Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerstmis 1992

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstmis 1992

Een kerstgeschiedenis uit eigen land, het platteland van Drente, omstreeks het begin van deze eeuw.

43 minuten leestijd

Het vorig jaar nam ik u mee in mijn kerstgeschiedenis naar 't uiterste noorden van Europa: de Far Oëreilanden. Het jaar daarvoor naar het platteland van Engeland. Dit jaar blijven wij dichter bij huis: het verhaal speelt zich af op 't oude platteland van Drente, omstreeks 1909. Het begint evenwel in Amsterdam.

Hitte, stof en lawaai 't Was in de vooravond van een onnatuurlijk warme februaridag. Door de kale takken van de iepen langs de Amsterdamse grachten had de zon fel geschenen en de nabijheid van het water had geen enkele afkoeling gegeven. Maar drukkender nog was het geweest in de overvolle winkelstraten. De mensen bewogen zich loom en met moeite voort, verontwaardigd haast. Was dat een ongekende 'brutale hitte om deze tijd van het jaar! Ongehoord!' De zon begon nu te verdwijnen en een ieder keek hoopvol naar wat koelte uit.

In de kleine kamertjes en keukentjes van de dicht opeen gebouwde huizen in de volksbuurten bleef de zoele, zware atmosfeer nog drukken. Zo ook in de Westerdokstraat, waar aan de achterkant de stoomlocomotieven rangeerden op het stationemplacement voor het Amsterdamse Centraal Station. Aan het noit ophoudende lawaai van de

Aan het noit ophoudende lawaai van de dag en nacht rangerende treinen was men daar reeds lang gewend, maar stof en zwarte rook droegen nu het hunne bij in de haast verstikkende benauwende warmte. Daar in de kleine keuken van een

Daar in de kleine keuken van een bovenhuis in deze straat stond een jong meisje welgemoed te strijken. Haar ijzers stonden in een rij op het onvermoeibaar brandende kolenfornuis. Steeds streek zij er één schoon op een doekje om dan vrolijk weer verder te gaan met de grote stapel linnengoed, tot het ijzer koud was en zij het volgende nam. „'t Zal vandaag een warm werkje zijn",

„'t Zal vandaag een warm werkje zijn", had zij 's morgens gezegd. Maar tekenend voor de aard van Lize Werner, geen enkele reden om het daarom maar een dagje uit te stellen.

Zij zag er nu wel heel warm uit, haar blonde haar piekte in natte slierten langs haar voorhoofd en wangen. „Mijn kuif zakt in", dacht zij wanhopig, „en toch moet 't klaar." Maar o, dat lawaai! Hoe kunnen de kin

Maar o, dat lawaai! Hoe kunnen de kinderen daarbij toch wat rusten boven en dat is nu juist zo verschrikkelijk nodig. Boven 't aanhoudend gestamp en gesis van locomotieven en 't schelle gefluit van de treinen uit klonk de roep van de sinaasappel- en visventers. Geroep en gekijf van vrouwen, 't miauwen van geplaagde katten, geblaf en gekerm van honden, straatjongens, die blikken over de straatstenen lieten slieren, een draaiorgel speelde onvermoeid zijn wijsjes, met daardoorheen de buurman, die de Mikado van Sullivan van zijn trombone instudeerde. Vals en te laag ingezet. Lize sloeg in pure wanhoop haar armen

Lize sloeg in pure wanhoop haar armen ten hemel. „Monsterlijk!"', riep zij uit, „dit is te erg! Maxje, Eva, kom maar naar beneden, zo heeft rusten geen zin." 'Moedertje' Lize was één en twintig, het oudste kind uit een gezin van vier kinderen, waarvan én de vader én de moeder waren overleden. Met man en macht probeerde zij 't eens goed gesitueerde gezin bij elkaar te houden. Dat was Eva, het dertienjarige zusje en kleine Max van nog geen vijf Zusje Mien van negentien trachtte vrolijk en welgemoed met haar werk als apothekersassistente in een goede, grote apotheek de huur voor dit huis en 't brood op de plank voor 't overgebleven gezin bij elkaar te verdienen.

Nee, natuurlijk hoorde dit gezin niet thuis in deze toch hartelijk-warme volksbuurt. Maar wat 'hoort'? Met Miens karig loon en Lize's uiterste nauwgezetheid wat elke stuiver betrof en haar buitengewone bedrevenheid om van oude afgedragen kleren weer nieuwe te toveren, haar niet ophoudende ijver om de oude meubeltjes steeds weer opnieuw op te poetsen en glans te geven, de versleten kleedjes te keren en weer te herstellen, was het tot nu toe gelukt een thuis te scheppen en het gezin daarin bijeen te houden.

Maar Eva en Maxje hadden deze winter stevig influenza gehad. Steeds weer medicijnen waren er nodig geweest. Tenger als ze waren, waren ze nu zo wit als was en voortdurend oververmoeid. Geld voor versterkende middelen als elke dag een ei, een sinaasappel was er nauwelijks. Nooit zou Lize de Westerdokstraat uit

Nooit zou Lize de Westerdokstraat uitgekozen hebben om te wonen. Maar aan de beeldige grachtenhuizen hoefde zij immers niet eens meer te denken. In de avondschemer schenen de geuren van de warme straat zich opéén te stapelen. Petroleumgeur van brandende stellen

Petroleumgeur van brandende stellen alom, daarbij de luchtjes uit de goten van visafval, uien en rottende weggeworpen groente. De rook van de kolenfornuizen. Onophoudelijk en onafwendbaar dwarrelden zwarte vlokken roet van voorbijstomende treinen door het open raam de kleine keuken binnen.

De mensen rondom, hier geboren en getogen, aanvaardden dit alles in een zekere berusting, als behorend bij hun lot. Hun Amsterdamse gevoel voor slagvaardigheid, onversaagdheid, gemengd met een diep gevoel voor een zekere volkshumor, belette ze over 't geheel genomen weg te glijden in de afgrond. Niet altijd en niet overal, ook de jenever, als stille troost was hier niet vreemd. De stille - of luidruchtige - strijd tussen man en vrouw en 't café op de hoek waren Lize welbekend. Zo vreemd en alleen voerde Lize haar

Zo vreemd en alleen voerde Lize haar dappere strijd om te overleven met dit kleine gezin in deze buurt. Toen de ouders kort na elkaar overleden,

nu vier jaar geleden, was er een heel klein kapitaal. Lize was zeventien, zou eerst op haar 23e meerderjarig worden. Ze was in 't laatste jaar van haar H.B.S. opleiding, waar de ouders,zo zeer op gestaan hadden. Mien vijftien, nog maar halverwege diezelfde H.B.S. Eva was negen en Maxje, de baby, nog maar een halfjaar.

Neef August, neef van vader, had gezegd: „Lize, zoek een betrekking als gouvernante, met 't overblijvende kapitaal kan Mien misschien haar school afmaken. Voor de kleine kinderen is er wellicht een plaats in een weeshuis. Daaruit kiest men vaak kinderen in een goed pleeggezin."

Dappere Lize had zich met hand en tand verzet tegen dit plan. Goed. Mien zou haar schoolopleiding afmaken, daarna voor apothekersassistente doorleren, maar zij, Lize, zou dit gezin bij elkaar houden. Goedkoop gaan wonen, voor baby Max zorgen en 't kleine zusje Eva. 't Kapitaal interen, dat was zij zich bewust, maar zusje Mien zou dan immers toch gaan verdienen? Neef August had oogluikend in Lize's heftig betoog en haar ondernemende plannen toegestemd. Verstandig vond hij 't niet en hij wachtte het moment af van het totale debacle. De ondergang dus, hoe goed en serieus Lize ook alles bedoelde. Hij wilde dan wel bijtijds in kennis gesteld worden!

Verbeten vocht Lize haar eigen kleine en toch zo grote strijd. Ze koesterde baby Maxje als een echte moeder, daarbij zusje Eva. en liet Mien de voorgenomen studie afronden.

Ook Mien leverde als een leeuwin haar aandeel in dit grote gevecht te overleven en bij elkaar te blijven en leverde tot op de stuiver haar karig loon aan 't huishouden.

Dan was er nog Katrien. Lize was niet in staat naast al 't naai- en strijkwerk, het inkopen doen op de markt, het koken en opvoeden van de kleinen, ook nog het grove en zware boenwerk te doen van het trappenhuis, de ramen, het vegen en het vechten tegen het roet. Daarvoor was er Katrien. vele paardenkrachten sterk, helaas begiftigd met 't humeur van een dragonder. Trouw, onmisbaar, maar somber en zeer opvliegend van aard. Aan niets te merken is het. dat nu we op dit moment met 't gezin kennis maken, dat Lize eigenlijk de zorgen boven 't hoofd gegroeid zijn. Ze maakte geen schulden, maar 't kapitaal was nu op, ingeteerd, en 't salaris van dapper zusje Mien uit de apotheek was nog nauwelijks kostendekkend. Hoe nu verder? Zeker zal zij neef August

Hoe nu verder? Zeker zal zij neef August op de hoogte moeten stellen. Ook weet zij zijn antwoord. Is nu al deze nietaflatende moeite voor niets geweest? Lize strijkt 't vochtige haar terug in haar kapsel, maakt haar warme polsen even koel onder de pomp in het keukentje en roept dan opgewekt: „Kinderen, kom nu maar naar beneden!" „Moedertje Lize, daar zijn wij!" Een

juichkreet, twee paar roffelende voetjes de traf af Twee paar warme armen om haar hals. „Oh moedertje Lize, wij zullen toch wel

„Oh moedertje Lize, wij zullen toch wel altijd bij elkaar blijven hè?" Eva zegt 't haast vleiend. „Je vindt het toch niet goed dat die akelige neef August ons ergens wegstopt en dat jij moet gaan werken? Weet je Lize?", ze gebaart om zich heen, „ook al is alles hier vies om ons heen en dan nog altijd 't lawaai van die treinen erbij en de buurt, ik zou niet in een prachtige villa willen wonen zonder jou en Mien en Maxje. We hebben 't toch goed zo? Zo als 't is?" „Goed, zoals het is!", juicht Maxje en hij laat zijn aapje Solli - verbastering van Joli Coeur uit 'Alleen op de wereld' - op en neer dansen.

„Mijn lieve jongedame", zegt Lize ernstig, „jij moet eens even heel goed naar mij luisteren. Ten eerste is er geen sprake van een akelige neef August. Hij is onze voogd en hij meent 't goed met ons. Hij heeft Mien en mij, ons allen samen dus, alle vrijheid gegeven te proberen ons te redden, hoewel hij er een hard hoofd in had. Vier lange jaren heb ik het geprobeerd Eva'tje, samen met Mien, maar het is niet mogelijk zo verder te gaan." [Noot van de schrijfster: Ik schat, dat het inkomen van Mien, de apothekersassistente, hooguit ƒ 25,- per maand bedroeg in deze tijd (1909). De huur van het huis ƒ 10.- per maand. Dan was er nog ƒ 15,- over voor 't eten voor vier mensen en hoewel Lize heel handig was, voor een enkel kledingstuk, was het een onmogelijke opgave. Wellicht nog erfpacht: gemeentebelasting Amsterdam. En Katrien. En laatstelijk: de dokter en de medicijnen. Met daarbij nog de kolen voor 't fornuis en petroleum voor de kooktoestellen. Plus de bijdrage opi de ton te legen; w.c.'s waren er immers nog niet.] „Ik heb mijn Akte, ik kan lesgeven", ging

„Ik heb mijn Akte, ik kan lesgeven", ging Lize verer. En neef August zorgt goed voor ons, hij zal er zeker op toezien, dat jullie, Maxje en jij, goed terechtkomen. Zo is het Eva'tje en niet anders. We moeten ons schikken in het lot." Lize sprak kalm, vastberaden. Geen tranen nu, het lot viel immers niet te keren? „Maar Lize...."

„Maar Lize...." „Niet määr Lize, een vrolijk gezicht, wie weet hoe alles zich ten goede keert, Eva'tje; houd goede moed. Dat doe ik ook", zei Lize.

„SoUi is nu niet blij", zei kleine Max en hij liet het aapje hangen over zijn arm.

„Dan gaan we hem wat opvrolijken", zei Lize. „Kom. we eten vanavond heerlijk appelmoes met een klein spekzwoerdje, wat vinden jullie daarvan?" „Joehoe!" De benedendeur vloog open.

„Joehoe!" De benedendeur vloog open. roffeltjes op de trap van vlugge voetjes, en daar was Mien! Mien met haar smalle, spitse snoetje, sluike blonde haren, grijsblauwe ogen. ..Zo gewóón ben ik. Lize". zei ze altijd. „Zo vreselijk gewóón. Jij met je goudblonde krulhaar, je viooltjesogen. jij bent zo'n plaatje. En Eva en Max met hun prachtig donker haar en donkerbruine ogen. Ik steek zo af, zoals ik gaan er wel dertien in een dozijn."

..Hoe vertel ik je ooit. zodat je 't ook gelooft, dat jij 'goud' uitstraalt, jij met jouw gouden hart", had Lize meer dan eens gezegd. Mien geloofde het niet. Daar was zij. blozend van 't draven. „Lieve kinderen, kijk toch eens, een verrassing van de postbode op de voordeurmat. Een dikke, zware brief O Lize, wat zou dat zijn?"

De brief

„Van neef August", zei Mien, op de afzender kijkend. „Wel, neef August moet ons wel heel wat gewichtigs te melden hebben, gezien 't gewicht van de brief ..Open maken en lezen. Mien!" riepen de zusjes om strijd. ..laat ons niet zo in spanning!"

Mien ritste de brief open. „Oef. zei ze. terwijl ze met haar ogen de brief doorjoeg, „de goede man schrijft wel héél plechtig. Goed. luister maar ..Waarschijnlijk zal het nieuws, dat ik U ga meeelen niet veel gewicht in de schaal werpen in Uw thans armoedige omstandigheden en zal het er toch van moeten komen, dat U uit elkaar zult gaan, wat ik U reeds zoveel eerder aanried. Maar U dient toch op de hoogte te worden gebracht "

Buiten gutste nu de regen in zware druppels neer. „Njum, njum, njum", las Mien verder, „oh Lize!"

Snel stak Lize de gaslamp aan. „Mien, lees!" riep zij, „gauw, verder!"

„Nu dan", las Mien, „voor zover 't U misschien bekend was, had U nog een verre nicht in 't Noorden van het land. Zij woonde ver van de bewoonde wereld moederziel alleen in een groot oud huis in 't hart van Drente. Zij is nu enkele weken geleden gestorven en haar notaris liet mij berichten, dat zij aan U, lieve nichten en kleine neef, haar huis met inboedel en toebehoren vermaakt heeft. Een zonderlinge smaak had deze nicht om daar te gaan wonen, nietwaar? Hoewel de lucht daar wel droog en gezond moet zijn. maar men zegt. Nog zonderlinger het aan U te vermaken, die haar nauwelijks gekend hebt. Edoch, veel zal 't niet wezen, wat U daar

Edoch, veel zal 't niet wezen, wat U daar aantreft, mocht U de grote reis gaan maken, want rijk was de zonderlinge nicht allerminst. In het testament wordt nog enige kostbaarheid genoemd, die in het huis verborgen zou zijn, doch stelt U zich hier niet teveel van voor, wellicht enkele ringen of kettingen, waar niemand rijk van zal worden. Zij behoren U! U zult intussen wel wijzer wezen die

U zult intussen wel wijzer wezen die dure reis naar Drente te ondernemen. Het beste lijkt mij het boeltje maar ongezien te laten verkopen, door de notaris aldaar. Een klein bedrag zal het allicht opleveren en misschien kunt U het aanwenden voor kleding voor Uzelf en de kinderen, nu U immers toch uit elkaar zult gaan. Dat zal wel welkom zijn. Inmiddels laat ik de beslissing geheel aan U en zie graag spoedig Uw antwoord tegemoet." Aldus de brief van neef August. „Nu, neef August heeft het al helemaal voor elkaar", zei Mien, nuchter als altijd. „En Lize, hoe denken wij erover?"

Lize stond daar, met een hoogrode kleur en schitterende ogen. „Nee maar", zei ze, nee maar!" „Wat een verrassing! Wat zullen wij doen?" „Mien, wat zullen wij doen?"

„Mien, wat zullen wij doen?" Lang en diep-ernstig keken de beide grote zussen elkaar aan. In eikaars ogen lazen zij het antwoord. „Wij zullen gaan", zei Lize. „Ik zal een pension beginnen in ons 'Huis op de Heide'. En wij blijven bij elkaar. Mientje toch, wij blijven bij elkaar."

Ze legde haar hand op Maxjes hoofd, woelde door Eva's krullenbos. Hoe onzegbaar zwaar had het verdriet op haar gerust haar 'kinderen' aan vreemden te moeten afstaan. Omdat 't niet anders kon. Er was geen uitweg. En nu? Een nieuwe - weliswaar nog heel onzekere - maar toch niéuwe toekomst gloorde aan de horizon.

„De huur loopt tot eind maart", zei ze flink. „Wij pakken alles in en op 1 april zullen wij verhuizen, maar Drente."

„Eén ding", zei Mien. „Ik zal in Amsterdam moeten blijven, en graag zal ik in de vakanties overkomen. Maar moedertje Lize. we zullen in de beginperiode daar. die nog zo onzeker is. mijn verdiensten uit de apotheek nog niet kunnen missen, misschein zelfs nog heel erg nodig hebben. Ik blijf voorlopig nog even de 'broodheer'." ..O nee, o nee!", riep Eva. „Jij gaat mee hoor Mien, wij kunnen niet zonder jou."

„'t Is zo waar, wat je zegt", zei Lize ernstig, ..maar Mientje, wat zal ik je missen. En waar blijf je?" De bel! Vlugge voetjes op de trap. En

De bel! Vlugge voetjes op de trap. En daar was Meta, Miens hartsvriendin en collega in de apotheek. „Wat is hier aan de hand? Val ik middenin een feestje? Thee met suiker!" ..Meta, luister...." „Oh. maar dan kom je bij ons in huis.

„Oh. maar dan kom je bij ons in huis. Mien. Wij hebben een logeerkamer over. Ik regel dat wel met vader en moeder. Ze mogen je graag." „Kindertjes, kindertjes, kindertjes!", juichte Mien, „laten we samen een dansje maken!"

Plotseling was er de ontembare vreugde om het nieuwe, het 'Huis op de Heide', in Drente.

..We noemen het 'Huize Elisabeth", zei Mien plechtig, „en alles zal nu vast goed komen."

's Avonds in bed dankte Lize God voor Zijn goedheid. Er was niets meer om aan toe te voegen. Dankbaar sliep ze in, geen snerpende treinfluit kon haar nog storen.

Naar het land van de heide

Om zeven uur 's morgens waren de verhuizers verschenen. Stijf en stram stonden Lize en Mien op van de dunne matrassen op de grond. Behoedzaam werden de door Lize steeds maar weer opgepoetste, maar o zo schamele meubeltjes naar buiten gedragen. „Jazeker", over twee dagen zou de ver

„Jazeker", over twee dagen zou de verhuizer ze afleveren in Drente. Twee grote, zware landkoffers werden door een kruier naar het station gebracht. Daarbij een enorme hoedendoos van Katrien. Katrien als immer, in een woedend humeur. „Nou. se sou het dan effe aansien, daar

„Nou. se sou het dan effe aansien, daar in dat apenland, maar.... befiel het haa rniet, dan was se so weer thuis hoor, in Amsterdam." Dat was al heel wat, vond Lize. Ze zei

Dat was al heel wat, vond Lize. Ze zei verder maar niets.

Maxje liep zwijgend naast Lize naar het station; hij had zoveel te zien. Lize had voor hem een nieuw matrozenpakje gemaakt, voor 'de grote reis". 'H.M.S. Terrible' stond er in gouden letters op 't zwarte lint rondom zijn matrozenpet. Solli had alles in 't klein en hing aan een koord rond Max's hals. Eva was van 't begin af aan opgetogen geweest over de 'schat', die zij in Drente zou gaan vinden. „Misschien wel diamanten Lize, stel je eens voor!^^^

Met van verwachting stralende ogen schoof zij in een hoekje van de houten bank van de treincoupé. In haar tasje bewaarde zij een groot geheim, stilletjes van haar zakgeld - voor twee dubbeltjes - gekocht op de boekenmarkt: 'Drentse oudheden. Verborgen schatten'. Zij zou de weg wel vinden! Lize en Mien zouden minder hard hoeven te werken en zij. Eva, zou een nieuwe fiets zeker erg goed kunnen gebruiken!

Juist vóór het treinfluitje snerpte, kwam Meta ademloos aangehold. Ze wierp nog gauw een grote zak flikjes door 't open raam naar binnen. „Lieve kinderen, 't ga jullie goed op de Drentse hei. Ik kom gauw heel graag met Mien mee. Daaag!"

Langzaam stoomde de trein nu Amsterdam uit, langs de veranda's vol versleten wasgoed, kippen-, konijnen- en duivenhokken van de volksbuurten, die zij nu voorgoed achter zich lieten. Katrien ging er breed-uit voor zitten, genoot zichtbaar. „Nou, 't sal mij benieuwe", zei ze. ..Waar fin je dat nou nog? D'r gaat toch maar niks bofe Amsterdam, dat is enig hoor."

enig hoor." Lize hield haar hart vast. Vrolijk riep zij: ..Ik ga een dutje doen, ik ben nu zó moe. Roep me maar in Zwolle, dan zullen wij wat broodjes kopen." Na de verrukkelijke kadetjes in Zwolle -

Na de verrukkelijke kadetjes in Zwolle - „Wat een feest!" vond Maxje, zomaar van een man met een groot blad. wat had hij veel om aan Solli te laten zien - waren ze zó in Meppel. zó in Assen. „En nu in 't lokaaltje naar ons dorp!", riep Mien opgewekt. „Alles bij elkaar rapen en niets vergeten!"

Voort stoomde 't kleine lokaaltje nu, op weg naar 'Het Huis'. Langs uitgestrekte heidevelden, zandverstuivingen met hier en daar een groepje jeneverbessenboompjes, een enkele boerderij met strodak, een hunebed, een klein dorp

met een brink rondom 't kerkje. Het coupeetje was bevolkt met Drentse boeren in 't zwarte pak, kleine, ronde zwarte pet, witgeschuurde klompen. De boerinnen in een ruim klokkend groen of bruin jak bovenop de vrij korte rokken, 't gouden oorijzer blinkend door de witte kanten muts. De kindertjes als poppen, stijf rechtop door 't vreemde van 'de trein. De meisjes met kleine strohoedjes op. hun ogen stijf op de grond gericht in diepe verlegenheid. De jongetjes iets vrijmoediger rondblikkend vanonder hun ronde boerenpetjes.

Maxje trachtte door Solli een dansje te laten doen de kleine strohoedjes - al was 't maar voor een ogenblikje - omhoog te krijgen, om die ronde blauwe oogjes te kunnen zien. Het Drentse dialect van de boeren en

Het Drentse dialect van de boeren en boerinnen klonk de Wernertjes voorlopig nog vreemd in de oren. Maar de brede glimlach op de gezichten was des te welsprekender. Het gaf Lize een warm gevoel van welkom van binnen. Zo niet Katrien. ..'t Is een bar en wild land hier", zei ze, stug naar buiten kijkend.

Huize Elisabeth

Toen de Wernertjes na een fikse kuier over een eindeloos lijkend, kronkelend wit zandpad over de heide, plotseling het huis ontwaarden, waren zij volkomen verrast. Het lag geheel verscholen in een bocht van het pad. achter een groepje donkere dennebomen. Het was een laag, breed huis, gebouwd van zeer oude zachtrode baksteen, met groene deuren, raamkozijnen en luiken, overkoepeld door een al even breed als laagvallend grijs strodak met een enorme schoorsteen; het grijze stro hier en daar bedekt met plekken groen mos. Een enorme, ouderwetse meidoorn vormde een beschutting aan de achterkant en piepte nog juist om de hoek. Voor de ramen met kleine ruitjes hingen versleten, rafelige gordijnen; van de luiken en kozijnen bladderde hier en daar de verf

Met vuurrode wangen van de frisse wind over de heide stonden allen stil, de timmerman uit het dorp met de sleutels en alle bagage hoog opgeladen op zijn kruiwagen, in hun midden. Naar Drentse aard zei hij niets. „Onze nicht leefde zeker niet rijk", zei Lize peinzend.

..Wat een soodje", zei Katrien, „'t sal mijn benieuwe hoe 't er binne uitsiet." „Solli vindt 't een mooi huis", riep Maxje juichend, „hij wil hier wel wonen!" „Lieve mensen, wat een schat van een huis", zei Mien geroerd. ..om hier nu zomaar te mogen wonen." „Je hebt gelijk, lieve Mientje", zei Lize, „kom, laten we naar binnen gaan." ..Ja. ja!", riep Eva, het boekje met 'Drentse schatten en oudheden' in de hand; „timmerman, doet u gauw de deur open!" Een roestig geknars van de sleutel in 't

Een roestig geknars van de sleutel in 't oude slot van de voordeur en daar was een lange brede gang met oude, rode plavuizen, vlokken stof dwarrelden hen tegemoet. Vele kamers kwamen er uit op de gang, alle kamers slechts uiterst spaarzaam gemeubileerd. Een enkel ouderwets ledikant, enkele tafels en stoelen, een wastafel met waskom en lampetkan, de versleten gordijntjes, die ze buiten reeds gezien hadden. Alles ouderwets blauw geschilderd, met blauw behang met rozen. Eén deur liet een diepe trap zien, leidend naar een enorme, diepe kelder, onder het huis. Achter een andere deur was een kronkelende wenteltrap, leidend naar vele slaapkamers boven, met nog enkele bedden. Hier was Eva al bezig met haar speurtocht door het huis, het boekje in de hand.

„Lieve help", zei Lize, „we moeten het maar even doen met wat er is, tot onze meubeltjes overkomen uit Amsterdam." „Nu", zei Mien opgewekt. ..ruimte om pensiongasten te bergen, zul je zeker hebben, Lize-moeder. We zullen alleen 't huis een fiinke opknapbeurt moeten geven."

Nog één deur was er nu nog aan 't eind van de gang. „Wel", zei Lize, „welke verrassing wacht ons nu nog?" Zonder al te hoge verwachtingen deed zij de laatste deur open. ,.Oooh!", de Wernertjes stonden als aan de grond genageld. Een enorme open woonkeuken, een

Een enorme open woonkeuken, een gezellige blankgeschuurde ronde tafel met oude Drentse boerenstoeltjes stond daar voor het achterraam. Onder een grote schouw knisperde een vrolijk haardvuur op de vuurplaat, van blokken hout en turf De vuurmand naast de plaat was torenhoog gevuld. Boven het vuur hing aan de 'haal' een pot soep te pruttelen, heerlijke geuren verspreidend. Op de tafel lagen een grote zij rookspek. een paar grote Drentse ronde broden, een kluit boerenboter op een bordje, een schaal verse eieren en er stond een grote kan melk. „Nee maar, nee maar", was alles wat

„Nee maar, nee maar", was alles wat Lize en Mien zeggen konden. Op de tafel stond een groot verlakt theeblad met papegaai, daarop kopjes, schotels, suikerpot, melkkan en een grote chocoladeketel. In de wandkast met glazen ruitjes borden, schalen, kommen en glazen.

Er was een pomp in de hoek boven een blauwstenen gootsteen. Alle koperen pannen op de plank waren proper gepoetst. Rondom hingen ingelijste spreuken, zo ook boven de schouw, tussen fraaie, antieke Drentse borden. Eén deur in de keuken leidde naar een kleine keuken daarnaast met ook een tafeltje voor het raam, stoeltjes en een petroleumlamp boven tafel. ..Voor het boerenmeisje", begrepen Lize

..Voor het boerenmeisje", begrepen Lize en Mien. Een schrob- en boenhok daar weer naast. De andere deur uit de keuken liet een allergezelligste slaapkamer zien met een ledikant met koperen knoppen, hoog opgemaakt met keurig witte kussens en een veelkleurig dekbed. „Hier heeft onze lieve nicht dus gewoond", zei Lize geroerd, „alle laatste jaren van haar leven. Misschien is zij in de rest van het huis in vele jaren niet geweest. Misschien was zij ook wel slecht ter been. Maar oh, wat is het hier gezellig, en zo welkom met dat heerlijke warme vuur en die soep en al deze heerlijkheden!" Lize's woorden stokten in haar keel: „Wie zou dit gedaan hebben?" Niemand wist het antwoord. De tim

Niemand wist het antwoord. De timmerman - zoü hij al iets gezegd hebben - was reeds lang verdwenen. „Dit wordt mijn boom hoor!", riep Maxje. ..van Solli en ik." Met rode wangen kwam hij binnenstor

Met rode wangen kwam hij binnenstormen. De grote, brede meidoom vormde als het ware een prieel voor het raam van de woonkeuken, waar het 's zomers heerlijk zitten zou wezen. Daarnaast was de grote waterput. ..Solli vond het de mooiste boom van de

..Solli vond het de mooiste boom van de wereld", zei Max opgetogen. ..Met daaronder een huisje voor ons allemaal. Solli vindt 't hier goed", besloot hij. Lize stak nu haast plechtig de oude boeren petroleumlamp aan boven de ronde tafel. Achter de heldere, propere gordijntjes - hier wel - schaarde ieder zich om de dis.

„Ook wij vinden 't hier goed", zei Lize.

..Solli heeft dat heel goed gezien. Laten wij de goede God en onze lieve nicht en onze nog onbekende weldoeners daarvoor oprecht en diep danken." Samen bogen zij het hoofd. „Lieve mensen, tast toe, hiermee is ons nieuwe leven begonnen", zei Lize vrolijk. Zoveel viel er nog te ontdekken deze eer

Zoveel viel er nog te ontdekken deze eerste avond. Alles fonkelde om hen heen in 't lamplicht. Het haardhek met de koperen knoppen, de koperen doofpot, de ouderwetse beddenpan om met een klein kooltje de koude bedden te warmen. De dekenkist, gevuld met dekens voor alle bedden. Wat had Lize zich toch zorgen gemaakt hoe nu te slapen vannacht! Het grote, glimmend gepoetste kabinet, vol keurige pakken lakens, slopen en verder linnengoed. Een nieuwe ontdekking was weer het wafelijzer met koperen handvaten en een enorme poffertjespan.

En „Oh!" riep Lize, ze was al bezig de grote, oud-Drentse staande stoeltjesklok op te winden, die tot aller verrassing een speelwijsje liet horen op elk kwartier, half en heel uur. Het prachtige kabinet van glimmend gepoetst eikenhout was versierd met uitgesneden bloemen en bloemknoppen en palissander. Binnenin waren een groot aantal geheimzinnige laadjes, waarschijnlijk weer te openen met een andere sleutel.

„Hoe en waar?" zei Eva. turend in elk hoekje en gaatje van de kast.

„Ach natuurlijk, de schat!" riep Mien. „Eva, hou toch op. Dit huis is onze grote schat, méér mogen wij toch niet verlangen!" „Kinderen, naar bed!" riep moeder-

„Kinderen, naar bed!" riep moeder- Lize. „Kom, neem ieder je eigen kandelaar."

Met de welkome dekens en frisse lakens en slopen had Mien, samen met Katrien, voor ieder een bedje gespreid. „Laten wij nog even de wijze spreuken lezen van onze lieve nicht. Wat zullen wij goed slapen na deze gedenkwaardige dag. Vanmorgen nog waren wij in 't drukke Amsterdam! Nu dan." 'Als 't buiten woedt, is 't binnen zoet', lazen zij. 'Een zacht antwoord keert de grimmigheid af.

Boven de schouw stond in oud-hollandse letters geschilderd: 'In het minst getrouw te zijn, kost soms den zwaarsten strijd. Het is werk voor God alleen'. „Wat prachtig", zei Eva, „die fijne gouden lettertjes; zou onze nicht dat zelf geschilderd hebben?" „Wat prachtig", zeiden Lize en Mien, de woorden van de tekst wegend in hun hart „Onze nicht had ons niets mooiers en lievers na kunnen laten dan dit, häär huis, met alles wat erin is. Ook haar spreukjes en haar gedachten, 't Is of ze nog bij ons is", zei Lize, „ik voel 't als een geschenk van God." „Kom kinderen, zoek je bedje!" Met de

„Kom kinderen, zoek je bedje!" Met de brandende kaarsen in de kandelaars zochten zij hun weg langs de wenteltrap naar boven.

Pension 'Huize Elisabeth'

Géén geraas van rangerende treinen, geen schelle stoomfluiten, geen geschreeuw en geroep op straat van vroege vis- en sinaasappelventers. Mien werd wakker in een stilte zó groot, zo adembenemend, in een seconde stond zij naast haar bed, in de vriendelijke slaapkamer naast de woonkeuken. Ze waste zich bij de pomp in de keuken en enkele tellen later was zij al buiten. Dromerig en stil was alles, de meidoorntakken glinsterden van de dauw. Een ragfijne nevel lag er over de onafzienbare heide, waar de zon voorzichdg eerst, dan stralend doorbrak. Verwonderd haast door zoveel schoonheid, liep Mien 't heidepad af achter 't huis. Achter de dennebosjes lag een hunebed. Tot daar liep zij en telkens bleef zij even staan om van dit wonder van die grote stilte te genieten. En plotseling, bij 't stijgen van de zon was daar de leeuwerik. „Op 't ruime, wijde, open veld

„Op 't ruime, wijde, open veld Steeg een leeuwerik m wijde boog, En opeens was 't al gevuld met klank. Van beneden tot omhoog '.

„Mieneke! Kom je ontbijten?", riep Eva „Kom maar gauw. 't is zo gezellig in de keuken." En wat een binnenkomst was dat. „Om

En wat een binnenkomst was dat. „Om nooit meer te vergeten", dacht Mien. De ochtendzon toverde gouden lichtplekjes door de kleine raampjes op de ontbijttafel. In de grote haard knisperde een vers aangelegd vuur op de plaat, dat nu al een heeriijke warmte verspreidde. Op ieders bord lag een vers gebakken eitje, omringd door stukjes gebakken spek. Door Katrien gebakken in de kleine bijkeuken in de enorme koekepan op het vierpits petroleumstel.

„Dat rare vuur in de haard, daar had zij geen boodschap an", aldus Katrien. Verse sneden brood stonden in de mand op tafel. Drentse boter was er, suiker en stroop en thee, meegenomen uit Amsterdam.

Lize zat aan tafel, stralend, met al haar 'kuikens' om zich heen.

..Kinderen", zei ze, „dit vond ik m de linnenkast: de bijbel van onze nicht, 't Is een Statenbijbel met zilveren sloten. Op de eerste bladzijde heeft haar vader haar naam geschreven: Elisabeth de Rijke, geboren 28 April 1929 te Assen."

„Dan zou onze nicht nu 81 jaar geworden zijn", zei Mien, „en oh moeder-Lize, jullie dragen dezelfde naam. Wat is 'Huize Elisabeth' goed gekozen!" „Nicht legde bladwijzers tussen de bla

„Nicht legde bladwijzers tussen de bladen", zei Lize, „en ter harer ere wil ik nu lezen uit Psalm 23: „De Heer is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren". „Öch", zei Lize, „hier staat een streepje bij: „Hij verkwikt mijne ziel", het is of nicht Elisabeth nu bij ons is." Zacht las zij de Psalm uit en dankte. Wat een weelde was dit ontbijt voor de Wernertjes!

„Maar wel zullen wij spoedig op speurtocht moeten om onze weldoeners te vinden", zei Mien, ..want dit alles is toch een geschenk uit de hemel." „Zou dit de schat zijn, waar neef August over sprak?" vroeg Eva zich peinzend af „of is er nog een andere?" „Eva, schaam je!" riep Lize. „'t Is in elk geval mijn grootste schat, deze prachtige bijbel."

„Wij gaan naar 't dorp", zei Lize beslist. ..Eerst onze weldoeners zoeken en bedanken. En dan kinderen, is er werk aan de winkel. Ons Mieneke heeft nog een week te gaan, dankzij haar goedgunstige baas. Dit huis wordt een pension Er gaat een advertentie naar verschillende kranten. Maar voor 't zover is hebben wij nodig: bezems, borstels, groene zeep, schuurpapier, verf witkalk, gordijnstof van de markt in Assen en ja, een bad op pootjes." „Een bad op pootjes?" vroeg Max ver

„Een bad op pootjes?" vroeg Max verrukt. „Dat vindt Solli heel leuk!" „Van één van de kamers maken wij een badkamer", zei Lize. „Éénmaal per week moeten toch onze pensiongasten een warm bad kunnen nemen." „Oh, moedertje-Lize, wat zal dat een gesjouw met ketels warm water kosten!" riep Mien vrolijk. Op Katriens gezicht stond reeds een onweersbui te lezen. „Nu ja", zei Lize, „maar dat moet toch kunnen. Kom kinderen, aan het werk. Er IS geen tijd te verliezen. 'Huize Elisabeth' krijgt een nieuw, fris gezicht." Om dit alles gestalte te geven, verkocht Lize enkele van haar gouden sieraden. ..De oost moet nu eenmaal voor de baet uitgaan", zei zij opgewekt bij zichzelf Zij sprak er zelfs niet over met Mien.

Nieuwe gezichten in pension 'Huize Elisabeth'

Een hete lucht trilde boven de heide. Tot Lize's verrukking begon deze nu ook zacht roze, lila-paars te kleuren. Geen geluid was te horen dan het zacht blaten .,Bè, bèèè", van de schapenkudde verderop, af en toe gemengd met het kort blaffen van de herdershond. Lize zat diep weggedoken in de schaduw

Lize zat diep weggedoken in de schaduw van de grote rode meidoorn, die een prieeltje vormde. Kleine witte stoeltjes stonden hier in de schaduw rondom een ronde witte theetafel. Met een handwerkje in haar schoot dacht zij diep na. „Tel je zegeningen", was haar devies, en dat deed zij. Hoe snel was alles gegaan na de kennismaking met de Hobbetjes, hun weldoeners van het eerste uur, in de grote boerderij daarginds én de grote opknapbeurt van het huis. Mien kon werken voor tien. en Katrien

Mien kon werken voor tien. en Katrien had, ondanks haar immerdurende knor

righeid, een paar stevige handen aan 't lijf „Ze moest er zin in hebben", zoals ze zelf zei.

„Nu, dan maken we die zin", zie Mien, als immer opgewekt.

Zo schoon, zo helder, zo nieuw was nu het huis. Met witgekalkte muren, zachtgroene deuren, raamkozijnen en blinden. Een witgeverfde houten spijltjeshek vooraan op 't pad met daarop keurig geschilderd 'Huize Elisabeth' noodde de gasten tot 't huis. Alle kamers waren schoon en helder, met zacht-blauw behangen muren, goed gevulde bedden, keurig voorziene wastafels, heldere gebloemde gordijntjes. De badkamer met het mooie bad was het pronkstuk van het huis. De eerste gasten hadden hun intrede

De eerste gasten hadden hun intrede gedaan. Wat was Lize blij met 'mijnheer Zilverwit", een prettige, rustige weduwnaar, door Max onmiddellijk 'mijnheer Zilverwit' gedoopt, wat hij zich goedmoedig aan liet leunen. Hij was voor Lize een grote steun, in velerlei opzicht, opgeruimd, ter zake kundig, kortom: de man in huis. Zeer binnenkort zou nu ook Eva een vriendinnetje krijgen, een moederloos meisje, waarvan de vader weer binnenkort naar Indië zou vertrekken. Lize voelde zich tot 't meisje aangetrokken en hoopte van harte haar een liefderijk huis te mogen bieden. Lize glimlachte.

Wat liep alles goed nu. Wat hadden zij een heerlijjk huis. Zulke lieve boerenburen in de Hobbe's. Maxje en Eva waren van doorzichtige bleekneusjes omgetoverd in gezonde, levendige, bruingebrande kinderen.

Zoveel had Lize nu te overpeinzen. Zo heerlijk ook om nu eens even alleen te zijn. Dat kwam haast nooit voor. De heer 'Zilverwit' dwaalde over de heide, wat hij bijzonder graag deed. Max en Eva waren bij de Hobbetjes. Ach ja, de Hobbe's. Mien was als altijd, in Amsterdam. Zoveel als zij maar enigszins kon, nam zij de trein naar Assen en liep dan over 't pad over de verre heide, naar 'Huize Elisabeth'. Zingend. Mien had een prachtige, melodieuze stem, die van ver klonk over de heide, 't Maakte haar hart elke keer weer warm. Lize miste Mien meer dan zij zeggen kon. Mien, haar maatje door dik en dun. Twee jaar scheelden zij maar in leeftijd, de twee zussen. „Zonder Mien", dacht Lize nu, „had ik dit alles niet opgebracht. Ik kan veel. maar 't is of Mien de drijfveer is. Mijn onmisbare wederhelft." Hoe graag gunde zij 'ons Mientje' nog eens een ändere, flinke, betrouwbare 'wederhelft'. Aan zichzelf dacht Lize niet. Een diepe zucht ontsnapte Lize, heerlijk

Een diepe zucht ontsnapte Lize, heerlijk diep ademde zij de zoet-prikkelende, kruidige geur van de Drentse hei. Nog even denken nu in de glorieuze stilte. Er wachtten nog zoveel taken. Morgen zouden er vier dames komen om 'Huize Elisabeth' te bezichtigen. Eén van hen - dat was te hopen - zou hier dan haar intrek nemen. Morgen.... hoe moest dat met 't eten? Zoveel bijzonders had Lize niet te bieden.

In 't kleine keukentje klonk geraas van potten en pannen, die niet al te zacht geschuurd werden door Katrien. Och ja, Katrien. Heel jammer en zorgelijk ook was het, dat Katrien hier op de Drentse hei maar niet kon wennen. Niet wilde wennen. Ze bleef Amsterdam verafgoden. Het leven hier was 'bar en wild'. Er was geen enkele 'passasie' op de hei en de mensen waren 'wilden'. Met haar Amsterdamse tongval kon zij geen boodschappen doen. De mensen verstonden haar niet, waar zij alleen maar boos van werd en 't toch zo vriendelijke Drentse dialect verstond zij in 't geheel niet. Zij deed daar ook geen enkele poging toe. Haar humeur werd met de dag slechter. Bijna rampzalig was het geworden toen alle grote jongelui uit het dorp, begeleid door een schare uitgelaten kinderen, oude rommel en versleten huisraad kwamen inzamelen voor het grote Paasvuur. Bovenop de boerenwagen prijkte een grote, oude wieg. Toen Katrien, knorrig als immer, met een woedend gezicht naar buiten kwam, zagen de jongelui hier een welkome aanleiding in Katrien hoog op te tillen en bovenop de kar in de wieg te zetten! Nu, Katrien was buiten zichzelf en er waren rake klappen gevallen. Met de grootste moeite en tact was 't Lize

gelukt Katrien te kalmeren en te vragen te blijven. „Je bent zo onmisbaar Katrientje. en je bent me zo dierbaar. Ze meenden 't niet kwaad. Wil je 't nog één keertje proberen bij ons?" Welnu, Katrien bleef, maar niet van harte, wist Lize. Wat hadden de kinderen overigens

Wat hadden de kinderen overigens genoten van het hoog oplaaiende Paasvuur! Van 't 'eiertikken' met de zelfversierde eieren. Vrouw Hobbe had ze heel precies de kunst geleerd van 't eitjes inpakken in lapjes neteldoek, met bloempjes en varenblaadjes, gekookt in thee. Haast zonde die prachtige eitjes te tikken, vonden ze. Maar de vreugde was er niet minder om geweest. Ach ja, de Hobbe's. Na heel veel zoeken

Ach ja, de Hobbe's. Na heel veel zoeken en vragen waren zij eindelijk aangeland op de grote boerderij van de Hobbe's, die eerste dag. Op hun geklop ging de deur wijd open en werden allen naar binnen geloodsd. Verrast had Lize daar gestaan in de grote boerenkamer met ook weer de ronde tafel voor het raam. De grote open haard, de 'pot' aan de haal boven 't vlammende vuur. De poes

op de haardplaat, tevreden spinnend. De helderwitte gordijntjes voor de ruitjes, de vuurrode geraniums op de vensterbank. De Drentse koffiekan met 'kniepertjes' (oublies) op het blad op tafel. Vrouw Hobbe, breeduit glimlachend onder 't gouden oorijzer met de zwarte, doordeweekse ondermuts. Alleen op zondag en hoogtijdagen ging daar de witte kanten muts overheen.

„Gaat zitten, dames, maak het u gemakkelijk."

„Och, de famihe van de oude juffrouw! We hielden veel van uw tante." „Ik heb begrepen", zei Lize, „u heeft...." „Dat is niet wichtig kind, dat is niet wichtig. Dat is naober-hulp. Wie hebben varkens, geiten, schapen en kippen. 'Vlees is er altied. En wie bak'n zelf." Enige verwarring was er, dat Lize niet de moeder, maar de zus van kleine Max bleek te zijn. Én van Eva, én van Mien. „Pietertien!" riep vrouw Hobbe, „stelt de

„Pietertien!" riep vrouw Hobbe, „stelt de kinders an de juffrouw veur!" Uit alle hoeken en gaten kwamen nu kleine, blozende Hobbetjes te voorschijn. Pietertien, een stevig meisje van 13 stelde eerst Härmen voor van tien. „Dag daomes", zei hij flink en holde naar buiten. Dan was er Jan van zeven en Jacob van vijf Ze hadden allen óf geelblond óf spierwit haar en rode wangen. Ze bogen 't hoofd diep in verlegenheid en bleven zo staan. „En dit is onze tweeling", zei Pietertien trots: „Jobkien en Jaantien" (-tien, -kien en -chien is in 't Hollands: -je of -tje). De twee kleine meisjes van drie, ronde

De twee kleine meisjes van drie, ronde popjes in hun Drentse rode boezelaartjes met kleine, zwarte gehaakte mutsjes op 't hoofd, bogen hun hoofdjes nog dieper dan de broertjes. Maxje ving af en toe een glimp op van

Maxje ving af en toe een glimp op van ronde, nieuwsgierige blauwe oogjes als hij zijn aapje liet dansen. ..Ze bin nie veul gewend, daomes", zei Pietertien trouwhartig.

Dat was 't eerste bezoek. En op hoeveel manieren had Lize al steun gehad hierna aan vrouw Hobbe, die haar inwijdde in de Drentse gewoonten en gebruiken. Die zelf brood bakte, welke kunst zij nu aan Lize aan 't leren was. Voorlopig was Lize aangewezen op vrouw Hobbe. Ze betrok bij haar haar eieren, de melk, de boter, het vlees en het spek. Groenten en aardappels uit de moestuin. Ieder zorgde voor zichzelf Er was alleen een heel klein winkeltje voor suiker, koffie, thee. En een garen- en bindwinkeltje. Stofjes en lapjes, daarvoor gingen de boerinnen - en Lize dus ook - naar de 'lapjesmarkt' in Assen of Meppel. 'Buus doukies'. kleine wafeltjes. had Lize al leren bakken in 't lange wafelijzer boven 't vuur. „Ach, als vrouw Hobbe er niet geweest was. had ik 't nooit gered", dacht Lize dankbaar. 'Tel je zegeningen'.

Eva ging nu naar de 'stadsschool' in Assen. Met Miens oude fiets, die zij niet meer nodig had nu zij - tot groot genoegen wederzijds - bij Meta in huis woonde, vlakbij de apotheek. Eva ging op de fiets naar het stationnetje van 't lokaaltje en treinde dan naar Assen. „Eva", peinsde Lize, ,.was door haar vele

„Eva", peinsde Lize, ,.was door haar vele ziek-zijn, altijd bronchitis in Amsterdam, wel wat verwend." Ze voelde zich een gewichtig persoontje. Ze maakte 't heel goed op haar nieuwe school. Bijna tien nu, wilde Lize haar ook wel graag 'door laten leren'. Eva had er de gave voor. Daardoor ook was Lize's keus op de school in Assen gevallen, boven het dorpsschooltje hier. Hoewel 't lieve kind nu elke morgen al om zeven uur op de

fiets over de heide moest, straks ook in sneeuw en ijs, weer en wind. Steeds vroeg Lize zich af: .,Hoe zouden vader en moeder het gewild hebben? Doe ik dit alles wel goed?"

Maar daarin was nu 'heer Zilverwit' haar grote steun gebleken. Met raad en daad stond hij haar terzijde. Glimlachend dacht Lize even terug aan de kennismaking. Vergezeld door zijn zoon, een jonge arts, die wat verlegen vertelde te solliciteren naar de opengevallen doktersplaats in het dorp, nu de oude arts daar besloten had zijn praktijk aan een jonger iemand over te dragen. „Mijn vader kan mij hierin nog zozeer tot steun zijn", zei de jonge man, „als oudmarine-arts, hij had gehoopt hier bij

„Laat mij het woord doen, jongen", zei de vader glunder lachend. Op dit moment was kleine Max te voorschijn gekomen met zijn aapje. Solli. „Mijnheer Sneeuwwit", zei Max onbevangen - hij wist geen enkele naam, keek alleen naar zijn haar - „Dit is nu mijn aapje Solli. Hij heet naar een boek. 't Is een heel mooi aapje, dat zie je wel dadelijk, hè?"

„U, Maxje", zei Lize, „mijnheeris nietje, maar u." Max hoorde niets.

„Wel", zei mijnheer Zilverwit; hij wachtte even en bekeek Solli heel goed in zijn hand, zijn bruine haartjes en ogen, zijn rode jasje met koperen belletjes, „dit is een heel wonderbaarlijk mooi aapje." „Je wou zeker wel, dat je ook zo'n mooi aapje had hè?" zei Maxje vertrouwelijk. „Nu ja, als ik dit aapje hebben mocht..." zei mijnheer Zilverwit ernstig. Max werd vuurrood. „Maar dat kan niet

Max werd vuurrood. „Maar dat kan niet zo goed", zei hij. „Solli zou zich heel ongerust maken." Snel nam hij 't aapje terug en holde er mee naar 't huis. bij de deur nep hij: „Misschien nog eens op je verjaardag een ander hè?" Allen op het erf barstten uit in een vro

Allen op het erf barstten uit in een vrolijke schaterlach en zo, ongedwongen, deed 'mijnheer Zilverwit' zijn intrede in 'Huize Elisabeth'.

Nog even dacht Lize terug aan Eva. Haar haast nerveuze fanatieke speurtocht door 't huis naar de eens door neef August toch gemelde eventueel ergens verborgen 'schat'. Lize zelf hechtte daar niet zoveel waarde aan. ze was rijk met haar nieuw verworven huis. hoewel 't elke morgen weer minitueus rekenen was hóe samen rond te komen, hóe Katrien te betalen. Genereus was 't van 'mijnheer Zilverwif een half jaar pensionprijs vooruit te betalen. Of hij iets van Lize's moeilijkheden begreep, dacht Lize, zonder daarover te praten. Hij was een steun uit duizenden. Op één van Eva's haast krankzinnigma

Op één van Eva's haast krankzinnigmakende speurtochten had ze inderdaad met een klein sleuteltje, verborgen tussen 't linnengoed één der kleine laadjes kunnen openen en daar was een briefje tevoorschijn gekomen In het vergeelde envelopje zat een bosje minuscule sleuteltjes, weer toegang gevend tot de andere laadjes. Deze lieve woorden behelsden het briefje: „Vele kostbaarheden zullen mijn Amsterdamse nichtjes in mijn huis niet vinden. Toch hoop ik, dat zij hier zullen gaan wonen en dit plekje lief zullen krijgen. Wij hebben elkaar nooit gekend, maar hun moeder heeft mij veel over hen geschreven toen zij klein waren. Via goede vrienden hoorde ik van hun moeilijke strijd in Amsterdam te overleven. Ik meende, dat de gezonde buitenlucht hier heel goed zou zijn voor de kleine Eva en het broertje."

„Bespottelijk", zei Eva, „de kleine Eva!" „Ik was de laatste jaren zeer slecht ter been en kwam niet verder dan de keuken - mijn woonvertrek - en het kleine slaapkabinetje daarneven. Ik heb een stille en gelukkige oude dag - mede dankzij de zorg van mijn goede buren - en danic God, dat Hij mijn ogen spaarde, zodat ik Zijn Woord trouw heb kunnen lezen." „En?", zei Eva. Haar ogen vlogen over

„En?", zei Eva. Haar ogen vlogen over het papier. ..Het schrijven valt mij moeilijk. Toch heb ik nog iets te zeggen. Ik bezit een oud perkamenten gebedenboek uit de 12e eeuw, door monniken geschilderd en geschreven. In het Oudheidkundig Museum te Assen bevindt zich een vrijwel identiek exemplaar, dat naar men mij verteld en verzekerd heeft, een waarde heeft van ruim tienduizend gulden." Eva hield haar adem in. (Opmerking: dit bedrag in 1909 zou nu, in 1992. een waarde vertegenwoordigen van ruim honderdduizend gulden).

„Niemand weet van mijn bezit en ik wilde het niet verkopen. Het was mij te kostbaar in andere dan materiele zin. Dag en nacht was het mijn trouwe metgezel, onder mijn hoofdkussen. Vele figuurtjes en spreuken schilderde ik na. Mijn nichtjes zullen deze vinden boven de schoorsteen. Nu berg ik het op, ik hoop dat het mijn nichtjes zegen mag brengen, tot in lengte van dagen. Als zij goed zoeken in de en de zullen zij gauw vinden de " Het schrift werd nu heel onduidelijk. Er stond nog: „ spleten " en ..ik hoop en vertrouw, dat deze brief niet in verkeerde handen zal vallen. Uwe U liefhebbende nicht Elisabeth."

In grote opwinding holde Eva naar buiten, de brief wapperend in haar hand. „Lize! Oh Lize, kijkjocheens!"

Lize was buiten op 't erf met Maxje. Het was buitengewoon winderig weer, haast stormachtig, op deze dag. Max tolde uitgelaten in het rond met Solli. Jolig sprong hij op Eva af en ... rukte het papier uit haar hande, zwaaide er nu mee m 't rond. Het oude, vergeelde papier van de brief was hier in 't geheel met tegen bestand en stukken en flarden brief vlogen overal over de heide, richting hunebed achter 't huis. Afschuwelijke, akelige jongen!", riep

Afschuwelijke, akelige jongen!", riep Eva doldriftig en gaf Max een klinkende draai om zijn oren.

..Juffertje Heethoofd!" riep Lize en schudde Eva door elkaar. ..wat zijn dit voor manieren?!"

..Oh Lize, de briefi" nep Eva wanhopig snikkend, „van de schat. Ik vond hem, het spijt me, ik wou niet "

Lize troostte nu twee heftig snikkende kinderen, las het overgebleven stuk brief uit Eva's hand en samen zochten zij die middag in de wind op de heide en in het hunebed naar de ontbrekende snippers. Veel waren zij niet wijzer geworden. Eva moest Maxje excuses aanbieden met een kus.

„'t Was een ongelukkige samenloop van omstandigheden", vond Lize. „Eva had toch met dit tere briefpapier niet naar buiten moeten hollen in de stormwind en hoe had Maxje, nog maar vier - begrijp je dat Eva? - dat belangrijke papier nu naar waarde kunnen schatten? Hij was alleen maar dol door die bolle wind."

Wel was Lize met de kinderen - op Eva's dringend verzoek - naar het museum in Assen gegaan om het evenbeeld van 't gebedenboekje te bezichtigen. Het was buitengewoon mooi, getekend met fraaie lettertjes, versierd met fijne schilderin- .gen. Eva was er bepaald niet rustiger op

Eva was er bepaald niet rustiger op geworden, bedacht Lize met zorg. Haast koortsachtig zocht zij op elk momen van de dag m hoeken en gaten en vooral 'spleten' van het huis. Dat zij een 'steun en toeverlaaf voor Lize zou zijn, zoals zij Mien plechtig beloofd had - „Als ik in Amsterdam ben, ben jij moeder- Lize's rechterhand Eva. beloof je dat?" ..Ja Mientje, ja!" - dat vergat zij nu maar al te gemakkelijk. Als nu 't nieuwe pleegdochtertje Hettie haar intrede zou doen nog deze maand, dacht Lize. zou 't haar aandacht wel wat afleiden. Hettie was van Eva's leeftijd. Het grote feest op het prachtige buiten van Hettie's vader, dat hij gaf ten afscheid van haar vriendjes en vriendinnetjes en waar Eva en broertje Max ook uitgenodigd waren, was een groot succes geweest. In prachtige verkleedkostuumpjes, waar Mien haast dagen aan genaaid had samen met Lize - in die schaarse vrije uurtjes! - een openbaring voor Max en Eva, die zoiets heerlijks en feestelijks nog nooit meegemaakt hadden. Met een koude buffettafel met heerlijkheden in de grote parktuin, een poppenkast en lampions. En zoveel kinderen. Zelfs Solli in een feestkostuumpje.

(wordt vervolgd)

Mag ik u allen ook dit jaar weer een Gezegend Kerstfeest toewensen?

Dieke Schippers-Vaarzon Morel

Fragmenten uit 'Het huis op de heide', doo A C Kuiper Scheltens & Giltay, 1909.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 december 1992

Eilanden-Nieuws | 40 Pagina's

Kerstmis 1992

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 december 1992

Eilanden-Nieuws | 40 Pagina's