Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vervolgverhaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vervolgverhaal

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

toen de Stadhouder daartoe verlof had gegeven, was hij in dienst van de regering getreden en hij had daar geen spijt van. Met Koning Lodewijk had hij veel op. Die deed alles wat in zijn vermogen was om de Nederlanders ter wille te zijn. daarvoor zette hij alles op het spel. Napoleon stuurde hem de ene dreigbrief na de andere. Als Koning Lodewijk zijn zin kreeg, zou hij onmiddellijk vrede sluiten met Engeland en dan kon zich de handel weer ontwikkelen. Zolang Lodewijk koning was, zouden de Fransen hier geen voet aan de grond krijgen. „Ik geloof niet, dat het volk in zijn geheel ooit ver

„Ik geloof niet, dat het volk in zijn geheel ooit verzoend zal raken met koning Lodewijk", merkte vader op. ..Het bloed kruipt waar het niet gaan kan; wij hebben ons hart verpand aan het Oranjehuis. Bovendien, al zou Lodewijk het goede willen voor ons volk, hij kan niets zonder Napoleon en die ziet ons als deel van het grote Rijk, dat wij moeten helpen in stand houden. Reeds nu vechten onze jongens in Spanje en wie weet, wat ons nog meer boven het hoofd hangt!" „We moeten voorlopig niet naar de toekomst

„We moeten voorlopig niet naar de toekomst zien", ging Borel daartegen in. „Het heden vraagt onze zorg en nu moeten we dankbaar zijn, dat we een Koning hebben die voor alles een goed Nederlands vorst wil zijn. Hij heeft ons volk lief en liefde wekt wederliefde"'. De familie bleef nog enige tijd in gesprek, doch

De familie bleef nog enige tijd in gesprek, doch dan maakte de bezoeker er een einde aan. „Het wordt al laat"', zei hij, „als u morgen met mij meegaat, zult u wel het een en ander gereed moeten maken".

„Morgen al?"" vroeg Willem en uit de toon was duidelijk te merken, dat dat hem niet naar de zin was. „Ja"", was het antwoord, „er moet onmiddellijk

„Ja"", was het antwoord, „er moet onmiddellijk ingegrepen worden. Morgen om negen uur verzamelen de vrijwilligers zich bij de Weesperzijde en dan vertrekken we zo spoedig mogelijk"'. Zo spoedig hadden de jongens hun vertrek niet

Zo spoedig hadden de jongens hun vertrek niet verwacht, maar ze zagen in, dat het nodig was. „Dan gaan we onmiddellijk aan het pakken"", zei Kees. „We zijn morgen op tijd present"", voegde hij er aan toe.

Het was nu nog een uurtje van spannende drukte bij de familie Sweers, maar allen hielpen mee en zo was de bagage, die de reizigers mee zouden nemen, spoedig gereed. Nog even zaten allen na het pakken bijeen om de haard. „Wanneer zullen we weer zo rustig bij elkaar zitten?" vroeg moeder bezorgd. Ze had er een voorgevoel van, dat de prettige dagen, die ze met elkaar doorgebracht hadden, gevolgd zouden worden door maanden en jaren van scheiding.

De volgende morgen was er een heel gezelschap jonge mannen bijeen op de Weesperzijde. Tegen een uur of tien kwam Borel ook. Hij groette de mannen, keek na of allen aanwezig waren en zei:

„Dadelijk komen er enige wagens, die jullie naar Gorkum zullen brengen en daar krijgen jullie nadere instrukties"". Inderdaad kwamen er weldra een drietal ruime

Inderdaad kwamen er weldra een drietal ruime wagens aanrijden, elk bespannen met twee paarden, en spoedig waren ze onderweg. In de namiddag kwamen ze in Gorkum aan. Daar

In de namiddag kwamen ze in Gorkum aan. Daar waren al heel wat vrijwilligers uit andere steden. Ook militairen. De zaak was goed georganiseerd. Onmiddellijk na hun aankomst werden ze in een groot gebouw ondergebracht, waar een maaltijd voor hen gereed stond en daarna werden ze ingedeeld in groepen, die naar verschillende dorpen in de omstrek zouden vertrekken. Daar zouden ze de militairen behulpzaam zijn bij het voorkomen van plundering. Ze moesten daartoe met roeiboten op de ondergelopen landstreken naar de verschillende boerderijen, gehuchten en dorpen roeien en goed letten op mannen, die langs de dijken goederen vervoerden. Kees en Willem werden gescheiden. Willem moest voorlopig in Gorkum blijven. Kees ging verder op tot bij Lent.

Daar in het stadje Gorkum was weinig van de overstroming te zien, doch toen ze de volgende morgen naar de plaats van hun bestemming vertrokken, zagen ze, welk een vreselijke ramp deze streken getroffen had. Zo ver het oog reikte water, altijd maar water; het was een troosteloos gezicht boven dat met grote ijsschollen bedekte water hier en daar de takken van een knotwilg te zien uitsteken of het dak van een boerderij. Bij het nauwlettend gadeslaan van de omgeving zagen ze aan de horizon talrijke daken boven het water. Daar lag een dorp, dat geheel overstroomd was. En boven dat water koepelde zich een grauwe lucht die het geheel nog naargeestiger maakte. Willem zou vlak bij Gorkum blijven. Reeds dade

Willem zou vlak bij Gorkum blijven. Reeds dadelijk zou hij met enige militairen een tocht maken. De boot lag al gereed. De militairen, gewapend met een geweer, stapten in het ranke schuitje en de roeiers namen hun zitplaatsen in. Aan het roer zette zich een man, die zich opwierp tot voorman. Maar aan geregeld roeien was niet te denken. Telkens stootte de boot tegen een drijvende ijsschots; soms was de schok zo hevig, dat de boot in zijn voegen kraakte.

„Dat gaat niet goed"", dacht Willem, „de boot stoot lek"". Ze waren nog druk bezig om zich een doortocht te banen, toen plotseling hun aandacht getrokken werd door een koets op de dijk, begeleid door enige militairen te paard. „Wie zou daar nu rijden?"" vroegen ze elkaar.

Daar zagen ze, dat een van de militairen door tekens te kennen gaf, dat ze terug moesten komen.

„Laten we maar naar de dijk terugroeien"", zei de voorman. Dat deden ze, maar het kostte moeite genoeg; tegen de dijk lag een grote ijsschots, waarin geen beweging te krijgen was. Na lang werken slaagden ze er in de boot bij de voet van de dijk te brengen.

Toen Willem aan land was, zag hij de militairen - aan hun uniform te zien. hoge officieren - in gesprek met een in een zware pelsjas geklede heer. die, toen hij zag, dat de roeiers er in geslaagd waren aan wal te komen, op hen toestapte en hun toesprak: „Ik ben uw koning".

„Ik ben uw koning". Hij had een vreemde uitspraak, drukte bij het woord 'koning" sterk op de laatste lettergreep, zodat het leek of hij zei: ik ben uw konijn. Hij vervolgde langzaam, woord voor woord: „Gij zijt goede mannen, die wilt mij bijstaan arme bewoners beschermen tegen gespuis". Met dat laatste woord had hij bijzonder veel

moeite; hij was blij, dat het er uit was, want toen hij het gezegd had, begon hij te lachen. Klaarblijkelijk was met dit gesprek zijn Nederlandse woordenschat uitgeput, want hij sprak enige woorden in het Frans tot de officieren. Een dezer wendde zich nu tot de roeiers en zei: „Zijne Majesteit wil naar de overzijde van de rivier; kunnen jullie daarheen roeien?"" „Natuurlijk", zei de voorman, „wat Zijne Majesteit wenst zal gebeuren"'.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 29 september 1992

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Vervolgverhaal

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 29 september 1992

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's