Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oude­Tonge, eind 20­er jaren van de vorige eeuw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oude­Tonge, eind 20­er jaren van de vorige eeuw

Dorpse Gebeurens (slot)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

We gaan weer terug naar de afrit aan de Zuiddijk. Aan de rechterkant in het eerste huis woonde het oude Baakje met zoon Adriaan, die ­ zoals hij de jeugd probeerde wijs te maken ­ kon toveren. Dan mompelde hij allerlei geheime woorden tot hij er zelf niet meer uit kon komen, lachte dan maar eens en zei: "als jullie zo strak naar mij kijken, lukt het natuurlijk nooit". Dan maakte hij met gekruiste vingers een beweging over je hoofd en dan kon je in een kikker of iets anders veranderen, wat natuurlijk met lukte. Hij zei dan: "ik heb je nog gewaarschuwd; je kijkt te strak naar mij!".

Daarnaast woonde Oudzegel, een arm gezin omdat de man niet in staat was om te werken. Dan kwam je bij Piet Salie en Hansje 't Hart. Piet dreef een winkeltje en Hans had nog zijn scheepje, een tjalk waar hij samen met zoon Cor nog wat mee probeerde te verdienen, wat heel slecht lukte. Gelukkig voor hen ging het niet de kant op van Jan Knaape, ook al kwam tóch het bewuste bosje stro aan het roer of aan de helmstok te zitten.

Daarnaast woonde Job Prince, een man met een hoekje land waar hij schijnbaar goed van kon bestaan. Dan een woonhuis met een boerenschuur eraan gebouwd. Daar woonde Kees van Peperstraten. "Veel land had hij met, maar hij deed veel loonwerk bij de kleine scharrelaars, wat toch niet zo goed betaalde. Hij moest, net als zijn voorganger Arie Klem, de boel aan een ander overlaten. Dan iets naar achteren stond het huis van

Dan iets naar achteren stond het huis van Dirk Prince, ook al een kleine wroeter in een hoekje land en dan nog meer naar achteren het huis en de molen van de familie De Laat, bestaande uir de twee broers Hen en Piet en hun zuster Kee, die wijkverpleegster was voor het Wit­Gele Kruis. Op een nacht is de molen uitgebrand. Zij die er bij geweest waren zeiden dat het een fantastisch mooi gezicht was maar wel gevaarlijk toen de wieken begonnen te draaien: die konden immers alle kanten opvliegen. (Maar als ik nu lieg doe ik het m commissie, want ik weet dit alleen van horen zeggen.) Verder stonden er aan die kant nog maar een

paar huizen, nogal ver uiteen. In het ene woonde Teun van Noord, een loonwerker die broer Daan van Noord in had wonen. Die liep nogal mank, maar dat verhinderde hem niet om op zondagmiddag samen met Adriaan Baak en Jantje Droger de schoenmaker nog lange wandelingen te maken. Dan nog Leen Quist en dan waarschijnlijk de familie Van Biert, want Alida van Biert kende iedereen wel, dacht ik. Dat was het toen wel aan die kant van de dijk.

We gaan maar terug naar het machinehaventje, waar als eerste aan de linkerkant Adriaan van Noord met zeven zonen woonde en die een spint land had. Daarnaast Piet de Vos, die een beetje meer land had en dan ïüijn Bruinse, die eenmaal per jaar het geld van de volkstuintjes inde die aan de andere kant van de dijk lagen en eigendom waren van de gebroeders Soldaat uit Middelhamis of Sommelsdijk. Wat die man verder nog deed zou ik niet meer kunnen zeggen.

Dan een open smkje met twee opritten en daarna een blokje huizen van, dacht ik, vijf huizen waar in het eerste de familie Boom woonde. Van de rest weet ik niet veel meer dan Aai Los, de schipper van 'de Modderleeuw', zoals de platte bak werd genoemd waarmee de Kaai werd uitgebaggerd. Het is hem wel eens gebeurd dat hij 's avonds in het donker de schuit aan het volbaggeren was en dat er iemand de plee­emmer kwam legen, net op de plaats waar Aai aan het baggeren was. Het zal je maar gebeuren: sta je jezelf voor de hele gemeenschap uit te sloven en dan krijg je als dank juist stront over je heen!

Even verder het huis van Jan van Noord, een scharrelaar met wat land en een paar melkkoetjes. Dan Hein van Noord die, behalve een paar gewone koeien ook een melkkoetje had van ene Munters die in het Molenweegje woonde naar men zei, omdat het daar altijd zo gezellig werd gemaakt door de dochters. Ik was toen nog maar klein en begreep dat allemaal nog niet zo. Na deze familie, iets verderop, twee huisjes waar in het eerste Frans van Peperstraten woonde, die een houten been had; dat had hij opgelopen door op het openliggende ronsel van één van een dorsmachines te stappen. Daarnaast Leen Holleman, die met een vrachtauto de kost probeerde te verdienen. Zijn zoon Jan zat dan vaak achterop de vracht. Jan was een jaar of zestien dacht ik, maar sterker dan zijn vader. Dat werd wel zijn ongeluk, want bezweet als hij dan was van het laden, ging hij achterop de vracht zitten, wat hem een longontsteking bezorgde waaraan hij is overleden. Dan nog Arend van Noord, een klein boertje die ook nog een span paarden kon houden. Een honderd meter verder het huis van Hansje Stoop en dan tot aan de buitendijk rechts woonde nog ene Berkliout. Links was de boerderij van Toon Korteweg en bijna tegen de dijk het huisje van de voorman van de dijkwerkers Jilles Buis, die het orgel in de KathoHeke kerk bespeelde. Dat was de Zuiddijk. We gaan terug naar het Molenwegje. Aan de rechterkant was nog bijna niets, maar Imks was de boerderij van Han Follemans, waar de toen nog Xerxes geheten voetbalclub een veld bespeelde en in de schuur het kleedlokaal had. Dan verder een huisje van Jan Los en de boerderij van Nijsse. Dat was het voorste deel links.

Dan een heel stuk verder begon de bebouwing weer. Alleen aan de rechterkant was nog het huis van Crisje Osseweijer, een commissionair in veldvruchten. Het eerste huis aan de linkerkant werd door Willem Berkhof bewoond. Dan had je Kees Meijer, daarnaast Simon Breeman, dan een slop en nog een blokje van drie huizen. Van het eerste weet ik het niet meer, maai' in het tweede woonde de weduwe Quist, die haar zoon Piet in had wonen met twee zoontjes. Piet's vrouw was overleden en hij had in de Kerkstraat een schuur waar zijn paarden gestald waren. Daarnaast Gerrit Munters, van de melkkoe van Hein van Noord, die met wat land aan de kost kwam. Dan het huis met schuur van Krijn de Looze, die voor het gemak maar Loosje werd genoemd, ook al een kleine boer, en dan op het hoekje Peet van Markensteijn, de zoon van Piet waar ik mijn verhaal mee begon. Hij hield wat koetjes en bewerkte het land van zijn vader. Dan iets verder de weduwe Van Maurik met

Dan iets verder de weduwe Van Maurik met twee dochters, die met werken voor Jan en alleman aan de kost kwamen. Daarnaast Adriaan de Been, die met zijn schoonvader Teeuwje Munters als kleine boer aan de kost kwam. En dan nog op het hoekje van wat ik maar het Dreefje zal noemen (ik weet er geen andere naam van) woonden samen in één huis Bas, Pietje en hun zuster Piet Kar dux die ­ net als zovelen ­ met een spint land aan de kost kwamen. Alleen Pieije werkte nogal eens bij Van Schelven op de molen. Broer Bas was daar te fijn voor gebouwd, al kon Pietje twee keer m hem omdraaien. Als er wat te dragen viel, zei Bas: "laat die jongen dat maar doen". Een eindje verder stonden twee huizen, waar in het ene Piet Munters woonde en naast hem zijn eigen moeder of zijn schoonmoeder, dat is mij nooit duidelijk geweest. Nog een beetje verder één huisje waar Nans uf Nardis van Kampen woonde. Ook zijn naam heb ik nooit zeker geweten, evenals hoe hij aan de kost kwam. Misschien wel door zijn dochters bij verschillende boeren te laten werken.

Dan terug aan de andere kant. Daar woonde in het eerste huis Willem van der Veer, ook al de bewerker van een hoekje land, zoals ook zijn buurman Kees Osseweijer. Daarnaast Dingeman Kamp, die er ook nog een paar koeien bij hield. Het waren daar allemaal kleine boertjes.

Dan kwam de weduwe Hartman, die net als haar buurman ook met een paar koetjes erbij rondscharrelde. Dan het huis van De Vos. Diens zonen Willem en Kees waren in de tijd waar ik over schrijf net begonnen met hun vrachtautobedrijf en lieten het land voor wat het was. Dan had je Jan Kievit, beter bekend als Jan van Lieven, een kleine scharrelaar, evnals de anderen daar. Dan nog op het hoekje de weduwe Van Noord. Zij had (misschien was het haar broer) Ko van den Berg inwonen, die als de tijd daar was, controle hield over het naleven van het spioeien tegen de Coloradokever. Als we dan linksaf de oprit opgaan, komen

Als we dan linksaf de oprit opgaan, komen we bij Reinier Krouwer die net als bijna alle mensen daar in die buurt van de landbouw leefde. Eén man in die buurt had een ander beroep: Dorus Winkels. Hij was de doodgraver van de Katholieken. Maar hiervan bestaan kon Dorus niet, dus was hij ook bij verschillende boeren werkzaam. Even verder woonde Hans Osseweijer, maar dan zijn we al aan de dijk die de polder ingaat en waar iets verder de stank je al tegemoet kwam. Daar woonde Dries Schouwenaar, Vandaaruit liep er nog een dreefje het land in, waar gebouwd werd en waar later de familie Jochems in het eerste huis woonde. Dan nog een paiu­ kleine boerenspuUetjes die zo snel en vaak van bewoners wisselden dat ik daar alleen nog Leen van Gurp van kan noemen; die heeft er wel het langst gewoond.

We kunnen nu weer teruggaan, bij Reinier Pollemans het oprel af naar de Oude­Tongse Langeweg, richting Nieuwe­Tonge, Daarmee ben ik aan het eind van mijn verhaal iioe Oude­Tonge er in de jaren 1927 t/m 1930 zo ongeveer uitzag. Ik zal er hier en daar we\ eens naast hebben gezeten, maar ik denk met dat dit veel zal zijn geweest. Ook heb ik wel eens namen van mensen die er toen wél woonden niet hebben genoemd, eenvoudig omdat ze niet in mij opkwamen of dat die mensen destijds niet al te zeer opvielen Hoe dan ook heb ik er naar mijn beste weten over verteld. De toen zogenoemde 'scheldnamen' waren eigenlijk maar bijnamen en waren uiteraard niet beledigend, maar wel ter onderscheiding bedoeld. Anders had ik immers ook die van onszelf niet genoemd

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 2002

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's

Oude­Tonge, eind 20­er jaren van de vorige eeuw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 2002

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's