Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERVOLGVERHAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERVOLGVERHAAL

Jochem de schoorsteenveger

6 minuten leestijd

"Wanneer ik op deze wijze enkele slaven de vrijheid zou kunnen geven dan zou ik dat zeer op prijs stellen'.

De plantagehouder kijkt stomverbaasd op alsof alle minarets van Konstantinopel, waar hij vroeger heeft gewoond, in elkaar storten. Meteen glijdt een sluw lachje over zijn tanig gelaat: als die Hollander zo gek wil zijn, wel, dan zal hij hem laten betalen ook, indien mogelijk precies zoveel als hij voor die slaven heeft betaald. Dan heeft hij althans die negen jaar aan hen goedkope werkkrachten gehad! "Dat zal u niet meevallen, edele heer", zegt hij zuurzoet. "Dt heb voor die slaven behoorlijk betaald en enkele jaren gaan ze nog wel mee".

"Hoeveel zijn er?" De Turk weet het niet precies. Hij meent van vijf of zes, het kunnen er ook zeven zijn. Als de Hollander ze wil zien... hij wil de hoofdopzichter laten roepen... O, neen, dat is niet nodig. Zo. Laten we zeggen, hoogstens zeven. Wat moet zo'n slaaf kosten? Als de bezoeker even geduld heeft: hij zal in de boeken doen onderzoeken, wat ze hem gekost hebben, een jaar of acht geleden. Hij is dan bereid, een aanmerkelijk minder bedrag te vragen, dat ligt voor de hand...

De boeken worden hem door een bediende getoond. Daaruit blijkt, dat de slaaf gemiddeld een bedrag heeft gekost dat in Hollands geld een zeshonderd gulden bedraagt. Dus vraagt de Turk met een stalen gezicht die som aan Persij.

"Zou ik die slaven eens mogen zien?" vraagt deze. De pasja is een en al vriendelijkheid; wel natuurlijk, natuurlijk. Neen, op de plantage is wat lastig. Hij zal order geven, dat die bewuste slaven zullen worden voorgebracht.

Zo van nabij heeft Persij de uitgemergelde wezens nog niet gezien; alleen vanuit de verte, werkend in de plantages. Een schok doorvaart hem. Met moeite dringt hij een traan van ontroering terug. Je moet wel een hart van steen hebben, als je niet tot in je ziel wordt geroerd door deze aanblik.

Voor deze gelegenheid zijn de slaven bevrijd van hun boeien, althans ze zijn niet meer aan elkaar geklonken. Hun hele houding staat naar hun ijzeren gevangenis. Het is nu zo, dat zij beter aan elkaar gekoppeld kunnen lopen dan elk apart. Als wezenloos staren ze naar de waranda, waarop hun eigenaar is gezeten met een vreemde, bleke man.

Jochem ziet deze laatste doordringend aan en wordt diep getroffen door diens edele trekken, die duidelijk aantonen, dat de man medelijden heeft met het hoopje mensehjke ellende daar voor hem.

Want het is niet dan een hoopje ellende. Wrakstukken van mensen zijn het. Je moet goed toezien, anders zou je zeggen dat ze niets menselijks meer hebben.

Allen lijken ze even oud te zijn. Bij nader bekijken is er evenwel verschil merkbaar: die daar op de hoek moet al heel oud zijn. Daarentegen is de derde van links een jonge vent, althans jong van jaren. Hij üjkt wel vijftig. Onverschillig staat daar het zevental. Blijkbaar laat het hen koud, wat er met hen gebeurt. Niemand van hen ziet de meester aan.

Wel letten ze nu steeds meer op de vreemdeling. Jochem vraagt zich af, wat deze man, die veel lijkt op de mensen in Holland, hier moet doen en wat hij met hen voor heeft. Persij springt opeens van zijn stoel en loopt de waranda af, niettegenstaande de Turk hem beduidt, dat de slaven wel dichterbij kunnen komen. Aan de eerste de beste vraagt hij naam en leeftijd. Het blijkt hem, dat hij met een Duitser te doen heeft en onmiddellijk praat hij met deze in zijn moedertaal. Zo, in de Middellandse Zee door Algerijnen overvallen, naar Caïro gebracht, daar verkocht en vervolgens naar hier gesleept. Negen jaar geleden. Een eeuwigheid...

Bij de volgende hoort hij hetzelfde verhaal. Vermoedelijk zijn alle slaven Duitsers, gevangen na een moorddadig gevecht in de Middellandse Zee. Jochem Weishaupt, 27 jaar. Ook een Duitser. Tegelijk met de anderen?

"Neen", schudt Jochem. "Hoe kom je dan hier?"

"Als schepeling van 'De Arend', een fregat van de Hollandse Oost Indische Compagnie..." In enen is Persij vol interesse.

Hij luistert met klimmende belangstelUng naar de lotgevallen van Jochem en hij kookt van verontwaardiging als hij verneemt, hoe deze jonge Duitser op een fregat van de Compagnie is terechtgekomen. Naar de mens gesproken, zou hij hier als een hond zijn gestorven, als hij, Persij, hier niet was beland. En dergelijke praktijken worden in Holland goedgekeurd!

"De hoef niet te vragen, of je naar de vrijheid verlangt", glimlacht Persij.

"Aan verlossing geloven we niet meer", antwoordt Jochem. "Maar toch kan God nog wonderen doen". "Dat wonder kan wel eens op komst zijn, Weishaupt", zegt de koopman uit Holland. "Wat bedoelt de Sinjeur?"

Persij negeert deze vraag en lacht alleen geheimzinnig. "Zijn er nog meer van die Oost Injevaaiders hier beland?"

"Hij", wijst Jochem op een oude man op de hoek van de rij. "Ook een Duitser?" "Neen, een Hollander".

Bloed trekt bloed: Persij slaat de slaaf naast Jochem over en begeeft zich onmiddellijk naar de aangeduide man, die al heel weinig levenslust meer blijkt te hebben. Hij spreekt op zeer zachte toon. Och, wat heeft hij nog te hopen? Hij is een zestig jaar en zal straks ver van h uis en vaderland sterven. Het is hem een raadsel, dat hij nog niet dood is. - Hoe hij heet? Comelisz, afkomstig uit Vlaardingen.

"Je leed zal gauw geleden zijn, Comehsz", zegt Persij, die moeite heeft zijn verrassing te verbergen; dat is de vader van zijn stuurman Comelisz! Twijfel is uitgesloten. Een Vlaardinger. Leeftijd kan kloppen. Bovendien,

Persij is er haast zeker van dat de naam 'Arend' is genoemd als van het fregat, dat niet is temggekomen. In de ogen van de oude zeeman komt een eigenaardig licht.

"Bedoelt de Sinjeur...?" "Je hoort er onmiddellijk van", antwoordt Persij die zich niet meer bekommert om de slaven die hij nog niet heeft gesproken. Hij begeeft zich terug naar de waranda, waar de Turk hem zit te begluren; zou die vent werkelijk zo gek zijn? Hij berekent de inkomsten al en is desnoods genegen iets van de prijs te laten vallen. Dat is evenwel niet nodig. Persij is een gentleman, een nobel man: een mens is geen koopwaar; bij zuidvruchten tracht je af te dingen, om zo goedkoop mogelijk de vnichten in handen te krijgen; hier betaal je wat gevraagd wordt, afgelopen.

"Is u bereid, deze zeven slaven aan mij af te staan tegen de door u genoemde prijs?" vraagt hij, "en kan ik hen dan vandaag nog meenemen naar mijn tenten?" "Ze zijn te uwer beschikking", antwoordt Alimed Pasja, die nauwelijks zijn vreugde kan verbergen: negen jaar slaven gehad zonder dat die hem noemenswaard iets hebben gekost!

"Dan zullen we even afrekenen", merkt Persij op.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1999

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's

VERVOLGVERHAAL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1999

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's