Het jvas op zaterdagavond 31 janvari 1953 geen weer voor de op^schoten jongelui uit Nieuwe Toiige die gewoonlijlc op de fiets naar Middelliarnis gingen. Meestal gingen zij naar de film die in IVfeijer Theater werd vertoond. D^ar zagen zij dit keer vanaf. Een groepje jongeren, waaronder Jan Slinger en Maarten Zweerus, ging tien maar om een biertje in het tafé van Piet van der Jagt op het tramstation.
Om een uur of tien gingen de jongens weer naar huis. Het stormde verschrikkelijk. Van verscheidene huizen op de Molendijk vielen er al dakpannen die op de grond uiteen vielen in ontelbare, oranje gekleurde stukjes.
Jan Slinger kwam zo tegen elf uur thuis en stapte de woning Battenoordsedijk 4 binnen. "Hé, hé, wat een weer", zei hij en trok een benepen gezicht. Maar de reaUteit gebood dat er wel meer dakpannen van huizen en schuren door een stormwind waren afgerukt. Dat was op zichzelf niets bijzonders. Bovendien had de fami- He Slinger vanuit hun woning dikwijls genoeg het zeewater van de Grevelingen boven de Buitendijk zien opspatten. Dat schouwspel konden zij waarnemen als het water zo'n meter of anderhalf beneden de kruin van de dijk kwam te staan. Dat opspatten gebeurde zeker ook met hoog water tijdens springtij. Wie dacht er nu eigenüjjk aan zo'n ontstel
Wie dacht er nu eigenüjjk aan zo'n ontstellende ramp die op die avond zo dreigde? De stormwind beukte tegen elk obstakel en rukte aan loshangende delen van elk bouwsel. Een hinderljik geluid dat werd veroorzaakt door een aantal losgeraakte golfplaten achter het huis no. 4 moest, voordat zij naar bed gingen, worden verbroken. Met wat grond in een tweetal jutezakken die op de platen werden gelegd, werd de boel opgelost. Hoe was de gezinssamenstelling van de familie Slinger? Marias Slinger was gehuwd met Pietertje
Marias Slinger was gehuwd met Pietertje Breur. Zij hadden zes kinderen: Joharmes Jan, Jan, Anna, Leuntje, Annetje en Pietertje Maria.
Anna was reeds gehuwd met Ab Brouwer en woonde in Winsum en Leuntje was gehuwd met Jaap Grootenboer uit Middelhamis. De jongens Hans en Jan gingen ongeveer half twaalf naar bed en de beide zusjes lagen al als roosjes te slapen. Vader en moeder Slinger zijn tot ongeveer één uur in de nacht opgebleven.
Er stonden vier aaneengebouwde woningen aan de Battenoordsedijk. Die vier woningen hadden in de volksmond een eigen naam: de Barnard of de Barnat. Hoe is de juiste spelHng?
Als men voor die huizen stond, woonden er toen van ünks naar rechts: 1. Arend Visbeen met zijn vrouw J. Kamerling en dochter Maatje; 2. Klaas Droger gehuwd met Dina Klapmuts; 3. Marias Slinger en zijn gezin en 4. Kees van der Mast
gehuwd met Johanna de Wit. Hun kinderen waren reeds de deur uit.
Het was Hans Shnger die om half zes uit bed stapte en naar beneden ging. Hij dacht dat de waterleiding kapot was, want het geluid van stromend water was duidelijk hoorbaar. Toen Jan en ook de ouders naar beneden kwamen en moeder de gordijnen opensloeg zagen zij iets heel anders. Ze vluchtten in allerijl naar boven en bleven daar voor een poosje staan. Jan opperde om door het dakraam naar buiten te vluchten maar men durfde dat niet aan. Helaas hoefde men het niet eens meer te proberen. Met een geweldig geraas stortten twee woningen en een derde voor driekwart gedeelte in elkaar. De Barnat bezweek!
Kees van der Mast en zijn vrouw Johanna wisten op het dak van een later aangebouwd gedeelte van de woning te komen. Klaas Droger met zijn vrouw Dina kwamen op hun opengereten zolder te zitten midden in de openlucht en het huis waar Arend Visbeen met zijn vrouw in woonde, bleef overeind staan.
Helaas het huis waar de famiUe Slinger in woonde, stortte geheel in en had geen aanbouwsel dat kwalitatief van een betere constructie was dan de vier oude woningen hadden. Van de familie Shnger kwamen zes personen in het bruisende, schuimende en suizende zeewater terecht. Dat water stroomde met grote kracht en snelheid verder om nog meer vemiehngen aan te richten wat nog niet eens het ergste was. Veel erger was de korte doodsstrijd van de mensen die zich aan alles wilden vastgrijpen al was het alleen maar om het hoofd boven dat woedende water te kunnen houden.
Jan Slinger hoorde alleen het hulpgeroep van zijn vader, van de andere gezinsleden heeft hij geen hulpgeroep gehoord. Hoe groot het lawaai ook onder zulke desastreuze omstandigheden ook mag wezen, hulpgeroep van de naaste komt er merkwaardigerwijze toch boven uit. Maar Jan wist in de plotseling ontstane chaos na de onderdompeling in het ijskoude water zich vast te grijpen aan de rand van het kleinste deel van een driedelig bed. Hij klampte zich eraan vast niet wetende dat
dit zijn redding zou betekenen. Dat stuk bed bleef drijven en met een enorme vaart dreef Jan van de Barnat af langs de houtzagerij van Mosselman en verder tot het huis van Thomas de Gast aan het Korteweegje. Doch de kracht van het water sleurde de 28-jarige jongeman met het bedgedeelte nog verder mee tot aan de Oudelandsedijk ongeveer vierhonderd meter van het spulletje van zijn oom Arend Slinger. Dat boerderijtje droeg als bijnaam: de Spieker. Onmiddellijk sleepte Jan het stuk bed hoger op de dijk want dat wilde hij op dat moment voor geen goud missen. Dichtbij hem was intussen een stuk dak aangespoeld waarop Hans Gebraad met zijn vrouw Sietje van
Heemst op zaten. Gebraad probeerde met grote moeite de dijk op te komen met zijn vrouw in de armen. Zij bleek een been te hebben gebroken. "Ben jij Jan Slinger?" was het eerste wat Gebraad vroeg.
Tot een gesprek kon het tussen de dorpsgenoten eigenhjk niet komen na zo'n levensgevaarüjke verplaatsing door het snel stromende water waarin geen eigen koers te bepalen viel. Alle drie zochten wat beschutting achter een kist die daar
ergens stond. Daar bleven zij een paar uur zitten wachten tot het begon te dagen. De mannen spraken met elkaar af dat Jan naar 'de Spieker' zou gaan lopen om hulp te vragen. Maar hij bleef zitten waar hij zat. Een poosje later zei Gebraad: "joe zou toch naer de Spieker gaen!"
Jan kon echter zonder hulp niet overeind komen maar toen Gebraad hem overeind had getrokken ging het wel. Toen kon Jan weer lopen. Bij zijn oom Arend aangekomen bleek dat die famiüe weinig van de Ramp had gemerkt.
Arend Slinger was gehuwd met Geertje Vroegindeweij. Ze hadden drie kinderen: Hans, Annie en Anske. Het was op dat gedeelte van de Oudelandsedijk al gauw een zenuwachtig heen en weer geloop. Verscheidene famihes waren daar terecht gekomen, zochten en vonden onderdak. Koeien en paarden voor zover die nog uit de stallen konden worden gehaald werden op de dijk los gelaten.
Op het laatst van de middag gingen echter veel mensen naar het wat hoger gelegen gedeelte van de Oudelandsedijk waar het boerderijtje stond van de weduwe Antje Slinger-Ottevanger die daar met haar dochter Aagje woonde.
Hans de Boed met zijn gezin, vrouw Nijland met haar kinderen. Jan Slinger zelf en niet te vergeten Hans Gebraad met zijn gewonde vrouw Sietje die hij in een kruiwagen moest vervoeren, zij allen kwamen bij tante Antje terecht.
Vrouw Gebraad leed heel veel pijn. Daar zaten zij, aan alle kanten omringd door het water op een dijk die in 1420 moet zijn aangelegd.
De volgende dag, 2 februari, landde ter hoogte van het spulletje van de weduwe Slinger een watervUegtuig. De bemanning
had de opdracht gekregen uitsluitend gewonde personen uit het Rampgebied naar hun basis Valkenburg te vervoeren. Vrouw Gebraad wilde aUeen meegaan als haar man ook mee mocht. Maar dat kon niet. Gelukkig kwam er een tweede watervliegtuig en daar kon het echtpaar Gebraad wel samen in. Jan had een grote bloedblein aan zijn voet en moest van de hulpverleners mee, ook al vond hij het zelf erg overdreven. Zonder dat Jan maar iets af wist van het verdere verloop betreffende zijn familie verliet hij Flakkee.
Bij een bloemenkoopman in de Haarlemmerstraat te Leiden werd Jan onderdak aangeboden. Maar na één nacht wilde hij al vertrekken. De mensen voelden zich diep teleurgesteld. Zij zeiden: "nu kunnen we hulp bieden aan iemand uit het Rampgebied en nu ga je al weg..." Een dochter van de koopman bracht de Flakkeeënaar naar het station van Leiden. Jan wilde naar zijn zuster Anna die in Winsum woonde. Zonder treinkaartje bereikte hij Groningen en reisde vandaar met een boemeltje naar Winsum. Daar stond zijn zwager Ab Brouwer hem op te wachten. Die ging telkens naar het station om te kijken of er al familieleden uit Nieuwe Tonge waren aangekomen. Men had immers geen idee hoe de toestand daar was. Hun verwachting op dit punt was groot. Er ging in die dagen een golf van medeleven door heel Nederland en daar buiten. Ze gingen eerst naar het huis van Brouwer. Daar zou Jan alles kunnen vertellen. Maar wat wist hij te vertellen? Dat zijn vader Marias Shnger verdronken was en op ongeveer dezelfde plaats was aangespoeld waar Jan met zijn bed tegen het dijktalud was neergeworpen? Dat feit was wel bekend bij zijn oom Arend. Die had het stoffelijk overschot van Marias aan de dijk al zien hggen, doch had dit met reden verzwegen toen Jan nog op de Oudelandsedijk was. Zijn oom was bang geweest voor hysterie of paniek en die mocht in geen geval ontstaan! En van zijn moeder, zijn broer en zijn twee zusjes wist hij ook niets. Een dag of wat later kwam Jan Klapmuts,
oud-ingezetene van Nieuwe Tonge, bij Jan Shnger informeren hoe of het was in zijn geboortedorp. Klapmuts was koster van de Ned. Herv. kerk in Pieterburen (en later in Sommelsdijk). Hoe wist Klapmuts nu dat Jan in Winsum verbleef?
Geen idee. Maar er viel geen informatie te verschaffen behalve dan het verhaal van zijn eigen wonderbaarlijke belevenissen. Elke dag hing bij het gemeentehuis van Winsum een lijst met namen van slachtoffers die in het Rampgebied waren omgekomen. Zij gingen natuurlijk steeds kijken maar de naam van Slinger ontbrak voortdurend. Op zulke momenten ontstonden er bepaalde gedachten die nieuwe hoop gaven. Men ging veronderstellen. Echter net voor Pasen van 1953 kreeg de famiüe Slinger bericht van de politie uit Zuidbroek dat hun broer Hans 'gevonden' was. Zij reisden subiet naar Nieuwe Tonge. Maar het stoffelijk overschot van de bijna 30-jarige Johannes Jan Shnger werd begraven in het Massagraf van Oude Tonge. Daarvoor was reeds de 52-jarige Marias Shnger, de vader van het gezin, ook begraven en vond de 50-jarige moeder Pietertje Breur eveneens haar laatste rustplaats. De 21-jarige Aimetje Slinger is eerst op de Algemene Begraafplaats te Dirksland ter aarde besteld doch is later herbegraven in het Massagraf te Oude Tonge, dicht bij haar ouders en broer. Dan blijft er nog een vraag over; een pijnlijke.
Welk lot trof de 7-jarige Pietertje Maria? Het jongste kind van de familie Marias Slinger werd Nellie genoemd. Zij was een nakomertje. Waarschijnlijk behoort dit arme schepsel tot de niet-geïdentificeerde kinderen die ook aan de schoot der aarde te Oude Tonge werden toevertrouwd. De Ramp van 1953 heeft bij de bevolking van Nieuwe Tonge en van zoveel andere dorpen diepe sporen nagelaten. De wonderen zijn geheeld maar de vele httekens die overgebleven zijn doen bij aanraking na vijftig jaar nog evenveel pijn.
Jan Slinger is gehuwd met Jannetje van der Weide uit Middelhamis. Zij wonen in de Generaal Snijdersstraat van Nieuwe Tonge.
P.S. Ondergetekende heeft het twijfelachtige genoegen gehad, enige weken in 1949 met Hans Slinger op dezelfde zaal te hebben gelegen in het ziekenhuis van Dirksland.
Voorts is in deel 7 de naam genoemd van mevrouw Kas. Dit moet echter zijn mevrouw Kats. Een opmerkzame lezeres maakte hier melding van. (wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 2002
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's