Kasteel Spreeuwenstein en De Motte
Met De Motte op stap in het verleden (1)
Anno 1569. Majestueus drijven de stapelwolken als galjoenen met blinkende zeilen door de onmetelijke lucht. Zeegroen, met gekuifde koppen, rollen de golven tegen het verlaten strand. Het helm in het spierwitte zand zingt haar eeuwenoude lied tesamen met de koele wind, waarin de leeuwerikken zich torenhoog verheffen. Achter de hoog opgestoven duintoppen liggen de polders; de door de mens bedwongen stukken land, hier en daar onderbroken door een glinsterende meanderende kreek. Uit de schoorstenen van de her en der verspreide hoeven kringelt rook. In de verte piekt boven het bladergroen de spits van een torentje. In het zuiden vormt de gewaterpaste dijk langs de slikken een schril contrast met de grillige duinen in het westen. Als een afgebrokkelde tand verheft de ruïne van het kasteel 'Spreeuwensteyn' zich op haar motte. De boerderijen op het voorterrein zijn reeds lang verdwenen. De gracht is grotendeels verland en het gras tiert welig tussen het puin van de kloostermoppen, dat tijdens de diverse slooptochten van naburige dorpelingen van het talud is gerold. Traag schijnt het dagelijks leven zich hier af te spelen in de 16de eeuw bij dit volk op het eilafld Goeree, rustend in haar domein van water. Geslachten komen en gaan als de getijdebeweging. Allen kennen de verhalen rond het verlaten kasteel uit de middeleeuwen, dat niet ontkwam aan de teloorgang. Het hoort onlosmakelijk bij het leven!
Anno 1969. Vierhonderd jaar later vindt op Overflakkee de geboorte plaats van een vereniging van amateurarcheologen. Een jonge groep amateur-oudheidkundigen, die geïmponeerd als ze was door het verschijnsel van de kasteelheuvel op Goeree, haar vereniging de naam De Motte gaf.
Het mottekasteel
Het kasteel was in de Late Middeleeuwen het opvallendste type gebouw. Doordat in Nederland tot aan de 14de eeuw sprake was van een zwak ontwikkeld centraal gezag, kwamen territoriale vorsten en andere lokale gezaghebbers vaak met elkaar in botsing. Uit dat oogpunt bouwde men verdedigbare woonhuizen, waarin men zich terugtrok in onrustige tijden.
Vanaf de 11de tot in de 13e eeuw ontwikkelde zich in Nederland het zogeheten motte-kasteel (chateau è motte). Een motte is een door een gracht omgeven opgehoogde heuvel. Op de heuvel bevindt zich de woontoren (donjon), met of zonder ringmuur. In Zeeland zijn het de vliedbergen en in Friesland de stinswieren, die hiervan goede voorbeelden zijn.
In de loop van de 13de eeuw ontwikkelde zich langzaam een ander, bekender kasteeltype. Uit militair oogpunt waren motte-kastelen verouderd en de introductie van baksteen maakte het mogelijk om zware, defensieve muren te bouwen. Zo ontwikkelde zich de waterburcht, die van muurtorens werd voorzien ter bescherming van de flanken van het kasteel. Het Muiderslot is hiervan een goed voorbeeld.
Aan het eind van de Middeleeuwen raakte het militair-defensieve aspect steeds meer op de achtergrond en werd het meer een bouwwerk dat de kasteelheer een zekere status verleende.
Somerlant
In de periode 1276-1280 wordt het dekanaat Voorne als Somerlant aangeduid. Dit dekanaat omvat de parochies Westvome (waar de deken zetelt), Ostvorne en een parochie waarvan de kapelaan van Maerlant pastoor is.
Het gebied dat door de heer van Voome wordt beheerd, wordt omschreven als te liggen tussen de zee, de Maas, de Widele, de Westerlech, de Sonnemare en het Scoudemarediep. Het dekanaat Somerlant omvat in ieder geval het westelijk deel van de heerlijkheid Voome. De deken zetelt in het zuiden, in Ouddorp, waar de enige tufstenen kerk binnen het dekanaat heeft gestaan.
Er is nog een ander Zomerland, namelijk een deel van Voome dat door de heren in leen is uitgegeven. De vroegst vemielde leenman is Costijn van Somerlant, die op 29 juni 1220 als getuige optreedt. Zijn heerlijkheid wordt verdeeld tussen zijn beide zoons Willem en Hendrik. Het leen Zomerland is kennelijk als een Zeeuws leen door erfdeling splitsbaar.
In de 13e eeuw verdrinkt het en wordt tendele opnieuw bedijkt, waarop het in 1368 opnieuw tenondergaat! In 1488 wordt een deel opnieuw ter bedijking uitgegeven, maar in de 16e eeuw gaat de polder weer tenonder. Op de kaart van het graafschap Holland in 1608 komt deze laatste voor als een gors in het westen van Stellendam, tegen het eiland Goeree, waarbij het mottekasteel juist binnen de zeedijk is komen te liggen!
Oorspronkelijk zal het Somerlant zich zuid-oostwaarts hebben uitgestrekt tot aan de Sonnemare en zuid-westwaarts tot aan Bommenee. Uit een akte van 1362 blijkt het voor een groot deel uit veenlanden te bestaan, evenals het aangrenzende land. Zomerland grenst dan in het ncxird-westen aan andere klei-afzettingen van Goeree.
Het huis met de ommeloop
Een achterkleinzoon van één van de zonen van de genoemde Costijn van Somerlant was Costijn Heynricsz., die op 22 juni 1336 zijn vrouw Heyle tocht (voordeel schenkt) aan zijn leengoederen. Deze bestaan uit een woning en de ommeloop binnen de gracht, groot 3 gemet, 9 gemet 1 lijn land, 2 lijnen haaimeten en 1 lijn zand, 2'/6 gemet in het Oudeland en 4 percelen land. Bij elkaar 15 tot 20 gemet. Zijn drie zoons verkopen tussen 1356 en 1378 al dit bezit; in het eerste jaar de woning, aan Gerard, de bastaardzoon van de heer Gerard van Voome. Hiema wordt het omschreven als het huis en de hofstad met de ommeloop en later als het huis 'Spreeuwensteyn'.
Het huis met zijn kasteelheuvel behoort tot een type dat in de loop van het derde kwart van de 13e eeuw niet meer wordt aangelegd. De overblijfselen van de motte, nu een archeologisch monument, herinneren aan een belangrijk 13de eeuws adellijk geslacht, dat door overstromingen economisch ten gronde is gericht.
Nog een motte
Op korte afstand van 'Spreeuwensteyn' en wel ten noorden, lag een tweede motte. Deze bevond zich op het terrein de Hof genaamd. Dit blijkt uit posten in de 14de eeuwse domeinrekeningen. Na het uitsterven van het geslacht Van Voorne in 1372, wordt het huis op de motte als zetel voor de baljus van Westvoomc gebmikt en op 21 juli 1396 verkocht aan Jan van der Woude, rentmeester van Voome, met 16 gemct land.
Van deze motte, eertijds gelegen op wat nu het terrein de Hofdijk heet, zijn geen zichtbare restanten meer aanwezig!
1969-1996
De vereniging De Motte draagt het verleden een wami hart toe. Zij wil het bewaren en zonodig onderzoeken als het met anders kan. Dit doen zij al meer dan 27 jaar. Haar naam en het gevoerde vignet herinneren aan een meer dan 700-jarige getuigenis van menselijk vernuft: een motte op Goeree. Maar De Motte is, dat heeft zij aangetoond, ook een vereniging voor Overflakkee. Een onuitputtelijke stroom publikaties, waaronder jaarverslagen, periodieke organen en inmiddels twee Jubileumboeken: Van Westvoorne tot St. Adolfsland (1979) en Bodemvondsten uit Goeree-Overflakkee (1994) onderstrepen dat.
Staand op de uitgevlakte kasteelheuvel onder Ouddorp zeilen nog steeds stapelwolken als schepen door de lucht. De wind suizelt door het gras, waarin de paardebloemen als sterren zijn verstrooid. De kievit laat zich nadrukkelijk horen. Achter de dijk blikkert de Grevelingen. De rode spits van de toren van Ouddorp prikt in de blauwe lucht. Onder onze voeten sluimert het verleden!
De Motte Rias Olivier
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1996
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's