. Vader stopte een verse pijp en zei: „Willen jullie ook niet een trekje doen, jongens? Ik heb nog goed Varinas". Nu, dat sloegen de jongens niet af en spoedig

Nu, dat sloegen de jongens niet af en spoedig krinkelde de tabaksrook omhoog. „En nu beginnen", zei Corry, die brandend nieuwsgierig was.

„Moeder", zei Willem, „hoe komt u aan die thee?"

„O", merkte Corry op, „daar gaan we de zijweg al weer op".

„Nee, nee", zei Kees, die Willem begreep, „een heel juiste vraag! Hoe komt moeder aan de thee. Heeft u die nog van voor 1795 in huis? En aan de suiker? En hoe komt vader aan de tabak? Nu, wat waren dat voor vragen? „Die halen we bij de kruidenier", zei Corry. „En hoe komt de kruidenier er aan?" vroeg Willem.

„Wel, van de groothandelaar".

„En waar haalt die de waren vandaan? Ze groeien toch niet in ons land?" vervolgde Willem. Ja, op die vragen hadden ze geen antwoord. „Welnu", zei Willem, „de groothandelaar haalt die uit zijn pakhuizen en die worden gevuld door handelaars uit Engeland. Engelse schepen komen voor de wal. De waren worden overgeladen in vissersschepen en andere vaartuigen; die varen naar de kust; daar worden de waren afgeleverd aan kooplieden, die ze aan de groothandelaren in Amsterdam en Rotterdam verkopen". Vader fronsde de wenkbrauwen:

Vader fronsde de wenkbrauwen:

„Dat is smokkelen en dat is volgens de wet verboden".

„En zou het niet verboden zijn die gesmokkelde waar te kopen? Als er geen kopers waren, was de smokkelarij onmiddellijk afgelopen", aldus Willem.

Tegen die redenering was niets in te brengen. „De smokkelaars overtreden de wet", vervolgde hij, „maar de kopers ook. Ik weet niet wie er schuldiger is: de smokkelaars of de kopers. Ik zou ook kunnen vragen: zijn de smokkelaars en de kopers schuldig? Het verbod van handel te drijven gaat in tegen de menselijke rechten en daartegen komen wij in opstand".

„Maar wat hebben jullie daar nu mee te maken?" vroeg Cori7.

„Dat zullen wij vertellen", zei Kees, „we waren bij een aantal mannen die afgesproken hadden, waren uit de Engelse schepen te halen, die voor de kust kwamen".

Het was doodstil geworden in de kamer, toen dat er uit was. Vader brandde het woord op de lippen: „dus smokkelaars!"

Hij hield het gelukkig binnen, want hij voelde zich even schuldig als zijn zoons. Alleen, hij dacht aan de gevaren, die aan dat werk verbonden waren. Moeder was bleek geworden, Corry keek ernstig; buiten begon het carillon te spelen, ze luisterden naar de bekende klanken, maar meer nog dan door die opwekkende melodie werden ze bezig gehouden door hun stille gedachten.

„Jongens", zei moeder, „wat zullen jullie dan dikwijls in gevaren verkeerd hebben. Ik kan er niet aan denken, dat, terwijl wij hier kalm en vredig zaten en luisterden naar het loeien van de wind, die om de toren gierde, jullie in gevaar van je leven op zee dobberden".

„Gisteravond", zei vader, „heb ik het erg benauwd gehad. Het was in de voornacht noodweer en ik voelde zo, dat het met jullie niet goed was. Ik kon de slaap niet vatten, ik moest voor jullie behoud bidden; dat heb ik gedaan en dat gaf mij rust". Willem was bleek geworden. Weer zag hij die woedende kokende baaierd voor zich, waarop hij de vorige nacht bijna in stikdonkere duisternis had gedobberd in een ranke boot. „Ja", zei hij, „ik heb veel meegemaakt, maar zo erg

„Ja", zei hij, „ik heb veel meegemaakt, maar zo erg als gisterenavond nog nooit. Ik stond alleen op de uitkijk en toen overviel me daar een onzegbare angst, ik moest mijn leven wagen op die wilde golven. Ik voelde, dat de moed mij ontzonk. Toen heb ik gebeden. Dat gaf mij rust en vertrouwen"

Corry schoten de tranen in de ogen. Moeder stond plotseling op en verliet haastig de kamer. (wordt vervolgd)

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 september 1992

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

VERVOLGVERHAAL

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 september 1992

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's