Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vervolgverhaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vervolgverhaal

6 minuten leestijd

Met één oogopslag ziet hij dat de man wel te vertrouwen is.

„Ik ben Schipper Lemstra", zegt de vreemdeling.

Dan gaat Weiten een licht op. Dat is de schipper waar Kees bij heeft gevaren. „Kom binnen schipper", nodigt de boer hartelijk. Samen lopen ze naar de keuken. „Aal, laten we in de kamer gaan zitten".

„Wat mij betreft kunnen we best hier blijven zitten", meent schipper Lemstra en hij wrijft zich in de handen.

„Ik vind het best hoor", zegt de boer.

„Tjonge, het is koud buiten. Als je 't mij vraagt, dan zitten we vroeg in de winter". De boer knikt en antwoordt: „Daar zou je wel

De boer knikt en antwoordt: „Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben". „Ik heb wel wat moeten zoeken, maar ik heb het

„Ik heb wel wat moeten zoeken, maar ik heb het dan toch gevonden", zegt schipper Lemstra. „Ik heb een lading hier in de buurt en ik zei tegen de vrouw: nu ga ik eerst eens naar de vader van Kees".

„Daar doe je goed aan schipper, ja, ja, ik heb de laatste tijd heel wat meegemaakt".

„Ik begrijp het. Als je je kind op zo'n manier kwijtraakt, dan wordt, als het goed is, een mens klein".

„We voeren", vervolgt de schipper, „op zee, het was behoorlijk onstuimig en alle krachten moesten we inspannen om niet weggeslagen te worden. Het was in één woord gezegd, noodweer! En ik moet zeggen. Kees hield zich kranig. De korte tijd die hij bij me aan boord was, had hij al veel geleerd. Ik had goede hoop dat hij het zou klaren. Maar ja, een mens kan niet in de toekomst kijken, en dat is maar goed ook. Het mocht niet zo zijn. Plotseling struikelde Kees in het gangboord en sloeg overboord. Ik heb nog getracht om hem te redden, maar het was tevergeefs. Hij dreef van het schip af en verdronk. Je kunt wel begrijpen wat er toen in mij is omgegaan. Zo jong nog en dan de eeuwigheid in. Eén keer heb ik 's avonds met hem over de dingen der eeuwigheid gesproken. Helaas, ik heb gemerkt, dat alles totaal langs hem is heengegaan. Begrijp me goed boer, ik wil niet hard zijn, maar ik acht het mijn plicht je eerlijk alles te vertellen. Wij mogen niet oordelen; dat heeft God gedaan. Ik had wel eerder hier willen komen, maar ik moest steeds de andere kant op".

De schipper zwijgt en staart voor zich uit. „Heeft Kees nooit iets tegen je verteld?" vraagt boer Weiten met schorre stem. „Neen, de jongen was zeer gesloten, en als je 't mij

„Neen, de jongen was zeer gesloten, en als je 't mij vraagt, dan leek het me alsof hij ergens mee zat".

„Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben, schipper. Kees zat inderdaad met iets".

„Zie je wel, dan heb ik toch goed gedacht. Mijn vrouw heeft wel eens gezegd: als hij maar eens een poosje aan boord is, dan zal hij wel wat veranderen. Je moet denken dat het leven van een schipper heel anders is dan dat van een boer". Het kost boer Weiten moeite om antwoord te

Het kost boer Weiten moeite om antwoord te geven. Met bevende stem zegt hij: ,Jk zal het je maar eerlijk vertellen, schipper. Kees was een... moordenaar!" „Wat!"

„Wat!"

De schipper springt op en wordt doodsbleek. „Ontzettend!" kreunt hij.

Neen, dat had hij niet kunnen denken. Het is haast niet te geloven.

„Weet je het heel zeker, boer?" vraagt hij op de man af Misschien dat deze zich toch nog heeft vergist.

„Er is geen twijfel meer mogelijk", antwoordt Weiten. Het klinkt als een snik.

Opnieuw vertelt nu de boer zijn somber levensverhaal en dat van zijn zoon.

„Maar schipper", eindigt hij, „het wordt anders. De vrouw van de vermoorde en haar kinderen komen bij de vader van de moordenaar wonen. Het zal in het begin wel moeilijk zijn, maar ik heb goede moed dat het met Gods hulp zal gelukken. Het leven gaat door, moet doorgaan, dat is 's werelds loop. Maar het zal een ander leven zijn.

Daarom heeft de schilder vanmiddag voor altijd de letters van 'Vlietzichf van de hekpalen gehaald en er op geschilderd: 'Eben Haézer'. Tot hiertoe heeft ons de Heere geholpen". „Je had er geen betere naam voor kunnen beden

„Je had er geen betere naam voor kunnen bedenken", zegt schipper Lemstra. Tot in het diepst van zijn ziel is hij ontroerd.

Het is laat, heel laat, als schipper Lemstra de boerderij verlaat.

De dorpsklok heeft al twaalf slagen laten horen als hij bij het haventje, waar 'De Hoop' ligt afgemeerd, arriveert. Het licht in de roef brandt nog. Zijn vrouw zit nog op hem te wachten. Die nacht slapen de schipper en zijn vrouw niet

Die nacht slapen de schipper en zijn vrouw niet veel. Steeds moeten ze denken aan hun vroegere knecht, die een moordenaar was!

HOOFDSTUK 14

Het is heel vroeg die vrijdagmorgen, als boer Weiten naar de stad rijdt. Hij heeft zijn zondagse pak aangetrokken.

Na alles wat er is gebeurd, is het nu een klein beetje feest. Vandaag immers komen de weduwe Verburg en haar kinderen een paar dagen op 'Eben Haezer". De knecht moet het vandaag zonder de hulp van de boer stellen.

Alleen zal Aaltje hem helpen met het melken van de koeien. Dat kan niet anders. Hij zou nooit op tijd klaar zijn, want als de melkbussen niet aan de kant van de weg staan, rijdt de melkauto zonder meer verder. De arbeiders weten wel wat ze doen moeten en de boer is er van overtuigd, dat niemand van hen zijn plicht zal verzaken. Hij behoeft dus niet ongerust te zijn dat het werk niet doorgaat.

In gestrekte draf gaat het voorwaarts. Het paard heeft al een paar dagen op stal gestaan en het lijkt wel alsof het dier blij is er eens uit te zijn.

Opeens moet Weiten aan Aaltje denken. Die heeft de laatste dagen veel gewerkt. Het is nog neit zo lang geleden, dat zij het hele huis heeft schoongemaakt, en nu lijkt het wel alsof zij weer aan de schoonmaak is geweest. Alles blinkt als een spiegel. Vooral aan het kamertje waar Kees vroeger sliep, heeft zij veel aandacht besteed. Alles was in dat kamertje nog onveranderd gebleven. Kees zijn spullen en persoonlijke bezittingen lagen er nog. Niemand had er meer naar gekeken. Zonder iets aan hem te vragen had Aaltje de kleren van Kees uit de hangkast gehaald en de andere spullen in een grote koffer gepakt en deze naar de zolder gebracht. Daarna had zij één van de arbeiders gehaald en hem gevraagd of deze nog iets met de kleren kon doen. Hij had alles mee naar huis genomen. Aaltje dacht dat hij er niets van had gezien. Hij was juist in de mooie kamer toen hij de arbeider met de kleren van Kees naar huis zag gaan. Het had hem meer pijn gedaan dan hij wilde bekennen. Hij heeft er echters niets van willen zeggen. Alle kleren en bezittingen van zijn zoon hoorden wel op 'Vlietzicht', maar niet op 'Eben Haezer", (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1993

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's

Vervolgverhaal

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1993

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's