Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

�Het Geluksland�

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

�Het Geluksland�

7<,erstHi'i& i^^7 (

41 minuten leestijd

Bij ons kerstverhaal neem ik U zoals al eens eerder mee terug in de tijd, honderd jaar, en wij maken de lotgevallen mee van een Deense pas afgestudeerde jonge dominee, die zijn prille bruidje meevoert naar één van de meest verlaten plekjes op aarde: de FaerÖereilanden, in het midden van de driehoek IJsland, Noorwegen, Denemarken.

Als de jonge dominee. Axel Prahl, opzij kijkt naar het vrolijke, intens gelukkig stralende gezichtje van zijn blozende bruid Adelheid, in de wandelgangen Pip genoemd, houdt hij toch lichtjes zijn hart vast. Pip, die zo volmondig en van harte "ja" gezegd heeft, zowel op de huwelijksformule als op zijn wat aarzelend gestelde vraag als zijn vrouw méé te gaan naar die verre en vreemde "Schapeneilanden", zoals de FaerÖereilanden genoemd worden.

Haast bevend denkt dominee Prahl vooruit, zal hij met evenveel vuur zijn geloofsovertuiging over kunnen brengen voor 't allereerst op de kansel als toen hij nog maar een maand geleden voor de examencommissie stond? Zal de bevolking van deze afgelegen

Zal de bevolking van deze afgelegen eilandengroep midden in de oceaan hen welgezind zijn, of stug en terughoudend misschien, hem en zijn toch wel wat wereldse, op luxe gestelde Kopenhaag se, dartele Pip?

Zojuist zijn zij van de grote boot uit Denemarken overgestapt op de veel kleinere postboot ­een hachelijke onderneming op zich!­ die hen de smallere en minder diepe baai zal binnenva ren. Dominee recht zijn rug en grijpt met een

Dominee recht zijn rug en grijpt met een ferm gebaar het kleine handje op de reling van zijn vrouw, die met haar andere hand de grote zachtroze hoed met nopjesvoile tracht te redden van een plotselinge windvlaag.

TINGANAES Op de wal in Tinganaes is nog even alles

Op de wal in Tinganaes is nog even alles in diepe rust. Men verwacht de Postboot, jawel, een gebeurtenis van betekenis en zeker nu met het nieuwe predikantenechtpaar aan boord. Bedriegelijk haast schijnt de rust nu nog.

Bedriegelijk haast schijnt de rust nu nog. De klaarheldere blauwe lucht, de blikkerende golfjes aan de voet van de houten plankieren en steigers voor de steenrood geverfde of zilver grijs verweerde houten pakhuizen. Het ruikt er naar vis en pekel, teer en traan.

Oude Sam, de scheepstimmerman, sorteert in grote rust daarbinnen spijkers in een la. Een kat koestert zich languit bovenop een traanvat. Opzij van de plankieren op de rotsachtige glooiing spreiden vrouwen luid kakelend klipvis (kabel­ jauw,opengesneden) op de platte stenen.

Opeens: geklepper van klompsandalen op de binnenplaats van het consulshuis. De kat hief de kop op, Sam smeet de spijkerla dicht, daar was de consulsvrouw met de grote verrekijker. Ze hoorde toch een stoomfluit? Verbeeldde zij zich dat nu? Was dat het Postschip?

Ze vloog nu met klepperende muilen, struikelend over haar rokken de trap op naar de zolder. Jawel hoor, "het Postschip!" roept zij naar beneden. "Het Postschip!" roept Sam. Het gaat nu als een lopend vuur in het rond. De consulsvrouw komt nu snel in actie. Zij is zich zeer van haar taken bewust. De consul zelf­ te vergelijken met een commissaris i'm onze pro vinciën, het koninklijk gezag vertegenwoordigend­ was de Postboot reeds tegemoet gevaren met nog enkele notabelen. Om dan over te stappen en het laatste stukje mee terug te varen om reeds enigzins kennis te maken met het predikantenechtpaar.

De consulsvrouw weet maar al te goed, dat voor de gasten uit het moederland straks het bedje gespreid dient te zijn met het kraakschone dons, de lampetkan gevuld, de kaarsen gereed zullen liggen, maar bovenal: aan haar lange feestelijk gedekte dis zullen haar gasten met alle notabelen samen, met kunst en vliegwerk uit de keuken een smakelijke maaltijd aangeboden krijgen. Haar echtgenoot en zij fungeren als gastheer en gastvrouw bij zulke gelegenheden. En hoe belangrijk kan een eerste indruk zijn! Sam hijst de vlag op de wal. Als bij toverslag is het "stadje" ontwaakt. Mensen stromen toe, groeperen zich rondom de steiger. Overal langs de baai verschijnen er vlaggen aan de stok. Eind April is het nu, sinds September vorig jaar is't weer geleden sinds de laatste Postboot aankwam en weer vertrok naar 't moederiand. 's Winters is er met stormen over de oceaan, mist, ijs en sneeuw geen scheepvaart mogelijk. Met goed weer een kerstschip. De mensen snakken naar nieuws! Naar nieuwe verse voorraden ook. Vrijwel alle provisiekamers zijn leeg. Wat gedroogd schapenvlees rest er nog, in gezouten walvisspek, droge harde zoute vis. En dan de post uit't moederland! De brieven, de kranten, de tijdschriften, de nieuwtjes 't Is haast niet te zeggen waar nu het grootste verlangen naar uitging. Naar al dit heerlijke opwindende.... of de nieuwe dominee, ja.... en zijn vrouw?! Hoe zag hij eruit, hoe zou hij zijn?

Maar méér nog, wonderlijk, vroeg men zich af; hoe zag zïj eruit? Hoe zou zij zijn?

Want de bevolking, gehard in 't meedogenloze klimaat van de eilanden, heeft maar al teveel dominees en ook dokters en schoolmeesters zien komen en heel snel weer zien gaan. Door deze ervaringen wijs geworden bekijken zij vooral de vrouw van de dominee met argusogen, 't Wordt nooit hardop uitgesproken, maar véél, zo niet, alles hangt van haar af. Hoe past zij zich aan, hoe weet zij zich hier een thuis te scheppen tussen een bevolking die wel trouw maar niet zozeer toeschietelijk is...? Een warm veilig thuis is onontbeerlijk

Een warm veilig thuis is onontbeerlijk voor die man, die in alle gemoedsrust zijn werk moet doen in vaak extreme omstandigheden, varend van eiland tot eiland. Want dit ambtsgebied omvat vele eilanden, het ambt zal de mens in nood behulpzaam zijn, ijs en weder diendende!

De bevolking oordeelde vrij hard: men had "het" of men had "het" niet. Wat "het' inhield zou waarschijnlijk niemand precies kunnen zeggen. Was't misschien een zeker vastberaden Godsvertrouwen, komend recht uit 't hart; een vermogen onversaagd door te zetten bij de onvermijdelijke tegenslag; een zekere blijmoedigheid ook misschien, het vermogen een ander mens te benaderen, door te dringen in zijn hart?

Dat moet het geweest zijn. Maar zo diep dacht men niet. Feilloos voelde men 't echter aan als er weer een jong echtpaar door de mand viel en het niet redde. Ach ja, met de eerstvolgende Postboot zwaaide men ze dan weer uit. Wat jammer toch, nietwaar?

Na alle overduidelijke instructies aan de dienstmeisjes: "Dekken met 't damasten tafellaken en servetten, het mooiste servies en zilver, de champagneflutes" en aan de kokkin;

"Braad alle piepkuikens die er nog zijn", stond de consuls vrouw nu in diep gepeins op de steiger te wachten en uit te zien naar de boot. "Hoe zouden zij zijn, ach wat hoop ik, dat zij 't zullen redden. Daar komt de boot. Wat een mensen aan boord! Bliksemsnel draait zij zich om; "Marie, dek twintig converts! En neem de oude Rijnwijn uit de kelder" Een welkomstglimlach glijdt over haar gezicht. "Lieve help, is dat de dominee? Dat zijn vrouw? Wat zijn zij jong! Dominee zo bleek en ernstig, zijn vrouw beslist heel mooi, maar nog een meisje, zo smal, zo tenger. Een helderblauwe mantel en die hoed. Werkelijk prachtig, oudroze, met een

Werkelijk prachtig, oudroze, met een voile en bleek­roze rozen opzij. De consulsvrouw staat paf. Dit is dus de nieuwe mode, rechtstreeks uit 't mondaine Kopenhagen.

"Ja, mijn kind", prevelt ze zacht voor zich heen, "hij staat je prachtig, maar zo'n hoed is niets voor hier,o,o, je zult het merken". Dan legt de boot aan aan de steiger en 't mevrouwtje stapt blij van boord, "welkom lieve kind", zegt de consulsvrouw en omhelst mevrouw Prahl. "U zult eens zien hoe tevreden U hier zult zijn".

"Ja !" zegt het mevrouwtje en kijkt met een stralende blik over het parelmoer glanzende water van de baai, "zoiets won dermoois als dit, wie had dat kunnen denken? 't Lijkt wel een sprookje om hier nu te mogen wonen...! De consulsvrouw knikt vriendelijk en denkt bij zichzelf: "Wacht maar tot je de andere kant van het sprookje leert kennen.."

DE KENNISMAKING

Juichend slaat mevrouw Prahl, "Pip", de handen in elkaar als Marie hen de logeerkamer wijst met 't ledikant met de koperen knoppen waarop 't dekbed van eiderdons als een wollige wolk en 't schitterend uitzicht over de baai met de spiegelend rozerode ondergaande zon. "Nee maar, wat een héérlijke kamer, wat zullen we hier verrukkelijk slapen, denk je niet Axel? En weer vaste grond onder onze voeten, ik was toch zo zeeziek onderweg en zo verdrietig steeds als ik papa en mama en Tulle voor me zag op de kade in Kopenhagen, o die heerlijke Langelinie.."

"Kus me Axel, nu heb ik alleen nog maar jou, zo ver van huis".

Verlegen kuste hij haar. Pip was altijd zo uitbundig. "Kom, er wordt met 't eten op ons gewacht".

Aan tafel heeft de "fine fleur" van 't eiland plaatsgenomen. Na dominees eerste wat aarzelend uitgesproken tafelgebed barstten als gauw de stemmen los in een luid geroezemoes. De consulsvrouw is een uitstekende gast

vrouw, de Rijnwijn vloeit rijkelijk en uit Marie's keuken komen appetijtelijk goudbruin gebraden piepkuikens, fraaie moten gebakken heilbot en haché van gedroogd schapenvlees. Men eet dit met donker roggebrood, aan groente valt niet te denken aan het eind van de wintertijd. De heren verdiepen zich in de politiek ei> naarmate de wijn vloeit, worden de gesprekken ernstiger en de wangen roder. Deed men eerst nog zijn best om "hoog" Deens te spreken tegenover de Kopenhaagse gasten, allengs..vergeet men dit en wordt de taal Faer Oers, een heel oud Noors (de F.Ö. behoorden vroeger aan Noorwegen). We kunnen 't vergelijken met mensen die druk Ouddorps spreken onder elkaar tegenover een keu

rige Haagse dominee...! Arme dominee, hij verstond vrijwel niets meer van 't gesprek en o, nu volgden er nog toespraken ook. Intussen hebben de dames zich op mevrouwtje Pip gestort met vele nieuwsgierige vragen. Als nu de apotheker in een galmende toespraak het woord neemt:" Dames en Heren, ons land is een land van voornamelijk mist en storm en regen..." onderbreekt de notaris hem fijntjes met:" waar toch nu en dan de zon wel eens wil schijnen.." Hij wil het jonge predikanten echtpaar duidelijk een hart onder de riem steken. Dat zet de dames aan tot indringende fluistervragen aan Pip:" Hoe kwam U ertoe om mee te gaan met Uw man naar onze eilanden? U ziet er toch zo Kopenhaags uit, zo stads, begrijpt U? En vond Uw familie thuis dat zomaar goed? Zult U ze niet vreselijk mis sen? Bent U niet bang voor heimwee?" "Tja", mijn man wilde het graag en ik ben nu eenmaal graag bij mijn man!" zegt Pip in haar "spontane", lieve manier

van spreken. "Weet U", zegt ze zacht fluisterend, of ze een geheimpje verklapt, "hij dacht, dat ik in Kopenhagen vast en zeker nooit een goede domineesvrouw zou worden, er is daar zoveel wat je afleidt. En dan, lachend," en moet je je man niet volgen waar hij gaat? Al is het naar het andere eind van de wereld? Nu dan, hier ben ik. Maar U heeft gelijk hoor, mijn moeder was wel heel boos op Axel. Maar mijn vader en zijn broer Petter vonden, dat hij er juist heel wijs aan deed. Mijn zusje Tulle wil zo gauw mogelijk komen logeren. Al met al ziet de familie 't nu als een heel mooie taak, voor ons allebei. Ik moet mijn man immers steunen? Ik zal niet versagen hoor", zei ze vol vertrouwen haar deel van de taak zo goed mogelijk te vervullen. Men vond haar heel lief, maar ach zo'n meisje nog. Wist ze wel waar ze over praatte? Was dat nu wel een domineesvrouw? Dan wordt er geklonken, 't glas geheven. Blij 't echtpaar in hun midden te hebben.

Blij 't echtpaar in hun midden te hebben. "Ja,ja, er staat U nog wat te wachten", lacht de commissaris van politie,"U wordt nu eerst bij ons allen uitgenodigd en wat U te eten zult krijgen zal een verrassing zijn, aan 't eind van de winter zijn onze voorraadschuren zo goed als leeg..."

"Maar wanneer zullen we naar 't hoofdeiland varen om de pastorie te betrekken en mijn ambt te aanvaarden?" vraagt dominee verlangend nu.

Dat men hier voor alles ruim de tijd neemt wordt allengs duidelijk. "Het kan nog wel even duren voor er een schip die kant opvaart", neemt de consul nu het woord. "Ja, en de pastorie daar moet nodig toch ook eerst wat aan opgeknapt worden, ziet U.

We hebben zo lang geen dominee in ons midden gehad, er woonde daar jaren niemand. En dan moeten uw meubels toch immers nog uit Kopenhagen verscheept worden? Ademt U dus rustig de eerste dagen samen met Uw vrouw wat "Faerö" lucht om vast wat te wennen. U blijft onze gast. Wij gaan dan nu de post en de kranten lezen". En daar wordt de post bezorgd, een hele stapel tegelijk. Het gezelschap stort zich met blij enthousiasme op brieven, kranten en tijdschriften van een heel half jaar en er is nauwelijks tijd om nog afscheid te nemen. 's Avonds laat, na een wandeling door de

's Avonds laat, na een wandeling door de smalle kronkelstraatjes van het stadje, zit het jonge paar voor het raam van de logeerkamer. Zacht klinkt het ruisen van de zee tegen de rotsen, af en aan, af en aan. Het is als een fluisteren, een diepe regelmatige ademhaling. De baai is als van gesmolten zilver. Zwart tekenen de rotsen rondom de baai zich af tegen de late avondlucht, die goudkleurig blijft achter de bergen... we zijn immers in 't land van de middernachtzon, op 21 juni blijft de zon boven de horizon, 't Is een wonderlijk mooi land, zo helder en klaar nu. "Ben je niet bang Pip, voor al het nieuwe

"Ben je niet bang Pip, voor al het nieuwe en vreemde dat op ons afkomt?" fluistert dominee. "Oh nee," fluistert Pip,"ik vind 't juist heerlijk, zó'n avontuur. Zag je wel Axel, hoe ouderwets hun kleren zijn en dat ze allemaal op laarzen lopen? Is onze kierenkoffer wel mee van boord

Is onze kierenkoffer wel mee van boord gekomen? We moeten immers overal uit eten? Oh, wat ben ik moe..." Terwijl Pips ogen dichtvielen, dacht dominee gerustgesteld, dat Pip's problemen vooralsnog niet heel groot waren, terwijl ook hij wegzonk in de berg eiderdons bad dominee in 't heldere maan licht, dat dit avontuur niet zomaar een avontuur zou mogen zijn, maar innig hoopte hij dat't een opdracht zou mogen inhouden, een missie. Diep in zijn hart smeekte dominee om Gods zegen voor zijn werk onder de mensen hier, voor 't huis van hem en van Pip.

DE PASTORIE IN HUSEWIG, OP HET EILAND SANDÖ

Van de 24 rotsachtige eilanden, die de FaerOer tellen, worden er 17 bewoond.

Dominee's kerkelijk ambtgebied is dus groot,. De bewoners van het eiland SandÖ zijn er trots op de pastorie met het predikantenechtpaar in hun midden te hebben. Een eer hen te mogen huisvesten! De mensen op Suderö (zuidelijk), Vaagö (westelijk) en Ströme (noordelijk) met de hoofdstad Thorshavn zouden dat ook wel willen, maar nee: Sandö (Ö is eu) lag het meest centraal en zo moest het blijven vonden de Sandöers. Dominee zou spoedig ervaren hoe verlangend zij waren hem in hun midden te zien. 's Morgens om zes uur de volgende morgen stonden er geheel onverwacht acht bomen van Faerömannen bij Marie in de keuken met de kort en krachtige boodschap: "Wij komen dominee halen". Ze wilden dominee zien en de pastorie opknappen en weer goed bewoonbaar maken, maar dan moest dominee nu onmiddelijk mee voor de aanwijzigingen. Mevrouw kon dan beter hier blijven logeren zolang. Zodra 't huis klaar was, zou ze dan kunnen volgen, nietwaar? Er was geen speld tussen te krijgen en ruw werd dominee uit zoete dromen gewekt. En binnen 't uur wuifde Pip­ na een verlegen omhelzing van dominee­ haar echtgenoot, gepakt en gezakt vanaf de steiger na. Dominee's gezicht zag er niet geheel gerust uit, onwennig en eenzaam als hij was zonder Pip. De mannen in hun zware oliegoed, de Zuid Westers diep m de ogen, zagen er vreemd nors en ontoegankelijk uit, daarbij bezigden zij een taal die alles behalve Deens klonk. Hij voelde zich ontvoerd als het ware door een stel reusachtige Noormannen, hij trachtte zich onverschrokken voor te doen, werd dat niet van hem verwacht immers? Meer schrikachtig was hij voor de kleine boot, die nu al, nog in de baai, danste op de driftige golfjes en die nu regelrecht afkoerste op de branding, die schuimend tegen de rand van de klippen sloeg. Daar moesten zij onderlangs om de juiste stroom te pakken (een neer) om buitengaats te komen. Als de stroom bij opkomend water de baai ingaat, is de stroom in een neer juist andersom. Vissers en schippers maken daar dankbaar gebruik van. (Ik herinner me de Veerse en Amemuidse vissers vloot, die destijds via zo'n neer feilloos de nauwe Veerse haveningang invoeren, schrijfster.­) Vertwijfeld klampte dominee zich vast aan de bank in de boot. Elk moment verwachtte hij dat de boot te pletter zou slaan op de harde zwarte rotsen. Hij sloot zijn ogen en wachtte op de klap. Deed hij ze weer open, dan zag hij juist op dat moment een diepe zuigende leegte met zand op de bodem en glibberig zeewier onderlangs de rotswand. Daarbij kreeg hij met grote regelmaat een puts ijskoud zout water in zijn gezicht. Het brandde in zijn ogen, maar er even langs vegen durfde hij niet, dan moest hij zijn bankje loslaten... Ach, het was hem zwaar te moede. Eenmaal buitengaats gekomen­ "Goddank, het gevaar is geweken", dacht dominee in zijn onschuld­ leek 't of de poorten van de hel zich nu pas voor hem openden. Enorme grauwe golven met schuimkoppen op hun top kwamen holderdebolder op 't bootje af, tilden het even op en wierpen het dan weer neer... Op­neer, op­neer. "Oh nee", dacht dominee, dit is verschrikkelijk, wij vergaan met man en muis. Tot zijn verbazing hielden de mannen op met roeien, plotseling rees er een zeil boven zijn hoofd. De boot legde zich diep naar de lij­ zijde, zijn handen kwamen in 't water, maar toen begon de boot te vliegen! Tot dominees intense verwondering ervoer hij dit als bevrijdend, héérlijk zelfs en levensgevaar dreigde er zeker ook niet ?? De mannen lachtten en praatten, ze staken een pijpje op en lieten een klein vaatje rondgaan met een tuitje, 't

leek verdacht veel op een brandewijnvaatje. Gastvrij bood men dominee een teugje aan, 't zou hem zeker goed gedaan hebben, maar ach nee, hier was hij met in opgevoed. Hij bedankte vriendelijk, maar o, wat voelde hij zich een landrot! HET TOEKOMSTLAND En dan daar ineens ontwaarde dominee de contouren van hun toekomstland, van Pip en hem. Onder de zware regenwolken van deze morgen zagen de rotsen en klippen met schuim aan hun voet er somber en zwart uit. ­ Even een kleine aardijkskundige noot; de rotsen lopen vaak terrasvormig af naar de zee en zijn evenals op IJsland van vulkanische oorsprong; gestolde ­ zwarte ­ lava. Steensoort diabaas, anamesiet o.a. Ook gebruikt voor de drempel van de Oosterschelde, maar meest uit Finland, 't Binnenland is met weiden met ponies en schapen. Ook landbouwakkers met aardappels, gerst, bieten. De warme golfstroom zorgt voor een zacht, vaak mistig klimaat, 's Zomers gemiddeld 10,5° C. De hoogste berg; Slattaretindoer 882m.­ Zo onherbergzaam, zo desolaat, om niet te zeggen ontroostbaar ziet hun toekomstig "woon"­eiland eruit vanuit de verte, dat't onze dominee wonderlijk te moede is. Een grote kilte maakt zich van hem meester, zoals., denkt hij bij zichzelf zijn moeder, die eerst bij hem op de rand van zijn bed toen hij nog een kleine jongen was..., dan hem goede nacht kuste, opstond en de lamp laag draaide en de vlam uitblies. Alleen bleef hij achter in het donker en voor huilen was hij te groot. De flinkheid, die van hem verwacht werd en die hij vaak niet had. De angst, die hem de keel dichtkneep, 't Staat hem weer, zo levendig voor de geest. In wezen is hij nog die kleine jongen al zal hij dit heel zelden toegeven. In een opwelling van bravour "onversaagd de toekomst tegemoet te treden, al zou hij onder onbeschaafde wilden het evangelie moeten brengen", zo had hij naar de post van predikant op deze eilanden gesolliciteerd. Uit pure misplaatste flinkheid. De "held" uit Kopenhagen! Het warme gezellige Kopenhagen met zijn comfortabele huizen, de vele, vele lichtjes op Langelinie, het uitgaanscentrum. De theaters., met een schok dacht hij aan Pip. Zijn Pip, zo vrolijk en opgewekt altijd, opgegroeid in een liefdevolle familiekring. Die 's zomers tenniste met haar vriendinnen en vrienden, 's winters graag het theater bezocht om weer met de vrienden het nieuwste stuk te gaan zien. Pip, die de middelbare school afgerond had, piano had gestudeerd aan het Conservatorium. En juist die Pip, met de lichtjes van Kopenhagen als het ware nog in haar ogen, had hij hier mee naar toe willen nemen. "Ontvoeren" leek hem nu beter op zijn plaats..Wat bezielde hem daar toen in Kopenhagen, was hij soms gek geworden? In overgrote veriiefdheid op hem had ze "ja" gezegd, niet wetend waar ze in toestemde. En hij,hij wist maar al te goed, hoe bang hij geweest was dat Pip geen goede predikantsvrouw zou worden, naast hem in 't zo vrolijke, wufte Kopenhagen met zijn vele wereldse afleidingen!

Hij had haar willen "omvormen", ernstiger en serieuzer maken ­ op deze eilanden ­ haar helemaal alleen voor zich willen winnen. Zo hebzuchtig was hij geweest! Waar had zij dit aan verdiend? In een diep schuldbesef boog dominee het hoofd, vastbesloten er alles aan te doen om het leven voor Pip zo goed en zo dragelijk mogelijk te maken. Maar hij hield zijn hart vast.

TOCH EEN WENK VAN HET BELOOFDE LAND?

Een uur later was de boot de kust zo dicht genaderd, dat de piepkleine huisjes zichtbaar werden, ze leken wel willekeu­ rig neergestrooid, als speelgoedblokjes Ach, en nu zag hij duidelijk een vlag, die men gehesen had als welkom! Het werd hem warm om het hart, men keek naar hem uit... Hij zou nu toch straks wel zijn hoed af moeten nemen en een klein toespraakje houden ? Maar hij had immers een Zuid Wester op. stevig vast gebonden rond zijn kin...Maar dan moest hij toch gaan staan, dat was wel zo beleefd. Maar niet was dominee erop bedacht , dat men hier bij gebrek aan een steiger met een voldoende diepgang daarnaast, met een stevige gang het zandstrand opvoer — arme dominee! Als een kanonskogel schoot hij staande van op zijn bankje naar voren en schoof met zijn hoofd tussen 't touwwerk in de voorplecht van de boot. Het plechtig moment aldus wreed verstoord. Het ontvangstcomité hielp dominee met een ernstig gezicht ­hoe zegende hij hen, waar een lachbui zeker op zijn plaats geweest was!­ overeind tussen 't touwwerk vandaan. De rode vissersmutsen gingen nu de lucht in, de schout heette hem welkom, kinderen juichten. In de rookzaal i.geen schoorsteen, gai in 't dak boven 't turfvuur) van de plaatselijke drugstore, de "Winkel van Sinkel" werd hij zeer hartelijk ontvangen met hete koffie en een uitbundige hartelijkheid. Men sloofde zich uit verstaanbaar Deens

Men sloofde zich uit verstaanbaar Deens te spreken en dominee verbaasde zich over de intelligente vragen. Eerlijk gezegd had hij dit in zo'n uithoek van het Koninkrijk niet verwacht! Maar... de pastorie was nog ver. Op

ruim vijf kilometer van hier, maar 't pad was allerminst gebaand. Het voerde over de rotsen. De gidsen maanden tot opstappen. Als soepele lenige katten klauterden zij over de rotsblokken, dominees koffers en handvalies in draagriemen op hun rug. Terwijl dominee zijn uiterste best deed niet uit te glijden over de glibberige bemoste stenen, liepen de gidsen luid pratend en lachtend voorop, behendig als klipgeiten, daarbij nog gezellig een pijpje rokend. Wat een longen moesten deze mensen hebben! Dominee was nu geheel buiten adem. Gelukkig voerde het pad nu over wat heideveldjes, afgewisseld door poeltjes tussen de rotsen. Maar dan leidde het pad weer omhoog, over de bergrug van het eiland heen. „Daarbovenop is 't heel mooi", zei de schout bemoedigend tegen onze arme dominee, die 't eind van zijn krachten voelde naderen. De schout glimlachte.

„Kijk, nu komt de zon", zei hij. Dominee werd totaal overweldigd door wat hij nu vóór zich zag. Een zo schitterend landschap ontvouwde zich daar beneden, overgoten door gouden zonnestralen, 't Raakte hem na alle geleden donkere wanhoop tot diep in zijn hart. Hoe kon hij dit beschrijven: groene velden en landtongen, schuimende witte watervallen, diepblauwe baaien omzoomd door witte stranden. Zacht purperblauw e bergen op de eilanden m de \erte en héél ver weg in de oneindigheid de blauwe oceaan.

't Leek of alle moeheid als bij toverslag van hem afviel, intens gelukkig voelde hij zich deze schoonheid ­ zo onverwacht! ­ te mogen aanschouwen. Hij voelde weer nieuwe moed. Zou Pip dit ook niet prachtig vinden? Zou dit dan toch het 'Beloofde Land' zijn waar hij zijn jonge bruid mee naar toe zou mogen voeren? Zouden zij samen dan toch hier het geluk mogen beleven? De heldere gouden stralen die dit liefelij

De heldere gouden stralen die dit liefelijke landschap overgoten, zag hij als een groet van God, als een teken van opwekking om met hernieuwd vertrouwen alle moeilijkheden te trotseren en nu aan het werk te gaan. Onwillekeurig nam hij zijn hoed af en dankte God in stilte. De schout kuchte. „Kijk", zei hij, „daar

De schout kuchte. „Kijk", zei hij, „daar aan de rand van die kleine binnenzee, die verzameling huizen met de kerk daarbij en de schuren, dat alles hoort bij de pastorie.

Met één grote armzwaai gaf de schout trots aan welke vorstelijke bezittingen hem te wachten stonden hoe voornaam hij zou leven als predikant in hun midden. Op die lichte hoogte bij het water is uw woonhuis vlakbij de steigers, waar ook uw boot ligt. Ziet u wel? Dominee was geheel sprakeloos. Dat grote gebouw met de rookpluim uit het dak, dat is het stookhuis, daar wordt gekookt, daar eet en slaapt ook het dienstpersoneel. Zij wonen en leven daar, 's avonds wordt er geweven en gesponnen! Wij noemen dat het 'volkshuis'. Dan ziet u nog däär de koeienstal en däär de schapenkooi. We hebben ook enkele ponypaarden tot uw beschikking. Ze zijn vrijwel altijd buiten evenals de schapen, zij lopen tegen de berghellingen. Alleen met sneeuwstormen halen we ze binnen. De koeien staan 's winters op stal". „Ja", zei de schout, „u hebt de mooiste boerderij van 't hele kerspel. Daar zijn wij trots op. We hebben erg naar een predikant uitgekeken en u zult in ons midden heel erg welkom zijn, tezamen met uw vrouw".

Dominee kon slechts stamelend uitbrengen; „G­God g­geve, dat mijn werk hier tot zegen mag zijn". En dit meende hij heel ernstig.

WERK AAN DE WINKEL IN DE PASTORIE

In een hoog tempo werd er nu getimmerd in de pastorie, gepast, gemeten, behangen. De dorpstimmerman had er zijn handen vol aan. Dominee was duidelijk niet als timmerman in de wieg gelegd, hij sloeg zich herhaaldelijk op zijn vingers en plakte de rollen meer dan eens ondersteboven. De boot met het meubilair zou eerstdaags uit Kopenhagen arri veren en o, wat verlangde dominee nu a! naar Pip's komst daarna. Over tijden was men hier heel vaag, men leefde met de stand van de zon. Wat er daarna kwam was altijd een verrassing. Op dominee's vraag: „Zal de boot mis

Op dominee's vraag: „Zal de boot misschien morgen aankomen of wordt het volgende week?" antwoordde men. „Ja, dat zou heel goed kunnen". Tot dominee's wanhoop! Hij zwoegde maar verder, om wanneer dan ook op tijd klaar te zijn. En, zoals men al verwacht had immers waren daar op een morgen de meubels! In optocht werden zij door "t personeel naar 't huis gebracht. Pip's piano met zes man tegelijk. Toen die eenmaal binnen stond in de hal, kon er niemand meer door. Ach. was Pip nu maar hier, zij wist immers altijd raad. Dominee deed het graag voorkomen of hij altijd de wijste was en Pip ­ heel wijs! ­ zij liet dat zo. Zij was echter verreweg de meest praktische van hen tweeën, met een goed en snel overzicht en inzicht in simaties.

Dominee kon zich nu nauwelijks nog keren in hun kleine halletje, waar alles opgestapeld stond. Maar... 't uitzicht over de spiegelende baai was prachtig, zowel vanuit de woonkamerramen, als vanuit hun bed in de slaapkamer, er hing nog nergens een enkel gordijn. Het huis smeekte als het ware om een verzorgende vrouwenhand, de hand die het liefdevol zou inrichten.

Zolang was dominee gastvrij geïnviteerd in de boerderij van de kostersfamilie. Hoewel dominee nog erg moest wennen aan de Faeröerse pot van vis, vis, vis: stokvis, klipvis, heilbot of walvisspek en er nauwelijks sprake was van enig sanitair (in de stal), voelde hij zich toch hartelijk opgenomen in de familiekring. De vreemde klanken van hun Oudnoorse taal klonken hem al wat vertrouwder in de oren. Wat verlangde hij naar Pip, zoveel warmte spreidde zij om zich heen, zoveel liefs. Dominee durfde 't zichzelf nauwelijks te bekennen, maar als hij heel eerlijk was? Ja, dan was hij zonder Pip maar een half mens.

PIP

Twee dagen na de meubeltjes verscheen daar geheel onverwacht op een stralende blauw met gouden dag de boot met Pip. Met de boot van de politiecommissaris uit Tinganaes, met de vlag in top en een escorte van politiemannen, wat een eerbetoon. Zij zat daar op een verhoging op het dek met hoed en violetje als een prinses. Zij wuifde en lachte de mensen op de steiger vrolijk toe. Eenmaal op de steiger stortte zij zich in de armen van onze verlegen jonge dominee en zij kuste hem hartelijk terwijl de hele bevolking aandachtig toekeek.

Speciaal had men haar gebracht met de boot, zodat zij de steile klimpartij over de bergrug niet hoefde te maken. Toen Pip haar gelukkige lieve gezichtje

Toen Pip haar gelukkige lieve gezichtje naar de mensen toekeerde en lachte, glimlachte werkelijk iedereen, van de kleinste jongen tot de oudste grijsaard toe. Ze kneep in wangetjes, aaide over bolletjes van de kleintjes en deelde vrolijk gedroogde pruimedanten rond. Zij liet zonder enige gêne haar prachtige hoed rondgaan, die de vrouwen met eerbied vastpakten. Zij verstonden geen enkel woord van elkaar maar de ogen spraken boekdelen en alle uitgestoken handen schudde Pip. Wat een vorstelijke intocht was dit, bijna had Pip luidop "Hoera!" geroepen, maar zacht doch dringend pakte dominee Pip's arm. Vergeefs probeerde dominee Pip duidelijk te maken, terwijl hij haar even opzij nam, dat ze nu voor 't eerst domineesvrouw was en zich bedaard en ernstig tegenover de mensen hoorde te gedragen. Dodelijk verschrikt hield ze wel vijf minuten haar mondje dicht. "Heb geduld met mij Axel. maar de mensen zijn allemaal zo aardig, dan moet ik toch ook aardig zijn!" En meteen riep ze weer spontaan tegen de schoolmeester met kniebroek en puntmuts: "O, wat ziet u er allergrappigst uit!" Dominee hield zijn hart vast, zijn beroep vroeg toch immers om ernst? Zou Pip dit kunnen begrijpen?

En nu neemt mevrouw Pip haar nieuwe thuis in ogenschouw. Tot genoegen van het dorp draagt dominee haar over de drempel, maar er is nauwelijks plaats in het halletje voor twee. Pip dartelt van kamer tot kamer, bekijkt met ontzag de kerkboeken en ­registers in de studeerkamer. "O, hier moet je je preken maken en zullen de mensen bij je komen met hun noden, ik loop nu al haast op mijn tenen. En oh, wat een heerlijk uitzicht vanuit ons bed op de baai en de waterval vanaf die hoge berg." Pip vindt niets erg en alles heerlijk. Dat de klerenkast in de eetkamer staat en ook de toilettafel met waskom en lampetkan, want zij konden niet langs de trap. De piano neemt de halve woonkamer in beslag, maar in de keuken staat 't fornuis op zijn plaats en daar staat Marja, de keukenhulp, stralend en wel. Heerlijke geuren van vers gezette koffie komen hen tegemoet.

"Als we nu vanavond eens biefstuk aten?" zegt Pip flink, "Ik kan die zelf lekker bakken." "Maar waar wil mevrouw die vandaan halen?" zegt Marja, "in de voorraadschuur is alleen nog gezouten vis." "En de koeien?" vraagt Pip. "Die staan op kolven mevrouw." "Maar Marja, wat moeten wij dan eten?" vraagt Pip bedremmeld. "Wacht u maar af, mevrouw, dat brengen de mensen. Piepkuikens en eieren en kaas, zij zullen hun dominee nooit zonder eten laten zitten." "Stel je voor!" zei Pip verbaasd, "dan hoef ik dus nooit meer boodschappen te doen."

'THUISHOUDEN VAN DOMINEE. PIP'S NIEUWE WERELD

In wat voor grappige wereld zijn zij toch terechtgekomen! 's Morgens heel vroeg in bed heeft Pip 't gevoel, dat er mensen naar hen kijken. En jawel, de mensen bekijken zonder enige gêne hun nieuwe dominee in bed met zijn vrouw en knikken hen vriendelijk toe. Dan klopt Marja op hun slaapkamerdeur. "Bezoek voor u mevrouw!" "Voor mij?" roept Pip verschrikt, "maar 't is nog geen zeven uur." Pip schiet vlug iets aan en holt naar de keuken. Als dominee later gekleed en wel de keuken binnenkomt, zit daar een oude grijsaard aan de koffie, met zalm! Hij hanteert zijn bestek als twee roeiriemen, smult van de zalm en likt zijn vingers af. Ondertussen kletst Pip honderduit op z'n Kopenhaags, de man verstaat vast niets, maar ze zijn al dikke maatjes. "Verbeeld je," roept Pip, "hij brengt me daar even een mand met wel honderd eieren, helemaal over de beigen, vertelde Marja mij. Marja, moet ik ze met betalen?" "Stel je voor!" briest Marja, "betalen? Nee, dat woord moet mevrouw hier nooit meer gebruiken. Alles komt recht uit 't hart, voor 't huishouden van dominee."

Later, na 't ontbijt, maken dominee en Pip een wandeling langs de baai om de omgeving alvast wat te verkennen. Hand in,hand lopen zij over 't groene land onder aan de heuvels waar de schapen grazen, heel in de verte. "Als Adam en Eva in "t paradijs", zegt Pip.

Geel ziet het van de dotterbloemen en roserood van de koekoeksbloemen, een ongekende bloemenweelde. Als zij even rusten op het witte zandstrandje is het water van de baai zo spiegelend vlak, dat zij en de berg aan de overkant met de waterval en de huisjes met een rookpluim uit het dal en de koeienkudde ondersteboven voor zich in het water zien. Een turfschuit nadert met piepende riemen. Wat een wondermooi land is dit. "Lieve help," roept Pip, "ik moet nu toch nodig Marja instructies gaan geven in de keuken, dat is de taak van de huisvrouw immers." Maar als zij de pastorie naderen, komt hen een verrukkelijke braadlucht tegemoet. "Wat braad je Marja," vraagt Pip verbaasd, "er was toch niets om te braden." "Jonge haantjes," zegt Marja "en daar liggen twee kazen en een stuk boter." "Maar dit lijkt wel tafeltje, dek je!" lacht dominee. "Precies", zegt Marja, "en Petter Simundsen heeft een koekalfje gebracht, het staat in de stal." "Ik wil hem heel graag bedanken," zegt Pip "hoe herken ik hem, Marja?" "Hij heeft een kromme pink, " zegt Marja.

Na dominees eerste preek op zondag in het kleine houten kerkje, staan dominee en Pip buiten de kerkdeur om alle mensen de hand te schudden. Ineens voelt Pip een kromme pink. "Bedankt voor het kalf," zegt zij. De man glimlacht. "Ik heb mevrouw geen kalf gegeven," zegt hij, "maar ik zai er morgen één brengen. "Dan zijn er dus twee kromme vingers hier in 't dorp," zegt Pip met een kleur. "Nee hoor," zegt de man, "ik heb er maar één."

OP REIS IN 'T KERSPEL. WAT IS VOLLEN?

Over één ding waren alle vrouwen uit het dorp het eens. Het was een belevenis om bij de domineesvrouw op koffievisite te komen. Steeds kwamen er nog nazendingen voor het domineesechtpaar uit Kopenhagen, zoals koffers met kleuren, met servies en tafelzilver, en keukengerei. Zwaar was het voor de gidsen de kisten en koffers aan draagriemen op de rug over de bergrug te sjouwen van de steiger in Osterö naar de pastorie in Husevig. De kist met servies stond in Osterö nog in de winkel, hij woog tweehonderd kilo.

Als een kind zo blij was Pip als er weer een koffer of pak aangekomen was. Alle dames moesten komen meegenieten. Ze zaten met de mond open van verbazing bij 't zien van die wereld van donzige zachte weelde, zijde en mousseline in tere, zachte pastelkleuren, crème, lichtgrijs en wit, oudroze, lila en turquoise. "Men kan er welhaast doorheenkijken," merkte de kostersvrouw wat scherp op. "Maar daarvoor zijn er nu juist deze kanten onderjurkjes," zei Pip geruststellend, een beetje schalks. Dan waren er de schoentjes, klein en fijn, van zacht leer. maar ook van zijde en met hakjes. Over de hoeden ­ 't was immers +1900 ­ raakten de vrouwen niet uitgepraat. Als wagenwielen zo groot, zo licht als een \ eertje, getooid me: veren en hele bloementuintjes. De roem van Pip's hoeden verspreidde zich over zes eilanden en tien kerkdorpen. Over één ding waren alle vrouwen het

Over één ding waren alle vrouwen het eens. ze waren prachtig deze japonnen, schoentje en hoeden. Om te zien, niet om te dragen. Niet op FaerÖeme, waar het alleen bij uitzondering niet hard waait, mist sneeuwt of regent.

mist sneeuwt of regent. Mevrouw had eigenlijk niets om aan te trekken, nu zij met dominee op reis zou gaan in het kerspel, vonden de vrouwen \ an Husevig. En zo werd er op een vroege morgen op de deur geklopt. Het was zes uur! Daar was een deputatie van drie vrouwen met kleren voor Pip. Gebreid door alle vrouwen tezamen. Een jasje en een lang vest, twee rokken van warme, dichte stof, grijsblauw, heel mooi vond Pip, alles zat als gegoten, deze vrouwen hadden een uitstekend oog voor haar kleine maatje. Wat lief, en dan nog een warme muts om over haar oren te trekken aan boord van 't schip. "Maar hoe krijgen jullie deze wol toch zo ondoordringbaar dicht en dik?" vroeg Pip, het voelde als vilt. "Dat komt van het vollen, mevrouw" zeiden zij. "We wensen u een goede reis naar dominees andere kerkdorpen. Pip toog naar de keuken. "Marja, wat is vollen?" Marja gaf een uitgebreide beschrijving van dat, wat men in een pot deed en dan weggooide, maar dat moest nu juist niet gebeuren, het ging in een kuip. En daar ging het breiwerk in, dagenlang. In dat scherpe zure vocht verviltte het breiwerk, het werd dagelijks met blote voeten gestampt. Als 't zacht en dicht was, werd 't gespoeld. "Och en na een paar regenbuitjes is de lucht er wel af hoor mevrouw," zei Marja geruststellend. "O, en uw nieuwe laarsjes van pels moet u kletsnat aantrekken, dan maken ze de voetjes warm" hoorde Pip die nog nauwelijks van haar verbazing bekomen was, haar nog zeggen. Wel héél zorgzaam van deze vrouwen.

Indrukwekkend vond Pip de omvang van dominees ambtsgebied, een verre tocht langs fjorden en open zee, van eiland tot eiland. Van Sandö naar Vaagö, dan naar "t eiland Strömö en bovenlangs naar Osterö. overal kleine vriendelijke plaatsjes, Thorshavn een hele stad met 1500 inwoners en een eigen dominee. Dan nog een lange reis over zee langs de baai met Husevig, naar 't zuidelijkste eiland Syderö en zo weer terug naar huis. Een prachtige reis over een spiegelgladde zee. 't Zou toch vast ook wel eens kunnen spoken hier. denkt Pip peinzend als ze in de zachtblauwe verten kijkt. Waar zij ook kwamen, dominee werd verwacht voor een preek in hun kleine houten kerkjes. Overal waren er kindertjes en zelfs nu als grotere kinderen geboren, die nog wachtten op hun doop. Met een trouwerij was er gewacht voor de inzegening en enkele graven op de kleine kerkhoven rondom de kerkjes waren gemarkeerd. Hier wachtte de overledene en zijn familieleden nog een laatste afscheidswoord. Het weer hield zich prachtig en overal, waar zij kwamen, waren de mensen meer dan hartelijk, gretig haast om hen te zien en warm welkom te heten. Het varen en dan weer klimmen over rotsblokken en heuvelruggen achter de vlugge gidsen aan, die hun bagage droegen, maakte ze heel moe en warm en daarbij vreselijk hongerig. Vreemd was vaak 't eten wat ze voorgezet kregen. Gedroogd schapenvlees was niet Pip's favoriete voedsel, 't Smaakte naar aas, vond zij. Als de huisvrouw even naar de keuken ging, stopte zij het in haar mouw. Bij 't zien van de kommen dikke zure melk als dessert, draaide haar maag zich haast om. De melk was zuur 'gerijpt' onder de bedstee, waar man en vrouw boven sliepen. De kommen waren met donzig stoflaagje bedekt. Dominee zwoegde braaf zijn kom leeg en snel wisselde Pip de kommen om.

Onderweg kreeg ze nu zo'n honger, dat ze kleine stukjes schapenvlees at uit haar mouw. Veel moet een mens immers leren! 't Was heel gezond, eiwitrijk.

Waar 't jonge domineesechtpaar heel moeilijk aan kon wennen was het totale gebrek aan gêne bij deze mensen. Allerhartelijkst werd er elke keer de allergrootste en allermooiste slaapkamer aangeboden bij de koster van het dorpje. Nergens waren er gordijnen, iedereen kon hen zo in bed zien liggen. De middernachtszon omstreeks deze tijd hield de nachten zo licht en 's morgens al om zes uur kwam iedereen de slaapkamer binnen, de koster zocht een schoon hemd in de kast, dan weer boordeknoopjes, zijn vrouw een blouse in haar klerenkast. Dominee durfde nauwelijks zijn benen buiten 't bed te steken, de broek aantrekken moest tussen twee binnenkomsten door. En zo verging 't ook Pip. Pip moest nu ook heel nodig naar een

Pip moest nu ook heel nodig naar een zekere plaats. Zij liep zoekend rond buiten, meestal was daar toch 't houten W.C.'je (pleetje). Ze voelde zich heel ongelukkig, maar geen houten huisje. Ze klampte de kostersvrouw aan en vertelde haar nood. "Oh, dat mevrouw? Nee, dat hebben wij hier niet." "Maar hoe moet 't dan?" vroeg Pip nu heel ongerust. "Wij doen dat in de stal hoor, achter de koeien in de groep." Nu 't was nog melkenstijd, dus men liep in en uit de stal met emmers en bleef dan in de staldeur nog even gezellig staan praten. "Nee," zei Pip heel vastberaden, "nee, daar kan ik niet in gaan." De kostersvrouw bedacht zich lang en ging weg om raad te zoeken. Nu kwam ze Pip halen en bracht haar triomfantelijk naar een volkomen lege kamer en deed de deur achter Pip dicht. In 't midden van de kamer stond één ding: een inmaakpot! "Wel lieve help!" zei Pip en ze sloeg haar handen ineen. "In wat voor merkwaardig land zijn wij toch terechtgekomen..."

Vele preken hoorde Pip aan in alle kleine kerkjes, die het Kerspel rijk was, doopsels en mooie woorden bij graven, feestelijke woorden bij een huwelijksvoltrekking, waarin de vermaning doorschemerde, vond Pip. Ze was er stil van. "Nog niet éénmaal heb je mij verteld hoe je mijn preken waardeerde. Pip, en óf je ze wel waardeerde," zie dominee licht verwijtend op de vaartocht naar huis.

"Dat komt," zie Pip voorzichtig, kwetsen wilde zij hem voor geen goud, wel eerlijk zijn en Pip was eerlijk, "dat komt omdat ik niet een keer echt geboeid was, maar misschien komt dat nog wel, je preekt nog teveel uit de boeken, ik verwacht een woord uit het hart." "O foei jij!" lachte dominee en greep Pip bij de neus.

neus. DE GOEDE KOERS?

We zijn nu een half jaar verder en kijken even bij dominee binnen m zijn studeerkamer. Dominee denkt diep na, laat het afgelopen half jaar aan zijn geestesoog voorbij gaan. Hoewel hij er zich indertijd met een grapje afmaakte, heeft toch Pip's opmerking hem diep geraakt. Aanvankelijk leek het hem gekwetste ijdelheid, want wie wordt er niet graag geprezen? Maar... ik heb mijn preken geschreven en vertolkt, rondreizen gemaakt, gedoopt, begraven, getrouwd, catechisatie gegeven, alle zieken bezocht... hoe ver ben ik nu gekomen met de mensen? Hoe 'eigen' ben ik bij ze geworden? Hij dacht aan zijn gehoor in de kerk, waar was de bezieling? De blik van ontroering in de ogen, van verwachting van 'iets' uit de hemel. De vonk sloeg niet over, er was geen vonk.

"Jij préékt tot de mensen," zei Pip eens na een preek, waarin hij zich juist bijzonder uitgesloofd had. "Maar dat is toch mijn taak?" had hij geantwoord. "Nee," zei Pip, "je preekt in de slechte zin des woords, je zit zo vol vermaningen en waanwijsheid, daardoor blijf je boven hen verheven en raak je de harten niet. Oh. Axel. en toch hou ik heel veel van je ..." Ze omhelsde hem.

In een intens moment van zelfonderzoek wist hij. dat Pip gelijk had. In wezen wilde hij bepaalde dingen wel veranderen, maar hoe? Pip scheen een natuurlijk gevoel voor deze zaken te hebben, maar vond dominee, hij diende toch de eer aan zichzelf te houden, hij immers moest de toon aangegeven, niet Pip. Wat zou deze weg nog lang zijn...

De dagen op FaerÖerne werden nu steeds korter tot de zon op 21 december op zijn dieptepunt was. Onder de horizon in plaats van erboven. Daarbij, was het grauw en onbehagelijk koud, met veel regen of sneeuwbuien. Behaaglijk was het in het volkshuis bij het enorme mrfvuur onder de grote schouw. Hier huisde het personeel van dominee's grote hoeve, waar de pastorie maar een klein onderdeel van vormde. Wat was er gewerkt de afgelopen maanden. Alle weilanden waren gehooid, het hooi opgeslagen tot de nok in de hooischuur. De schapen waren geschoren, de wol in de kleine schuur aan het volkshuis opgeslagen. Er was kaas gemaakt, boter gekarnd, de nodige schapen en koeien geslacht, het vlees gerookt en ingezouten, tezamen met stok­ en klipvis en gezouten vis, daarbij nog gevogelte, opgeslagen in de voorraadschuur. ,.Voor een volksstam voedsel!" dacht Pip met ontzag. Ze was graag in het volkshuis, voelde zich daar volkomen thuis, ze had zich de volkstaal geheel eigen gemaakt, luisterde naar de grappen en verhalen en keek met interesse naar alle bezigheden. Er werd dons geplukt van de eidereenden, kussens en dekbedden ontstonden er onder de ijverige vrouwenhanden. Er werden schoenen gemaakt en kaarsen, Pip kwam ogen te kort. Spinnewielen waren er ingebouwd in de wanden, waar de oude mannen met een grappige, trippelende beweging ­ ach die dunnen benen in die kuitbroeken! ­ de draad sponnen. Er werd getwijnd (dubbele draad), geverfd, gebreid door mannen (ja zeker!) en vrouwen ­ de prachtigste kabeltruien, kousen, sokken, vesten en puntmutsen. In "t borduren waren de vrouwen zeer bedreven, nooit zag Pip met meer liefde en toewijding zulke beeldige roosjes ontstaan.

Op een morgen kwam Pip daar met een mooi boek vol sagen en volksverhalen, papier en potloden. Ongemerkt, haast speels, nam zij de taak op zich de jongens en meisjes lezen en schrijven te leren. Voor de gezelligheid at zij vaak een pannenkoek mee, zonder Marja te kort te doen, die zo voortreffelijk kookte in 't eigenhuis.

Elke avond kwam dominee de dagsluiting doen in 't volkshuis. Tot zijn bevreemding merkte hij hoe zijn vrouw zich thuis voelde onder deze mensen, ze was als het ware éen met hen geworden. "Dit moet ophouden Pip," zei dominee, "je bent geen vrouw uit 't volk, je bent domineesvrouw, je hoor boven hen te staan." "Och Axel," zei Pip bedroefd, "behalve in hun dagelijks leven, leef ik ook mee m al hun verdriet en hun vreugden, maar ook hun noden. Denk je dan dat verkeerd is? Ben ik geen goede domineesvrouw?" "Een goede domineesvrouw," zei dominee, "geeft de toon aan in haar gemeente. Zij ontvangt de vrouwen van de notabelen 's morgens op de koffie, richt een zendingskrans op, bespreekt een stichtelijk boek en bespreekt met hén de noden eventueel van het volk. niet met het volk zelf. Daarbij gaat zij meet op ziekenbezoek." Pip was geheel beduusd. Maar fier kv,'am zij overeind. "Op ziekenbezoek meegaan doe ik onmiddellijk en graag zelfs. Maar die opgeprikte domineesvrouw met die plechtige matrones om mij heen om kransen op te richten en verheven boeken te lezen, verwacht dat met van mij Axel, verwacht dat nooit. Dat is een 'alsof' vrouw en dat ben ik niet." "De notabelen verwachten dat Pip." "Ze kunnen nog heel lang wachten," zei Pip resoluut. "Kom. zullen wij nu op ziekenbezoek gaan?" "Wij zouden zo goed samen kunnen werken, Piplief" zei dominee zacht. En dan waren we hier de gelukkigste mensen op aarde. "Wat bedoel je daarmee Axel?" "Als jij maar een echte domineesvrouw kon worden, als we elkaar maar konden verstaan en begrijpen, zie je." Pip lachte. "Zoals jij zo'n echte dommee bent, hè?" Wie moet nu wie verstaan en begrijpen? Dacht Pip bij zichzelf.

(wordt vervolgd in oudejaarsnummer)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 23 december 1997

Eilanden-Nieuws | 40 Pagina's

�Het Geluksland�

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 23 december 1997

Eilanden-Nieuws | 40 Pagina's