Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking uit de Heilige Schrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking uit de Heilige Schrift

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

..En niet rijk is m God"

(Lukas 12:21b)

Dat de Heere Jezus deze gelijkenis vertelt, is naar aanleiding van een vraag die gesteld wordt door iemand die meent dat de Heere Jezus een rechtsgeleerde is. Een schriftgeleerde die vanuit de wet van Mozes hem kon helpen zijn deel van de erfenis te krijgen. Maar de Heere Jezus wijst deze hulpvraag toch van de hand. Hij is immers niet gekomen om scheidsrechter te zijn in de onderlinge twisten van de mensen van Zijn tijd. Maar toch gaat Hij er wel op in, want Hij ziet in deze man een tekortkoming die vele mensen in zich om dragen. Deze man is namelijk besmet met de hebzucht en de daaruit voortvloeiende allesbeheersende begeerte naar bezit. Hij heeft oogkleppen op waardoor hij niet anders meer ziet dan wat hij erbij wil hebben. Als hij dat ook nog erbij heeft dan kan hij rustig leven, zo meent hij tenminste, want zijn hebzucht zal hem steeds weer andere begerenswaardige dingen tonen. Hij stelde zijn hele vertrouwen ook op zijn bezit en dat was de aanleiding dat Jezus dit verhaal vertelde. De Heere vertelde zulke gelijkenissen steeds vanuit de boodschap: Zoek eerst het Koninkrijk Gods en al het andere zal u toegeworpen worden. Goederen zijn hulpmiddelen om door de wereld te komen. Ze zijn geen grond om het leven op te bouwen en daarin de zekerheid voor de toekomst te zien. Als dat er in gezien wordt dan kan het niet anders dan dat men gaat schrapen en goed op goed gaat stapelen. Dat was het ook wat die man in de gelijkenis is overkomen. Toen hij een goed oogstjaar had gehad was hij aan het rekenen geslagen. Hij had zo veel dat hij wegen moest zoeken om alles te bergen. Wat zou hij doen'' Wel, oude schuren afbreken zou hij doen, nieuwe schuren bouwen zou hij doen, ja hij doet wat. Hij redeneert er heel verstandig over, daar mankeert het niet aan. Hij was wel een echte zakenman. Maar hoor toch eens hoe hij redeneert: dit zal ik doen, nieuwe schuren zal ik bouwen en daarin zal ik verzamelen al dit mijn gewas. Deze mijn vruchten en deze mijn goederen. Hoort u hem heel vergenoegd praten tegen zichzelf? Het ik en het mijn is niet van de lucht. Je hoort hem haast verheerlijkt zuchten van zelfbewondering en zelfgenoegzaamheid. Wat heb ik het toch uitstekend voor elkaar, wat heb ik het toch goed gedaan en dat ik juist dat gewas heb gezaaid wat nu zo geweldige oogst geeft en een goede prijs doet. Ja ik mag mezelf toch wel tot een van de beste boeren uit de streek rekenen. En dat zal dan in de praktische uitwer

En dat zal dan in de praktische uitwerking wel waar zijn, maar evengoed is dat gesprek met zichzelf een dwaas gesprek. Hij sluit God en de naaste geheel buiten zijn wereld. Wie kan hem nu nog wat doen? Hij zit veilig, hij is binnen en hij heeft het veel te druk om zich nog met God en de naaste bezig te houden. En zo eigent hij zich alles toe, zelfs zijn ziel, want hij zegt: ik zal tot mijn ziel zeggen: zie ge hebt vele goederen die opgelegd zijn voor vele jaren, neem rast, eet, drink, wees vrolijk. Neem het er van, je bent nu onaantastbaar. Je zit goed, daar doet niemand meer iets aan. Maar temidden van zijn zelfverheerlij

kende overleggingen spreekt daar toch nog een stem. Een stem waar hij allang niet meer naar geluisterd had. Daar klinkt het Woord van God en God noemt hem zonder meer bij zijn ware naam: Dwaas. Gij dwaasje meent het zo goed voor elkaar te hebben, je meent zo sterk en onaantastbaar te zijn, maar deze nacht zal men uw ziel van u afeisen en hetgeen gij bereid hebt, van wie zal het zijn?

Hij wordt nu bepaald bij wat hij niet meer had berekend. Hij rekende niet meer met God, hij rekende niet meer met de dood. De dood zal hem in die nacht afnemen wat hij tot zijn eigendommen had gerekend, zijn ziel, zijn leven en daarmee alles. En de Heere laat hierin ook duidelijk zijn misslag zien. Het leven, de ziel, al de gaven die een mens hier verkrijgen kan, dat is alles uit de hand van de Heere. Dat is alleen in bruikleen gegeven en dat wordt tei­ug geeist als God Zijn eigendomsrechten laat gelden. Dan gaat er een definitieve streep door de rekening. En die rijke dacht: als ik maar heb, dan ben ik binnen, maar toen hij voor God stond toen bleek dat hij niets bezat. Alles was hem ontvallen en moest ach

Alles was hem ontvallen en moest achtergelaten worden. En dan zie je ook wat het betekent om hier buiten God te leven, dan is het alles te kort komen voor de eeuwigheid. En wat kan dat toch dicht bij zijn. Je bent er maar een handbreed vanaf soms. God wenkt. Ieder uur. Daarom is het voor ons ook een zo dringende vraag hoe rijk we zijn en wat onze rijkdom is. Want hier leren we dat het van levensbelang is dat we ons die vraag hier en nu stellen. Wie rijk in goederen is hoeft nog niet daarmee verloren te gaan, want als deze dwaas zijn ware rijkdom in God had gehad, dan was zijn aardse rijkdom een grote zegen geweest. Maar dan zou hij ook anders gesproken hebben, dan zou hij God de eer hebben gegeven, dan zou hij zijn God geloofd en geprezen hebben. En dat is voor ons nu ook zo'n grote vraag: waarom zullen we alleen rijk zijn in aardse goederen terwijl er een veel grotere rijkdom bij ligt? Het Koninkrijk Gods dat aangeboden wordt aan een ieder die Hem horen wil. Je moetje eigenlijk eens diepgaand de vraag stellen hoe het toch komt dat een mens veel gemakkelijker zijn vertrouwen stelt op aardse goederen dan op de Almachtige en genadige God, Die in Zijn bewogenheid met mensen zovele gaven geeft. Maar is het dat niet juist dat een mens niet van gegeven wil leven en God niet toe wil laten in zijn of haar leven? De mens wil alles zelf doen. Zelf op de troon, zelf het leven veilig stellen. Dat is het moeilijke om van de troon af te komen en de Heere Koning te laten zijn in het hart. Dat vraagt bekering, dat vraagt een leven in afhankelijkheid van Hem. Dat is de moeilijkheid. Maar nu wijst de Heere Jezus ons ook

door deze geschiedenis op Zichzelf, de Koning van het Koninkrijk Gods. Hij roept ons toe: Stel uw hart open voor Mij, laat Mij uw leven leiden en u bent bevrijd van de slavernij van het aardse, vertrouw op Mij en zie naar Mij op en u zult verzadigd worden met Mijn Goddelijk Beeld. Voor een ieder die Mij kent als Borg en Zaligmaker, voor die is een eeuwige en onmetelijke rijkdom weggelegd. Wie in Mij rijk is die leeft al ware hij ook gestorven.

Den Bommel AV.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1992

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

Overdenking uit de Heilige Schrift

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1992

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's