Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Ramp van 1953

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Ramp van 1953

12 minuten leestijd

Telkens weer leiden de sporen terug naar de Julianastraat van Oude Tonge. In die straat werd in de Rampnacht zoveel ellende veroorzaakt dat die bij de bevolking ook buiten de gemeente Oude Tonge na het bekend worden van de harde feiten, een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten. Al mogen herinneringen in de loop der jaren iets vervagen, geheel uitgewist worden kunnen ze niet. Zolang er mensen leven die de verschrikkelijke Ramp meegemaakt en de Ramp dus hebben overleefd, bestaan deze herinneringen en kunnen ze (vaak alsnog) worden opgetekend. Het aantal mensen dat er nu nog over kan vertellen wordt echter steeds kleiner totdat alleen het geschreven woord is overgebleven voor het nageslacht. Dan zal het vreselijke gebeuren slechts tot de geschiedenis gaan behoren. Hieronder een tweetal fragmenten uit de Julianastraat.

Gerrit C. de Korte was gehuwd met Pieternella Quist. Zij hadden vier kinderen: Kommertje, Abraham, Ina en Nelly. Hel, gezin De Korte woonde in de Julianastraat op nummer 26. Dochter Kommertje was al gehuwd met Simon du Pree en woonde in Bolnes. Gerrit de Korte was eerst beurtschippersknecht geweest bij de familie Oomens, daarna was hij stoker op de gasfabriek aan de Heerendijk. Zoon Bram was op die zaterdagavond de 31e januari met een groepje jongens in het dorp naar de film geweest. Om een uur of half elf ging hij naar huis. In de nanacht rond vier uur werd Gerrit de Korte wakker door klokgelui. Hij kleedde zich aan en liep naar het dorp. Ook deze man wilde eerst ergens gaan kijken hoe gevaarlijk de toestand eigenlijk wel was. Doch na een paar honderd meter te hebben gelopen riep iemand: "Gerrit, ga maar gauw terug naar je vrouw en kinderen, want het water komt al over de dijken heen!" Gerrit keerde zich om. Voordat hij terug naar huis liep ging hij eerst nog naar het adres Julianastraat 64 waar zijn schoonouders Abraham Quist en Neeltje van Vliet woonden. Gerrit kon roepen wat hij wilde, maar er volgde geen reactie. Dan zullen de oudjes, zij waren rond de zeventig, wel bij Abraham Hagens in de Emmastraat zijn, dacht De Korte. Daar waren zij vaak op bezoek, want ook Hagens was een schoonzoon van Quist.

Thuis gekomen begon men met zoveel mogelijk spullen in veiligheid te brengen. Zo werd de linnenkast met de rugzijde op tafel gelegd. Ook bij de familie De Korte ging men uit van een waterhoogte die zo ongeveer bereikt was met het moedwillig onder water zetten van ongeveer half Flakkee in het oorlogsjaar 1944. Merkwaardig is het steeds weer dezelfde gedachte daarover te horen en ook is het zo merkwaardig te noemen dat men over het algemeen eerst wilde gaan kijken voordat de golven werkelijk kwamen aanrollen. En het water kwam!

Nog gauw werd er een emmertje drinkwater mee naar boven genomen en een petroleumstelletje. Op het gedeelte van de Julianastraat waar de familie De Korte woonde stonden drie blokjes van vijf woningen. Boven op zolder hadden zij uitzicht door de aanwezigheid van een dakkapel. Het raam ervan werd uit de sponningen getrokken en door het open gat van de koekoek hoorden zij Jo de Vos roepen dat op het eind van de straat de huizen ineen stortten.

De Vos woonde tegenover hen en zijn geroep hield voor De Korte in feite een waarschuwing in om de woning zo gauw mogelijk te verlaten en proberen het dak op te komen, voordat ook hun huis zou instorten. De familie De Korte klom uit de woning en klauterde over het dak naar de buren. Daar woonde Kee van Vliet met haar dochter Lena die gehuwd was met Jacob Vogel. Dat echtpaar had twee jongens. Jan van zestien en Wim van driejaar oud. Van de andere kant kwam Arie Goemaat over het dak naar buurvrouw Van Vliet aangelopen. Alles gebeurde in het donker. De kracht van de stormwind kon een mens met gemak van het dak blazen zodat de omringende gevaren bijzonder groot waren nog afgezien van de kracht van het water zelf dat met overstromingen van enige importantie altijd veel mensenlevens had geëist. Een groot stuk zolder van een ingestorte woning dreef langszij het huis van Van Vliet. In rap tempo sprong de een na de ander die op het dak van het nog amper overeind gebleven huis te samen waren gekomen op het vlot. Hoe donker het ook was en hoe wankel het vlot toch waagde ieder, gedreven door de nood waarin zij verkeerden, de sprong. De levende last op het vlot telde elf personen. Och heden, het vlot brak in twee delen uiteen. Jan Vogel met Arie Goemaat, moeder De Korte met haar dochter Nelly onder andere stonden op het ene gedeelte en op het andere deel stond Bram de Korte. Het eerst zag hij zijn zusje Ina, greep haar vast en trok haar uit de drijvende massa het vlot op. Snel handelen was geboden. Bram trok gauw zijn nieuwe jas uit en wierp die in de richting van zijn vader terwijl hij zelf aan een mouw vasthield. Zijn vader kon de jas net vastgrijpen waardoor de zoon in staat was hem naar het vlot toe te trekken. Zwemmen was onmogelijk. Al het drijvend materiaal verhinderde om zelfs maar één schoolslag uit te voeren. Veeleer zou men aan drijvende schotsen kunnen denken die zich met de stroom laten meevoeren. Alle elf personen die zich op het in tweeën gebroken vlot bevonden, zijn aangespoeld aan de achterkant van de Emmastraat. Ze kwamen terecht op het platte dak van een aanbouwsel dat tegen de woning van Marien Osseweijer was gebouwd. Ook hier, bij Marien Osseweijer werden de doornatte dorpsbewoners met open armen ontvangen net als bij Arjaan Osseweijer in de Nieuwstraat (zie deel 22). Marien Osseweijer en zijn vrouw haalden de kast leeg en alles aan kleding wat paste of niet paste werd uitgedeeld aan de hulpbehoevenden. Hun zoon Jaap en dochter Corry hielpen zo veel mogelijk. De Emmastraat werd het allereerste toevluchtsoord voor de overvallen bewoners van de Julianastraat. De hele groep verbleef die zondag en de daarop volgende nacht bij de familie Osseweijer. De hele zondag door waren Piet van den Ouden en Bas Koert bezig geweest om mensen vanuit de half vernietigde Julianastraat veilig over te brengen naar de Emmastraat. Bij deze reddingsactie is niemand verdronken. Over dat soort reddingswerkzaamheden hoop ik binnenkort meer te verhalen.

's Maandagsochtends rond twaalf uur verscheen de al vaker genoemde 'Modderleeuw' met als bemanningslid Aren Stander en enige andere mannen. Stander legde de schuit aan de voorkant van ide woning van Osseweijer. De vreugde was uiteraard groot op het moment dat iedereen kon instappen. De kinderen gingen zitten en de volwassenen bleven staan. Onderweg zagen ze de verschrikkelijke beelden van beschadigde en verwoeste huizen. Dat temperde de vreugde waarmee zij de redding hadden begroet. Het varen ging in matig tempo en de route liep door de bekende straten tot aan de plaats in de Voorstraat waar de boot niet verder varen kon.

De familie Gerrit de Korte trok met vijf personen in bij Pieter Quist die op de Kaai woonde. Deze man was een oom van Pieternella Quist, de vrouw van Gerrit. Daar zijn ze tot woensdag gebleven en vertrokken per schip naar Dintel Sas. Van die plaats werd in een dichte vrachtwagen koers gezet naar de Veehallen te 's Hertogenbosch. In de laadruimte stonden bankjes en lege veilingkisten die dienst deden als zitplaats. De familie De Korte werd ondergebracht bij de familie Huveneers in Den Bosch. Lang is men daar niet gebleven. Gerrit de Korte ging met zijn vrouw en twee dochters naar Mattheus de Korte die in Bleiswijk woonde. Bram die toen zeventien jaar was vertrok naar zijn zuster Kommertje in Bolnes. Bram leerde op de Ambachtschool in Middelharnis voor automonteur. In Bolnes werd hij op een identieke school direkt als leerling ingeschreven en haalde op die school na enige weken het voor hem zo begeerde diploma. Zijn vader keerde al gauw terug naar Oude Tonge en werd ingeschakeld bij de vele opruimingswerkzaamheden die in het zo vreselijk getroffen Oude Tonge moesten worden verricht. Bram was begin april ook op Flakkee. Van zijn vader had hij te horen gekregen om maar eens te gaan zoeken in de ruïne van hun huis. Wellicht viel er nog wat waardevols te vinden. "Je moet vooral zoeken in de buurt waar de kelder heeft gestaan", had zijn vader hem geadviseerd. En jawel hoor! Bram vond nog zo'n vijftien onbeschadigde weckflessen met vlees van de keu als inhoud. In mei 1953 kon de familie van Gerrit de Korte verhuizen naar Bram Hagens de melkboer uit de Emmastraat. Het jaar daarop, in februari kreeg De Korte een huis toegewezen aan de Willemstraat 21 te Oude Tonge.

Zoon Bram had dus een diploma automonteur op zak. Dat had hij bepaald niet voor niks gehaald. Hij oefende dat beroep gedurende 35 jaar uit bij het voor Goeree-Overflakkee zeer belangrijke vervoersbedrijf Van Rumpt Internationaal Transportbedrijf B.V te Stad aan 't Haringvliet. Bram de Korte is gehuwd met Janny Knops (zie deel 22).

Slechts één huis

Aan de buitenkant van de Julianastraat werden in die onvergetelijke nacht van 31 januari op 1 februari door een vloedgolf alle woningen tot een ruïne in stukken en brokken geslagen, behalve één huis. Dat was de vrijstaande woning nummer 68. De eigenaar ervan was Arie van Zanten die daar samen met zijn dochter Jo in woonde. Vrouw Van Zanten was al overleden. Iets meer landinwaarts stond het kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente (thans Julianastraat 43). Oorspronkelijk was het kerkgebouw een schuur geweest maar is evenzo overeind blijven staan. In de Rampnacht werd Van Zanten wakker. Hij meende vreemde geluiden te horen waarvan hij de herkomst niet kon bepalen. Van Zanten wilde de trap afgaan om beneden te gaan kijken maar tot zijn schrik zag hij het water al binnen in de woning staan. Daarom achtte hij het verstandiger om boven te blijven. Hij wekte zijn dochter Jo. Wat moesten ze nu doen? Ze konden niets anders doen dan afwachten en zijn daarom maar op de rand van het ledikant gaan zitten. Het water bleef stijgen maar het kwam gelukkig niet op de zolder te staan.

Telkens vroegen ze zich af of het water wilde gaan zakken, maar het water zou pas met de eerste eb, na het ongenadig verlopen springtij, naar zee terug kunnen vloeien door de grote gaten die door datzelfde water overal in de dijken waren geslagen. Er zat niets anders op, de hele dag zouden ze op de zolder moeten verblijven. Van Zanten had door het dakraam gezien dat er ontzettend veel in de naaste omgeving was vernield.

Ook zijn dochter wierp een blik door het dakraam en zij vreesde het ergste! Het kon niet anders zijn dan dat er vele slachtoffers zouden zijn gevallen. Ook onder het vee. Zo nu en dan namen ze een slokje water uit de warmwaterkruik die in het verleden tijdens de wintermaanden veel werd gebruikt als middel tegen koude voeten tussen de frisse bedlakens.

Later kwamen zij te horen dat hun 81- jarige buurvrouw Maatje van der Veer- Polder was verdronken. Haar man Leen van der Veer zou worden gered. Zij hadden gewoond in de Julianastraat op nummer 66. Daarnaast op 64 woonde Abraham Quist met zijn vrouw Neeltje van Vliet. Deze mensen waren niet van huis gegaan zoals door één van hun schoonzoons verondersteld was wat hiervoor in deze aflevering staat aangegeven. De beide echtelieden zijn in die vreselijke nacht omgekomen.

Van Zanten met zijn dochter moesten ook de tweede rampnacht boven blijven. Zij waren niet de enigen en dat begrepen ze ook wel. Hoeveel mensen in Oude Tonge zouden ook in die nacht zich door het water opnieuw bedreigd hebben gevoeld. Het watergeweld van de vorige nacht lag nog zo vers in het geheugen dat er van slapen weinig terecht kon komen. Men besefte ook maar al te goed dat de doorgebroken dijken helemaal geen bescherming meer konden bieden. Maar ook deze nachtelijke uren tikten voorbij. Vader en dochter op de zolder van Julianastraat 68 probeerden elkaar moed in te spreken. Vandaag zullen we wel worden gered, dachten zij. "Laten wij voor de laatste keer onze knieën buigen voor de Almachtige en Hem smeken om gered te mogen worden", sprak de vader in een gevoel van algehele afhankelijkheid.

Een hele poos later klonk er in de straat geroep van mannen. De redding was nabij! De 'Modderleeuw" kwam aangevaren met aan boord Job van Gurp. Daan van Kempen en Johan van der Vliet. De laatste was schipper van beroep. Deze mannen manoeuvreerden de platte boot langszij en de Van Zantens konden instappen. Even verderop werd met dezelfde vaart ook de weduwe Barnard en haar dochter opgehaald. Op de Voorstraat aangekomen droegen de mannen op hun rug de uit hun huis verdreven dorpsgenoten naar het cafee van Karel van de Tonnekreek. Hoe vaak is in deze serie dit café en de exploitant ervan niet genoemd? Altijd in gunstige zin! Wij mogen daar nu nog wel dankbaar voor zijn. Bij Karel werden zij onthaald met een beker koffie en een beker pap. Het was daar overal een grote drukte en er was veel gejammer.

Arie van Zanten met zijn dochter Jo kregen onderdak bij Willem Breeman die op de Molendijk een fietsenzaak had. Men zat daar op een gegeven moment met dertig mensen in de huiskamer boven de werkplaats annex winkel. Tot vrijdag duurde hun verblijf bij de gastvrije familie Breeman. Op die dag voer Ruth van Zanten met zijn schip een speciaal reisje met familie en naaste verwanten onder wie de familie Arie van Zanten en de familie Les. De reis voer regelrecht naar Aalburg waar zij die vrijdag in de middag arriveerden. Van Zanten kwam terecht bij veehouder Van Wijk. Tot ongeveer half maart bleef Van Zanten daar en heeft zich op het bedrijf met hand en spandiensten verdienstelijk gemaakt. Na die tijd reisde hij naar Oude Tonge terug. Van Zanten bezat in Oude Tonge tien gemeten land. Dat land viel in 1953 niet te bewerken. Deze kleinlandbouwer heeft zich aangesloten bij de Bergingsploeg en assisteerde bij het zoeken naar slachtoffers. Tevens werd er naar waardevolle voorwerpen gezocht. Als er iets gevonden werd, werd dat nauwkeurig omschreven door een politieman die bij het zoeken altijd aanwezig was. Jo van Zanten heeft na enige tijd Aalburg verlaten. Samen met haar vader vonden ze onderdak bij Klaas Groenendijk, die gehuwd was met Lena Stoutjesdijk, een tante van Jo. Die woonden in de Ringstraat van Sommelsdijk. Daarna hebben zij vier jaar lang boven bij de weduwe Van Erkel in de Dirk Bosstraat van Middelharnis gewoond. De weduwe heeft gehuild toen de beide evacué's vertrokken. Jo wilde niet meer terug naar Oude Tonge en zeker niet toen hun huis moest worden afgebroken. Jo van Zanten woont thans op het burgemeester Bouwmanplein te Middelharnis. Haar vader is inmiddels overleden. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 2002

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's

De Ramp van 1953

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 2002

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's