Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERVOLGVERHAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERVOLGVERHAAL

Jochem de schporsteenveger

7 minuten leestijd

Hij heeft een lang gekoesterde wens, zelf een reis meemaken, gelukkig en voorspoedig in vervulling zien gaan. En... daar staan zes mensen, die niet weten hoe dankbaar zij moeten zijn. De voorbereidingen zijn reeds getroffen: de oude Comeüsz, de taaie zeerob, gaat zo spoedig mogehjk met zijn zoon naar Vlaardingen; de Duitsers zal reisgeld worden verstrekt, om hun heimat op te zoeken.

HOOFDSTUK 18 Een eenzame wandelaar, hij draagt aan een stok over de schouder een zak, nadert het dorpje, dat schilderachtig aan de rivier gelegen is, en betreedt dan een herberg, waar hij bij de waard brood met kaas en bier bestelt.

De gelagkamer heeft uitzicht op de kronkelende rivier, die daar weinig verval heeft. Van stroom is althans niets te merken, om van golfjes in het geheel niet te spreken. Het water is schier rimpeloos. Ook is thans van scheepvaart niets te bespeuren.

Het oog van de magere man rust met welgevallen op de tegenover hem liggende rivieroever, waar hoogopgaand riet een vredige indruk wekt. Iets verder is een opening, een soort plankier waarop vrouwen en meisjes in de middagzon de was spoelen. Vaag dringen de stemmen van de vrouwen tot hem door. De tuin van de herberg helt enigszins af en loopt uit op een lang en vrij breed plankier, ongetwijfeld bestemd voor aanlegplaats van boten en houtvlotten. Aan het einde en in het midden ervan staan namelijk enkele due d'alven, om boten te meren. De jongeman, hij maakt oppervlakkig gezien een oude indruk maar in werkelijkheid is hij nog jong, strekt de benen op een stoel. Het lopen, wie weet hoe ver, heeft hem blijkbaar vermoeid.

"Ver gelopen?" vraagt de nieuwsgierige spraakzame waard, als hij is teruggekeerd uit het achterhuis, waar het bestelde wordt gereed gemaakt.

"Ik heb er vandaag een uur of acht op zitten en zou nog verder willen. Naar het oosten. Liegnitz is het einddoel". "Hm. Alles lopen? Je ontmoet toch wel eens wagenvoerders die je meenemen?"

"Vandaag was ik zo gelukkig niet. Maar verschillende malen reed ik mee. 'k Heb er wel wat voor over". "Ik zal eens laten informeren. Als ik me niet vergis rijdt Christiaan Junger morgen naar Bunzlau. Hij doet er twee dagen over. Van Bunzlau is er tweemaal per week een diligence, die Liegnitz aandoet. Dan zou je verstandig doen, hier te blijven logeren".

"Is er een diligence op Liegnitz?" vraagt de ander verwonderd.

"En verder, 'k Weet niet waarheen. Maar Liegnitz wordt gepasseerd, dat weet ik zeker. Verleden week was hier de

Pastor van Liegnitz..." "De oude Leckman?"

"De oude Leckman?"

"Of hij Leckman heet weet ik niet. Maar 't was een jonge man, niet een oude".

"Dan zal de oude wel dood zijn", denkt de vreemdeling hardop.

"Bekend in Liegnitz?"

"Mijn geboorteplaats, man. Maar ik ben ruim tien jaar van huis geweest. Er zal wel een en ander veranderd zijn. Wil je voor mij laten informeren, of die Junger morgen rijdt. Dat zou een uitkomst zijn. Dan bhjf ik vannacht hier".

"Lotte!" galmt de stem van de waard. En als het meisje, vermoedelijk een dochter, in de gelagkamer verschijnt, brood en kaas bij zich, ontvangt zij de opdracht, bij Junger onderzoek te doen.

"In tien jaar niet in Liegnitz geweest. Dan zul je er zeker heel wat veranderd vinden. Veel mensen leven niet meer. De 'ziekte' heeft er een jaar of vijf zes geleden danig huisgehouden. Hier hebben we er ook last van gehad, maar dat heeft toch niet veel betekend".

De bezoeker, die onderwijl aan het eten is gegaan, kijkt op.

"De ziekte? Een besmettehjke?" De waard hangt dan breedvoerig een heel tafereel op. Uit Silezië zijn toen zoveel verhalen overgewaaierd, dat er wel een uur mee te vullen zou zijn. "Jonge en oude mensen, allen stierven. Bij duizenden zijn ze gestorven in Oost-Duitsland. In Polen en Rusland misschien wel bij miljoenen", overdrijft de man, die lustig zijn lange pijp rookt, als vertelt hij van een feest. "Je kent zeker in Liegnitz geen mensen?"

"Een paar. De vlotjagers komen hier op gezette tijden. Elke dag kunnen ze weer komen. Is het wat laat op de dag dan leggen ze hier aan en de volgende morgen verder. Je hebt er Landman..."

"Ja", knikt de wandelaar.

"En dan ken ik Liszman. Maar andere namen weet ik niet".

"Is er niet een Weishaupt bij?" is de gretige vraag. "Weishaupt? Neen, die naam heb ik nooit gehoord. Maar het kan wel. Er zijn zoveel van die kerels. Allemaal komen ze ook hier. Ze slapen op de vlotten, dat weet je misschien?"

"Ja, ja, 'k weet er alles van".

Juist als de nieuwsgierige waard, die achter de vreemdeling een hele roman zoekt, welke hem mogelijk voor tal van avonden praatstof geven kan, een nieuwe vraag stellen wil, komt Lotte terug: ja, 't is zo, Christiaan Junger rijdt morgenochtend vijf uur af naar Bunzlau. De vreemdeling kan er nog bij. Er zijn twee passagiers meer.

"Dat komt prachtig uit. Dan logeer ik vannacht hier. Gaat dat?"

"Vanzelf 't Is hier voor de gaande en komende man. Lotte, wijs de sinjeur zijn kamertje".

Jochem is blij even van de praatgrage waard verlost te zijn. Zijn hoofd staat er niet naar, om allerlei bijzonderheden, die over het algemeen niets om het lijf hebben, te vernemen. Het verhaal van de 'ziekte" heeft hem verontrust. Ook in Liegnitz heeft de engel des doods met zijn zeis gezwaaid... Hoeveel van de zijnen en wie zijn er gestorven? Zal hij veel ledige plaatsen vinden? Spoedig zal hij meer en... het rechte weten. Hij nadert het doel van zijn verre tocht, die nu al enkele weken heeft geduurd. Wel heeft Sinjeur Persij hem voldoende reisgeld meegegeven, zodat hij gebruik heeft kunnen maken van diügencediensten tussen de grote plaatsen, maar in vele gevallen heeft hij moeten lopen.

Bovendien heeft hij een omweg moeten maken, om in Hessen de familie Lemarque op de hoogte te stellen. Een van de anderen nam op zich naar Hamburg te gaan, om daar te weten te komen, of hij nabestaanden van Leo Bernstein ontmoeten kon.

Hessen heeft Jochem drie dagen gekost. Hij liep dezelfde weg naar de tapijtfabriek als negen jaar geleden, toen hij zijn diensten als schoorsteenveger ging aanbieden.

Hij vroeg de directeur te spreken en werd naar hetzelfde vertrek gevoerd als toen. Het enige verschil was, dat er nu twee heren zaten; vader en zoon Lemarque. De zoon leek sprekend op Arthur, hij kon zijn tweelingbroer zijn. Stomverbaasd was mijnheer Lemarque senior geweest, toen hij zich bekend maakte als de schoorsteenveger uit Silezië, weet mijnheer er nog van. Inderdaad was Lemarque er nog van. Hij en zijn vrouw hadden nog vaak met elkaar over die jongen gesproken. Maar - hij zou hem nooit herkend hebben! De jaren veranderen een mens ook van uiterlijk, doch dit... ja, wat moest hij zeggen, dit was heel frappant.

Jochem heeft hem toen spoedig op de hoogte gebracht, waarmee alles verklaard was. Bij informatie bleek hem, dat Frau Lemarque ook nog in leven was. Hoe heerlijk zou het toch geweest zijn, als Arthur... maar neen, daaraan mocht hij niet denken. Je mag niet wijzer willen zijn dan God, heeft Arthur gezegd, een paar dagen voor zijn dood.

Zo, leefde Frau Lemarque nog. Hij zou haar graag willen spreken, tezamen met mijnheer. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 19 oktober 1999

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

VERVOLGVERHAAL

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 19 oktober 1999

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's