Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERVOLGVERHAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERVOLGVERHAAL

Jochem de schoorsteenveger

8 minuten leestijd

-37- H. Kingmans Op een afgesloten plek tussendeks is ruimte gemaakt voor de zeven bevrijde slaven, die oordeelkundig van voedsel worden voorzien om de talloze ontberingen te boven te komen en aan te sterken. Aan zes van hen is het aan te zien hoe de liefderijke behandeling hen goed doet. Niet aan Arthur Lemarque. Hij is ziek. Persij heeft in de Levant een medicijn meester geraadpleegd, die de schouders heeft opgehaald. "Door en door ondervoed. Zo goed als geen weerstand meer. Geleidelijk meer voedsel geven. Misschien komt het dan nog met hem in orde".

Met dit magere advies heeft Persij Coppoolse order gegeven de zeilen te hijsen. Meteen heeft hij als eerlijk man Lemarque op de hoogte gebracht van zijn toestand. Die heeft gegUnüacht.

"De hoop, dat ik nog thuiskom, maar wat God doet is goed".

Jochem heeft er verdriet van. Hij voelt zich zo goed. Met de dag sterkt hij aan. Op gezette tijden maakt hij zijn wandeling over het fregat, inademend de frisse zonrijke zeelucht, zo heel anders dan de lauwe verslappende hitte, waaronder hij bijna negen jaar heeft vertoefd. In een gebarsten spiegel heeft hij zijn beeltenis aan

In een gebarsten spiegel heeft hij zijn beeltenis aanschouwd. Om van te schrikken! Niemand kan hem meer herkennen. De verandering is te groot. Maar hij is welgemoed, althans de meeste ogenblikken. De 'Wilhelmina' vaart lenea recta naar Amsterdam. Eer zij daar zijn - gesteld dat de reis vlot verloopt, je kunt dat met enige waarschijnlijkheid pas zeggen, als de Golf van Biscaje gepasseerd is en zij de Franse kust aan bakboord hebben - kunnen ze aardig opgetuigd zijn. Die sinjeur Persij is een goed man. Hij behandelt hen als kinderen. En van dank wil hij niet weten. Jochem maakt het goed. De anderen ook. De ouwe Cor

Jochem maakt het goed. De anderen ook. De ouwe Cornelisz is toch wel een taaie! Het hervinden van zijn zoon, de stuurman - welk een ontmoeting is dat geweest! - heeft hem als het ware herboren. Hij weet nu dat zijn vrouw en al zijn kinderen nog leven. Is het niet om van de morgen tot de avond God te danken? Jochem snakt ernaar te weten, hoe het in Liegnitz gesteld

Jochem snakt ernaar te weten, hoe het in Liegnitz gesteld is. Zouden allen nog in leven zijn? Hij moet er niet op rekenen. Zal hij Lize nog ontmoeten? Natuurlijk is zij getrouwd, moeder van kinderen wellicht. Hij zal haar dat niet kwaUjk nemen. Dat zou wel vreselijk ondankbaar zijn. En hij is zo dankbaar! 't Was een droom, toen Sinjeur Persij hen weggevoerd had van de plantage naar zijn tenten in het dorp in de buurt.

Met grote moeite ging hun transport gepaard. Het lopen, hun voeten en benen waren geheel vrij, waren zij afgewend. En dat zij de ganse dag niets hadden te doen, het was iets ongelooflijks.

Maar nu denkt hij niet meer aan dromen. De werkeüjkheid is, dat zij als vrije mannen op de 'Wilhelmina' vertoeven om als alles goed verloopt straks in Holland te arriveren waarna ieder zijns weegs kan gaan. Je zou de hele dag willen zingen.

Er is één ding, dat Jochem bezwaart. Hij heeft verdriet over de toestand van Lemarque, zijn boezemvriend. Als je negen jaar aan elkaar gekoppeld bent geweest en alle leed samen hebt gedragen! Als je kunt zeggen, dat Lemarque in Gods hand het middel is geweest, om je tot God te brengen, zó datje stellig weet: wat er ook gebeurt, Hij heeft mij tot Zijn kind aangenomen, ik kan verzekerd zijn van Zijn liefde! Als je met Lemarque samen hebt geworsteld in het gebed, bijna negen jaar lang! Dan wens je zo vurig, dat Arthur nu ook, vrij als hij, onverlet in Holland en daarna in Hessen aankomt om in de armen van zijn moeder te vallen. O God, is dat nu te veel gevergd? Het lijkt er wel op. Want hij ziet al te goed dat Lemarque niet opfleurt. Het voedsel smaakt hem blijkbaar niet, al eet hij wel. Hij wandelt niet zo nu en dan opgewekt over het dek. Je zou zeggen: hij ligt langzaam te sterven. Het kost Jochem moeite om niet te huilen van oprechte smart. Dat ziet Lemarque dan. Die ligt daar zo eenswillend met de leiding die God met hem voor heeft. Hij behoeft niet getroost te worden, hij troost zélf. "Wees over mij niet bekommerd Weishaupt. Als ik

"Wees over mij niet bekommerd Weishaupt. Als ik onderweg sterven moet - en dat voorvoel ik - dan is het goed. Met één slag is dan ook aan dit lijden een einde gekomen. Je kunt, als zij nog in leven zijn, aan mijn vader en moeder gaan zeggen, hoe het met mij gegaan is en dat wij elkaar eenmaal zullen wederzien".

"Maar zou je dan niet liever thuis willen komen? vraagt Jochem, die wel beter weet. Hij kan deze tragiek niet verwerken. Dit lijkt hem van God onrechtvaardig gezien. "Wat God doet, is alleen goed, Jochem. Heb je vanmorgen goed geluisterd? "Gods weg is in het heiligdom", werd er gelezen. Zó is het. We moeten de vinger op de mond leggen en alle boze overleggingen in de kiem smoren. We mogen niet wijzer willen zijn dan God".

Elke morgen verzamelt Coppoolse de bemaiming, voorzover die gemist kan worden en er ontbreekt slechts een enkele, op het tussendek en dan leest hij een gedeelte uit de bijbel voor.

Sinjeur Persij doet het ook wel eens. Daarop doelt Lemarque als hij over het opgevangen 'tekstwoord spreekt. Aan boord van de 'Wilhelmina' is een voorbeeldige orde en discipline. Jochem herinnert zich levendig hoe het op 'De Arend' toeging. Van strenge scheepswetten is hier geen sprake. Er is een geest van grote kameraadschap, die de discipline in geen enkel opzicht te kort doet. Coppoolse is als een vader voor de jongens en 'Stuur' Comelisz wordt op de handen gedragen. Nu moet worden toegegeven, dat deze bemanning een heel andere is dan die op 'De Arend', dat samengeraapte zootje! Een ziekentrooster is niet aan boord, doch dat gemis

Een ziekentrooster is niet aan boord, doch dat gemis wordt ruimschoots vergoed door de schipper, die ook wel met de zieken spreekt, als die er zijn. De 'Wilhelnuna' vaart op deze reis ook in dit opzicht gelukkig. Op de heenreis zijn er enkele zieken geweest, thans is er niet één, behalve dan die Duitse slaaf, voor wie de bemanning uiteraard niet een grote belangstelling heeft. Anders staat het met Sinjeur Persij, die vaak op het tus

Anders staat het met Sinjeur Persij, die vaak op het tussendek vertoeft en praat met Lemarque, wiens geloofs vertrouwen hem met jaloezie vervult. Wie nog zeggen durft, dat Gods Geest hier niet heeft gewerkt! Van Jochem is hij een en ander te weten gekomen. Men beweert, dat niemand tevergeefs leeft op aarde, hoe vreemd dat ten aanzien van sommige mensen ook moge lijken, maar van deze jongeman kan dat in elk geval niet worden gezegd. Het lijden heeft hem gelouterd. Als een volrijpe aar wordt hij straks de hemelse schuren binnengedragen. Hij is het middel geweest, dat Jochem Weishaupt van de dwaalweg heeft teruggebracht. En wie zal zeggen, welk een invloed ten goede Lemarque heeft uitgeoefend in zijn groep slaven op de plantage van Alimed Pasja. Neen, hij heeft zeker niet tevergeefs geleefd!

Op zekere middag, de zon schijnt heerlijk over het blauwe wateroppervlak, slechts een gering briesje stuwt de 'Wilhelmina' voort, zitten Persij, Jochem en Lemarque te praten.

Ze weten nu wel het standpunt van Persij ten aanzien van de slavenhandel. Hij verfoeit het met zijn gehele hart. De tijd zal komen dat dit algemeen wordt ingezien. Dat lijden zal dan tenminste een einde nemen.

"Ik had mij al tot de verdoemden gerekend", zegt Jochem dan plotseling. "Dat leven is ook een hel. Je meent van God verlaten te zijn. Het is een vreselijke toestand". "Maar de zon van Gods genade schijnt altijd, mijn jonge

"Maar de zon van Gods genade schijnt altijd, mijn jonge vriend. Tot in de donkerste schuilhoeken. Je hebt het zelf ondervonden. Jezus Christus heeft Zijn bloed gestort, laat ons dat nooit vergeten. Wie in Hem gelooft is niet verdoemd, in der eeuwigheid niet".

"Ze noemen de slaven wel het legioen der verdoemden. Is dat niet waar?" vraagt Jochem. "Je bewijst het tegendeel", glimlacht Persij. "Jij en de

"Je bewijst het tegendeel", glimlacht Persij. "Jij en de anderen. In dat leven datje verdoemd noemde heeft Gods vinger je immers aangeraakt?"

"Het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde", fluistert Lemarque. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 12 oktober 1999

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

VERVOLGVERHAAL

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 12 oktober 1999

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's