Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De opmars van de heldere, krachtig verfijnde klank van het klavecimbe

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De opmars van de heldere, krachtig verfijnde klank van het klavecimbe

8 minuten leestijd

GOEDEREEDE - Gek van klavecimbels? Lichtelijk bezeten van die heldere, krachtige en verfijnde klank, die zo goed tot zijn recht komt in de beslotenheid van de huiskamer? Dan bent u niet de enige. Het klavecimbel maakt, vijf eeuwen na de introductie van dit bijzondere instrument, een renaissance door. Veel organisten en pianisten kunnen de verleiding niet weerstaan en schaffen zich een klavecimbel aan. Bijvoorbeeld bij Matthijs Mijnders in Goedereede.

Maar eerst iets over het instrument en de geschiedenis. Een klavecimbel bestaat uit een klavier met een klankkast in de vorm van een vleugel. De snaren lopen in de klankkast m de richting van de toetsen. Klanken ontstaan door het tokkelen van de snaren via het toetsenbord. Pedalen zijn er niet, dus het spel komt geheel en al uit de vingers, die bij voorkeur soepel, verfijnd en met een weloverwogen articulatie over de toetsen moeten gaan.

De oorsprong van het klavecimbel is in betrekkelijke duisternis gehuld. Eén van de oudste afbeeldingen dateert uit de tweede helft van de vijftiende eeuw, terwijl het oudste bewaard gebleven klavecimbel is gemaakt in 1521. De eerste bloeitijd van het instrument was m de zestiende eeuw, vooral in Italië. Daarna verschoof het overwicht naar de Nederlanden, met name naar Antwerpen, waar een aantal inventieve bouwers - waaronder Ruckers - het klavecimbel lieten evolueren van een klein fel klinkend tafeUnstrument tot een volwassen kamerinstrument met een volle, warme klankkleur.

Klankschoonheid

Tot de achttiende eeuw was het klavecimbel een belangrijk begeleidingsinstrument. Maar door de opkomst van het hamermechanisme van de piano, werd de populariteit van het instrument steeds kleiner. Totdat het begin negentiende eeuw praktisch verdwenen was. Eind negentiende eeuw diende zich echter een opleving aan, ook door nieuwe ideeën en nieuwe materialen, waaronder een soort plastic voor de doken (belangrijke stukjes in de mechaniek). Tegenwoordig grijpen de klavecimbelbouwers echter massaal terug op de klassieke bouw, en wel omdat de vernieuwing de klankschoonheid niet bepaald ten goede kwam. Matthijs Mijnders (49) maakt al meer dan

Matthijs Mijnders (49) maakt al meer dan twintig jaar klavecimbels. In zijn atelier aan de haven van Goedereede, gelegen naast het bekende hotel-restaurant De Gouden Leeuw, is het gezellig rommelig. Alles ademt hier een ouderwetse, ambachtelijke sfeer, niet in de laatste plaats door het vijftiende-eeuwse huis, dat nog heel veel oudie elementen in zich bergt. Bovendien wordt er ouderwets hard gewerkt in het atelier. Per jaar maakt Mijnders drie klavecimbels, op wat schnüren draaiwerk na helemaal alleen. De vraag naar de klassiek gebouwde instru

De vraag naar de klassiek gebouwde instrumenten is gigantisch. Matthijs Mijnders: "Ik gaf handenarbeidles op school, maar daar ben ik mee gestopt. Het is gewoon te druk. De aanvragen stromen binnen uit heel Europa en zelfs uit Australië, het loopt als een trein."

Huisorgeltje

Klavecimbels maken is voor de inwoner van het stadje Goedereede niet alleen werk, maar ook een passie. Een passie die al begon op jonge leeftijd. Met smaak verhaalt Mijnders over het allereerste begin: "Als kind van een jaar of vier, vijf wilde ik al een orgel bouwen of iets anders doen met toetsenborden. Tja, het zit nu eenmaal een beetje in de familie, van oma's kant: orgelbouwers en pianostemmers én Arie Keizer, die jarenlang de vaste organist was van 'De Doelen' in Rotterdam. Zelf ging ik ook al vroeg orgel spelen. Toen ik een jaar of zes was probeerde ik een huisorgeltje te bouwen. Dat mislukte, het was veel te moeilijk." Matthijs Mijnders liet zich echter door deze mislukking niet uit het veld slaan. Jaren later - hij was mmiddels een twintiger - kocht hij ergens een bouwpakket voor een spinet. Hij zette het voorgezaagde snaarinstrument met de nodige moeite in elkaar, maar dacht desondanks: "Dat kan ik zelf ook bedenken, daar heb ik geen bouwpakket voor nodig."

Historische stijl

Dus ging de toetsenbordenfanaat zelf aan de slag. "Ik ging instrumenten bouwen in de historische stijl. Waarom? Nou, die klinken gewoon veel beter. Met de bouwtekeningen van de zeventiende- en achttiende-eeuwse klavecimbels én door op die oude instrumenten te spelen, kom je een heel emd. In een museum in Antwerpen kocht ik een bouwtekening van een Ruckers klavecimbel uit 1646. Dat werd mijn eerste. Achteraf gezien kostte het niet eens zoveel moeite om hem te maken. Ach, ik ben van nature best handig; anders zou ik er niet eens aan begonnen zijn." Mijnders was tevreden over het resultaat, vond dat het klavecimbel 'hartstikke goed' klonk en kon het instrument direct verkopen. Na die 'Ruckers' is het alleen maar bergopwaarts gegaan. Het ene klavecimbel volgde op het andere, en tussendoor kwam er ook wel eens een virginaal of een spinet uit het atelier. "Ik heb altijd geluk gehad. De één na de ander kon worden verkocht, het ging allemaal vanzelf. Nee, reclame hoef ik niet te maken; integendeel."

Eigen ontwerp

Was Matthijs Mijnders de eerste tijd vooral bezig met het kopiëren van instrumenten van oude meesters, sinds een jaar of vier maakt hij ook klavecimbels naar eigen ontwerp. "Je kunt alle kanten op: langere snaren, andere verhoudingen, een diepere of juist vlakkere 'bocht' in de klankkast. Het aantokkelpunt is heel belangrijk. Door daarmee te variëren, knjg je een andere klankkleur", wijst hij in het binnenste van een exemplaar dat bijna klaar is om verkocht te worden. Voor de 'zangbodem' in dat binnenste heeft

Voor de 'zangbodem' in dat binnenste heeft Matthijs Mijnders het fijnste sparren- of dennenhout nodig. Hout waarvoor hij helemaal naar Amsterdam moet reizen om de beste selectie te kunnen maken. "Het is heel moeilijk te laijgen. Het hout komt van speciale bomen, die in landen als Joegoslavië en Slovenië aan de noordkant van bergen worden geplant. In vroeger tijden was het hout overigens veel beter. Door de warmere zomers en winters van tegenwoordig krijgen de bomen grotere jaarringen en dat maakt de structuur van het hout minder fijn dan m het verleden. De oude klavecimbels klinken daarom ook altijd mooier."

Hout dat niet krimpt

Voor het zangbodemhout moet de klavecimbelbouwer dus naar de hoofdstad. Maar voor het overige hout, dat gebruikt wordt voor onder meer de klankkast, dient hij ook heel wat kilometers af te leggen. Voor het beste populierenhout moet je namelijk naar Montfoort. "Populierenhout is in feite heel gewoon hout, maar voor dit doel wel het beste. In Vlaanderen maakten de grote klavecimbelbouwers hun instrumenten vroeger ook altijd van populierenhout. Het is hout dat niet krimpt."

Als het hout in het Goereese ateUer binnengebracht is, kan het timmer- en plakwerk beginnen. "Het construeren is heel moeilijk", zegt Mijnders en kijkt daarbij heel serieus. "Er komt heel veel kracht op het hout te staan, vooral in de bocht van de vleugel. Ik heb er speciale klemmen voor. Als er iets verkeerd gaat, dan springt het en dan is het hout niet meer te gebruiken." Hoe de constructie precies m z'n werk gaat en hoe de gewenste klankkleur wordt verkregen, zijn zaken waar Mijnders niet veel over kwijt wil. "Dat is het geheim van de smid", beaamt hij lachend. "En je hebt geluk nodig. Tot op heden is er nog nooit een mislukt."

Vijf lagen olieverf

Na het construeren komt de finishing touch: het schilderen. Dat Matthijs Mijnders dit zelf doet, is redelijk uniek. Bijna alle collegaklavecimbelbouwers - in Nederland zijn er een stuk of vijf beroemde, waar de inwoner van Goedereede zichzelf niet onder schaart - besteden het schilderwerk uit, maar Mijnders is niet alleen handig met hamer, zaag, lijmpot en klemtang, maar ook met verftube en penseel. "Ik heb de Kunstacademie gehad", verklaart hij. Hij brengt de vijf lagen olieverf dus zelf op het blanke klavecimbel en verfraait het instrument naar wens ook met bijvoorbeeld zeegezichten, hemelse voorstelUngen, stillevens, landschappen of Latijnse teksten. Zo kunnen ware kunstwerken tot stand komen. Kunstwerken die ook nog eens een heerlijk geluid kunnen voortbrengen; stukken muziek van bijvoorbeeld Bach, Couperin of Telemann, die veel voor klavecimbel hebben geschreven.

Even schrikken

Het klavecimbel is in. De constante drukte in het atelier van Matthijs Mijnders bewijst het. "De laatste tien jaar neemt de belangstelling erg toe", stelt hij. "Men vindt het instrument mooi omdat het weer eens wat anders is dan orgel of piano. Er is veel muziek voor klavecimbel geschreven en de combinatie met blokfluit is mooi. Toch, als je normaal gesproken orgel of piano speelt, dan is het touche van een klavecimbel de eerste keer wel even schrikken. Heel anders!" Mijnders is dol op die heldere, krachtige

Mijnders is dol op die heldere, krachtige klank, die tegelijk verfijnd is. Vooral van de klankkleur die de oude Vlaamse meesters hun klavecimbels konden meegeven, is hij gecharmeerd. "Vol en warm", omschrijft hij dat geluid. In tegenstelling tot de Italiaanse klavecimbels die, overeenkomstig de volksaard, veel directer en feller klinken.

Muselaar en virginaal

Een uurtje in het sfeervolle atelier aan de Markt van Goedereede maakt duidelijk dat hier een ouderwetse, ambachtelijke liefhebber aan het werk is. Een man die al een stuk of zestig klavecimbels heeft gemaakt, die gepassioneerd kan vertellen over het aantokkelpunt en de doken, de geschiedenis van het instrument, de verschillende stijlperiodes, verwante instrumenten zoals het spinet, de muselaar en het virginaal, en - niet in de laatste plaats - de klank van vroeger tijden.

Een uurtje in het atelier maakt ook duidelijk dat Matthijs Mijnders nog lang niet van plan is om te stoppen met zijn werk. "Dit is een roeping", zegt hij. "Ik doe het al zo lang en ik vind het nog steeds leuk. Klavecimbels maken is een vak apart. Je doet het niet zomaar even, al dacht ik vroeger van wel. Nee, het is niet zomaar een kwestie van hout tegen elkaar aan plakken. Een beetje inzicht in hoe de klank vroeger was, moetje wel hebben. Je moet gevoel hebben voor de tijd van vroeger." Een gevoel dat steeds meer mensen in hun huiskamer willen hebben; een gevoel, belichaamd in een onvergelijkbaar muziekinstrument.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 23 juli 2002

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

De opmars van de heldere, krachtig verfijnde klank van het klavecimbe

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 23 juli 2002

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's