Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERVOLGVERHAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERVOLGVERHAAL

6 minuten leestijd

Er zit niets anders op, om ongewapend, zonder gevangene en, wat erger voor hen is, zonder buit te vertrekken. Met sombere gezichten lopen de drie Spanjaarden in de richting van Laren. Eén van hen smijt de kruiken weg. Hadden ze maar geen brandewijn gedronken, dan was dit niet gebeurd.

Langs de heg sluipt een man naar de hoeve van boer Hendriksz. Lang heeft hij moeten wachten. Het is Simon, de beeldjeskoopman. Nadat hij door de boer en zijn zoon was weggejaagd, had hij zich in bos in een kuil verstopt. Hij weet zelf niet hoe lang hij in die kuil heeft gelegen, maar plotseling had hij stemmen gehoord. Voorzichtig had hij over de rand gekeken en tot zijn grote verbazing gezien, dat Hendriksz en Evert de kant van de Larenseweg opgingen. En nu... nu zijn ze reeds lang verdwenen. Simon sluipt naar de boerderij om zijn slag te slaan. Zijn ogen glinsteren. Wat zal de geestelijkheid blij zijn, als ze hoort dat hij de rode haan bij die ketters heeft laten kraaien. Op de boerderij blijkt niemand meer te zien. Simon begrijpt, dat het vrouwvolk niet thuis was toen Evert vocht met de Spanjaarden. Tot zijn grote verwondering kan hij de deur van het huis gemakkelijk openen. Zonder aarzelen stapt hij naar binnen. In de keuken is niets te zien. Simon loopt door naar de woonkamer.

Plotseling blijft hij stokstijf staan. Zijn tanden beginnen te klapperen van de schrik. Daar... daar in de bedstede zit een Spanjaard overeind. De gewonde soldaat wenkt hem. Simon wordt rustiger. De Spanjaard is niet gewapend, dus kan hij hem niets doen. In zijn brabbeltaal maakt de soldaat hem duidelijk, dat hij weg wil.

Simon begrijpt hem en helpt de man uit bed. De soldaat zwaait op zijn benen, hij is duizelig. Boer Hendriksz heeft raak geslagen! Simon haast zich om een beker water te halen. Daar knapt de Spanjool van op. Langzaam loopt hij naar buiten, zonder Simon nog één blik waardig te keuren. Simon kijkt de Spanjaard na, totdat deze uit het gezicht is verdwenen. De beeldjeskoopman lacht. Nu heeft hij het rijk alleen. Hij begint in alle kasten en laden te snuffelen, maar tot zijn grote spijt kan hij niets van zijn gading vinden. Het blijkt, dat de boerin alles wat waarde heeft, heeft weggestopt, en Simon kan dit geheime plekje niet vinden! Geen stuiver is er te vinden. Simon is teleurgesteld. Heeft hij daarvoor zoveel moeite gedaan? Boos loopt hij naar de keuken, waar het houtvuur nog ligt te smeulen. Vlug steekt hij een stuk hout in het vuur en wacht totdat het brandt. Dan loopt hij met het brandend stuk hout naar buiten. Hij heeft zijn plan gemaakt, hij zal op verschillende plaatsen de brand erin steken.

Simon klimt op het dak van de schuur. Dicht bij de nok houdt hij het vuur bij het riet, dat direkt begint te knetteren. Ziezo, dat is dat. Meteen wil hij verder kruipen, maar plotseling begint het net door te buigen. De laag is te dun om hem te kunnen houden. Simon schrikt geweldig, klemt zich vast aan de dakbedekking. Het helpt niet, en met een door merg en been dringende gil stort Simon naar beneden. Met een plof valt hij op de harde vloer van de schuur. Een vlammende pijn schiet er door zijn been. Even raakt de brandstichter bewusteloos, maar door de pijn komt hij weer spoedig bij kennis. Hij voelt het, zijn been is gebroken. Tot zijn ontzetting ziet hij vlak bij zich vier dode Spanjaarden liggen. Hij moet hier weg, anders verbrandt hij levend! Dan hoort hij stemmen...

Nog enkele ogenblikken, dan zijn ze thuis... „Ik durf niet in huis hoor. Ik ben zo bang", zegt Geerte.

Niemand zegt wat terug. Plotseling geeft Evert een schreeuw! „Vader, het dak rookt! Er is brand...! „Brand! Brand!"

Onmiddellijk rennen ze vooruit. Snel... misschien kunnen ze de boerderij nog redden. Een zwarte rook stijgt op uit het dak. Vlammen zijn er echter nog niet te zien. In minder dan geen tijd klimt Evert op het rieten dak. Het buigt en golft, maar Evert weet precies waar de steunbalken zitten. „Water! Water!" schreeuwt hij met overslaande

„Water! Water!" schreeuwt hij met overslaande stem. Zijn vermoeidheid voelt hij niet meer. Vastbesloten klemt hij zijn tanden op elkaar. Hendrikz en Jan haasten zich om water te halen. Intussen trekt Evert het brandende riet uit het dak en gooit het naar beneden, langs de schuur. Hij ' randt zijn handen en stikt bijna in de rook. Zijn ogen tranen en soms kan hij bijna niets meer zien. Hij blijft echter op zijn post. Er hangt immers alles van af.

Vader klimt met een emmer water naar boven, gevolgd door Jan. Evert grijpt de emmers en stort het water op de vuurhaard. Onmiddellijk gaan ze nog meer emmers halen. Eindelijk is het gevaar geweken. Evert heeft kans gezien om de brand te blussen. Het rookt zelfs niet meer. „Het heeft niet veel gescheeld hoor. Als we vijf minuten later waren gekomen, hadden we niets meer kunnen doen. Het was nog maar het begin van brand".

Er klinkt vreugde in Everts stem. Zwart geblakerd klimt hij naar beneden. „Ik denk dat de brand met opzet is gesticht". De boer schudt zijn hoofd. Wie...? ,,Vlak bij de brand is er een gat, dat er nooit

geweest is. Ik zag het direkt". „Misschien heeft de gewonde Spanjaard het wel gedaan". „Dat zou best kunnen". Vader en zoon gaan naar binnen. Moeder, Geerte

Vader en zoon gaan naar binnen. Moeder, Geerte en Jan blijven buiten staan. Zij zijn bang om naar binnen te gaan. Eerst moeten zij weten dat de kust veilig is.

„Hij ligt niet meer in bed". Evert trekt een paar dekens uit de bedstede. „Nee hoor, hij is weg, de vogel is gevlogen". ,,Dan heeft hij de brand gesticht, dat kan niet anders".

„Dat is de dank, dat we hem zo goed behandeld hebben", zegt Evert bitter en hij loopt naar de schuur.

De anderen horen plotseling een opgewonden kreet! Vlug komen zij aanlopen. „Daar hebben we de brandstichter!" Evert wijst naar een mannetje, dat naast de vier Spanjaarden ligt. Het is Simon de beeldjeskoopman.

„Kijk daar!" Jan bukt zich en grijpt een gloeiend stuk hout. „Nu weet ik het! ­ roept Evert ­. Hij is op het dak geklommen en is er doorgezakt. Voor mijn part heeft hij allebei zijn benen gebroken, de lelijkerd". „Stil Evert, bezondig je niet". Vader steekt waarschuwend zijn vinger omhoog. „Och boer Hendriksz, wees toch niet boos op mij. Ik zag dat het dak begon te roken en toen ben ik op het dak geklommen om het vuur te blussen. Ik viel door het dak en heb mijn been gebroken. Au! Au!" Simon kreunt.

„Hou je mond", snauwt Evert hem toe. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 maart 1994

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

VERVOLGVERHAAL

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 maart 1994

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's