Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Ramp van 1953

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Ramp van 1953

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zaterdag 31 januari 1953 fietsten twee jonge mensen, een jongen en een meisje van Nieuwe Tonge naar Oude Tonge. De hevige storm blies in één ruk het jonge stel over de weg van het ene dorp naar het andere. Ze hebben dan ook niet hoeven te trappen! Of het deze twee mensen altijd zo voor de wind zou gaan zou de toekomst uitwijzen. De eerst komende nacht in elk geval niet.

Cornells van de Tonnekreek was de jongen en Lcnie van Helden het meisje. Zij zouden allebei bij de moeder van Cor blijven slapen want terug peddelen naar Nieuwe Tonge was zelfs voor de sterkste man ter wereld onmogelijk! Thuis bij moeder Marina van Sint Annaland, wonende op de Molendijk van Oude Tonge ging later op de avond iedereen naar bed. Ook broer Jaap en zus Marina van de Tonnekreek die thuis waren. Cor was schippersknecht bij Piet van Walem uit Vreeswijk. Hij voer op de 'Volharding' en was een weekendje thuis. In die ellendige nacht werden ook /ij gewekt door lawaai op straat. Het opstaan en aankleden nam weinig tijd in beslag Beneden aan de achterkant van de dijkwoning stond het water al tot kniehoogte. Even later kwam Teeuw Luijendijk met zijn vader en moeder ploeterend door het steeds stijgende water naar de woning van Van de Tonnekreek. Ze hadden hun huis in de zogenoemde 'Luchtbal' verlaten en waren naar de Molendijk gevlucht waar zij maar net op tijd naar binnen konden komen! Deze mensen waren de eerste vluchtelingen die bij Cor zijn moeder in de vroege uren van de rampdag een schuilplaats zochten en er zouden nog enkele tientallen volgen. Maar Cor ging naar buiten. Aan de slag! Achterlangs zijn woonhuis liep de Schoolstraat. Tegenover de plaats waar hij woonde zag hij verscheidene mensen op het dak van hun woning. Ze waren door de dakramen op het dak gekomen en hadden dringend hulp nodig. De afstand tussen hun woningen en die van de Molendijk was niet erg groot maar hoe moest die afstand worden overbrugd? Cor kwam op het idee de vlaggenstok die bij kruidenier Van der Made een vaste plaats had, te gebruiken. Die stok was naar schatting lang en sterk genoeg. Met Teeuw Luijendijk ging hij naar Van der Made en met zijn drieën hebben ze de vlaggenstok uit de houder kunnen krijgen. Door de voordeur, de gang en een raam van het huis moest het lange gevaarte worden heen gedragen om tenslotte de top ervan op het dak van de tegenover staande huizen te plaatsen. Dat kon nel, "het was alsof 'ie er voor gemaakt was", zei Cor. Het water stond tot aan de dakgoot van de huizen waarop de bewoners in de stormwind zaten te wachten op redding. Behalve buurman De Been. Die had zich niet door het dakraam weten te wurmen.

Cor van de Tonnekreek, jong en gymnastisch, schuifelde op zijn achterwerk over de vlaggenstok heen en greep met zijn handen voortdurend een stukje vooruit. Om zijn middel was een lang touw gebonden. Toen Cor 'de overkant' bereikt had klom hij op het dak en bond het touw aan één van de schoorstenen vast zodat het ongeveer op een meter afstand boven de ronde vlaggenstok kwam te hangen. Teeuw Luijendijk had het touw in huis bij Cor ook stevig vastgeknoopt. Nu konden de bewoners één voor één het touw vastgrijpen en met het achterwerk over de stok zichzelf voortbewegen over het zoute zeewater dat beneden hen in de straat was biimengestroomd. Mannen, vrouwen en kinderen moesten zichzelf allemaal op deze manier zien te redden! En ze konden het, want een mens in nood kan veel aan. Toen iedereen de merkwaardige overtocht had gehaald was er nog steeds buurman De Been die met zijn hoofd door het dakraam de hele operatie had gadegeslagen. Cor ging op hem af. Hij maakte een gat in het dak zodat de buurman ook uit zijn huis kon klimmen. Zo waren de families Koen Bogerman en Buijs en andere famiUes op de Molendijk aangeland. De huizen die verlaten in het water stonden hebben veel schade opgelopen maar zijn wel overeind blijven staan. Maanden later zag De Been op de Kaai zijn jonge redder lopen. Hij pakte zijn portemonnee en zei: "Corretje als je het niet aanpakt dan...

Nog meer touw

Bij Soomers die een zadelmakerij had en paardentuig verkocht, werden enige rollen touw gehaald. Langs de Schoolstraat stond, meer in de richting van de Langeweg, nog een rijtje huizen. Huizen opgetrokken uit kleine Usselsteentjes. Daar woonden onder andere de familie Adriaan Bogerman (een broer van Koen), de fami- Ue Hameete en de famiUe Joh. Pieterse. Dat rijtje huizen stond aanmerkelijk verder van de Molendijk af en deze afstand viel dus niet met de vlaggenstok te overbruggen. Wat dan? Boten of bootjes waren op dat tijdstip nog niet beschikbaar. Dan maar proberen een touw te werpen naar de mensen die allemaal op de daken waren gevlucht. De bedoeling was goed, maar de tegenkrachten van de gierende stormwind verhinderden de uitvoering van deze bedoehng. De toegestroomde mensen op de dijk stonden allemaal machteloos toe te zien behalve één. Dat was Cor van de Tonnekreek! Die trok zijn kleren uit, bond een nieuw touw om zijn middel en sprong als een kikker in het golvende water. Op de wal stonden Koen Bogerman en Teeuw Luijendijk aan het touw dat zij in het juiste tempo heten vieren. Het zwemmen was lang niet gemakkeüjk. Afgezien van de zeer lage temperatuur van het water kon de twintig-j arige Oude Tongenaar amper zijn slagen nemen vanwege het drijvend materiaal dat hem nog een lichte verwonding toebracht bovendien. Maar de schippersknecht bereikte onder veel bekijks de kleine woningen van de Schoolstraat en klom op het dak van één ervan om opnieuw een touw aan een schoorsteen te bevestigen. De stormwind koelde zijn lichaam tamelijk af, doch daar lette hij niet op.

Via de dakgoot verliet Cor half ploeterend half zwemmend de woning die tot bijna de onderste pannenrij in het water stond. Nauwelijks was hij enige meters van dat huis verwijderd of er dreef een vlot langs hem heen. Dat vlot greep hij vast en klom er op. Ging hij zwemmend er naar toe, varend keerde hij terug. Met behulp van het gespannen touw laveerde hij zich naar de kant. Het vlot werd door anderen overgenomen en verder gebruikt om de bewoners van de Schoolstraat van de daken naar de dijk te brengen. Iedereen was gered. Ongeveer een half uur nadat deze bewoners hun huisje hadden verlaten, stortte het hele rijtje ineen. De reddingsactie was op tijd uitgevoerd. Maar Cor stond daar in zijn onderbroek en kon zoeken wat hij wilde maar zijn kleren waren foetsie! De jongeman liep naar het huis van Piet van Schelven. Daar kreeg hij droge kleren en trok voor de eerste keer in zijn leven een lange onderbroek aan. Cor was geen held maar wel een man waar men van op aan kon, net als Piet van den Ouden en Job van Gurp. Met de platbodem

Met de platbodem

De zondag was nog niet voorbij. Cor bewoog zich door de wriemelende menigte op de Molendijk en de Kaai heen en ontmoette Koos Nijsse de garagehouder. Zij wisten een houten boot te pakken te krijgen die gebruikt werd voor het vissen in het Spui. De boot was of van Fons de Weerd uit het café of van Jan Wielaard de kapper In normale tijden visten zij ermee. (Mijn familie gebruikte ook een dergelijke boot voor het zetten en lichten van fuiken in de polderkreken van Sommelsdijk en noemde die een platboom; bodem). Tijdens de Rampdagen kon die heel goed gebruikt worden voor het varen door de straten om de mensen uit hun in het water staande huizen te halen. Cor en Koos zijn daai- verder de hele dag mee bezig geweest,

's Anderendaags sleepten zij met hulp van anderen een roeiboot uit de Kaai en brachten die naar de Voorstraat die meer en meer als start en landingsplaats ging dienen voor de verschillende soorten vaartuigen. Deze werkzaamheden waren tijdrovend want niet alleen zaten er nog vele mensen op de zolders maar de bootjes konden ook niet snel vooruit komen. "Hadden we maar een buitenboordmotor", sprak een helper heel verlangend. "Daar zegje me wat", reageerde een ander en dacht meteen aan de kappersknecht van Wielaard die een buitenboordmotor in bezit had. Maar de goeie man was met het weekend naar 'de overkant" waar hij woonde. Geen nood (was er geen nood genoeg) dat technisch hulpmiddel werd opgehaald en aan de roeiboot bevestigd. Koos Nijsse had verstand van motoren dus werd hij automatisch de machinist. Cor, Jan Wielaard zelf en nog een vierde man vormden de rest van de bemanning. Zij zetten regeb-echt koers naar de Poterloods aan de Stationsweg waarop een toen nog onbekend aantal mensen in grote nood verkeerde. Maar helaas, op het eind van de Kolfweg kregen de vier mannen verschil van mening. Koos met Cor wilden doorvaren, de andere twee achtten dit vanwege de golfslag onverantwoord. Als compromis werd voorgesteld om eerst de twee minder koene redders ergens in een woning aan de Kolfweg af te zetten en dat dan Koos en Cor naar de Poterloods zouden gaan varen. Volgens Cor had dat ook gekund. Het voorstel werd afgewezen. De boot voer terug en pikte mevrouw Van Dijk op met een grote hond terwijl het in eerste instantie om mensen zou gaan! Cor was hevig verontwaardigd en ontstemd. Aangekomen op de Kaai verliet hij de groep die in een andere samenstelhng eindeüjk koers zette naar de stakkers op de Poterloods. Koos Nijsse bleef de buitenboordmotor bedienen en een drietal anderen gingen mee (zie deel 21).

De dinsdag

Cor was bij zijn vader Karel van de Tonnekreek in het café op de Kaai gaan slapen. Zijn oudere broers Usbrand, Piet en Arend waren er ook. Ze hadden elkaar heel wat te vertellen. Nu was een café toch wel een plaats zoals de naast hen staande kapperszaak waar veel nieuwtjes over de toonbank gingen. Maar wat men nu te horen kreeg was bijna niet te bevatten. Het ene verhaal was nog erger dan het andere. De getuigen van bepaalde gebeurtenissen bezweken soms door de emoties en schrik. Men hielp elkaar, men steunde waar mogelijk was en er ontstond van meet af aan een geweldige saamhorigheid. Eigenlijk voelde iedereen zich slachtoffer. Scheidslijnen tussen bepaalde bevolkingsgroepen vervaagden met het uur Een door de golven verloren ziel het voor heel de gemeenschap van Oude Tonge een leegte achter en die leegte pijnigde ieders hart. Tranen en nog eens tranen vloeiden in het half verdronken dorp. Ook tranen in de cafe's en in de overvolle woningen van de droog gebleven straten.

Er waren inmiddels vele mihtairen in Oude Tonge aangekomen. Ook mariniers waar nu nog de Mariniersweg aan herinnert. Op een gegeven moment lagen er drie onbemande roeiboten van de Marine te dobberen in het water op de Voorstraat. De manschappen waren elders in het dorp. Het waren prachtige boten met vier zitbankjes. Elise boot was voorzien van sterke spanen. Een drietal jongelieden kon de verleiding niet weerstaan om gedrieën in een van de bodems te stappen en op de bankjes plaats te nemen. Daar gingen de stoutmoedigen: Cor, zijn neef Pleun van de Tonnekreek en Piet Ouwens. Ze pakten de roeispanen beet en begonnen een vaartocht dwars door de polder het Oudeland van Oude Tonge.

Nieuwe Tonge was het doel. Hoewel de stormwind zijn krachten had verloren was die overtocht toch wel een waag. Toen ze het tracé van de Langeweg waren genaderd bleven ze dat maar volgen want dat leidde vanzelfsprekend naar Nieuwe Tonge. Hoe groot de afstand precies is' geweest valt moeilijk te bepalen maar tassen de vier ä vijf kilometer is die zeker geweest al zouden die dan moeten worden omgerekend in mijlen, zeermjlen. De 'geleende' boot werd met de dito geleende roeispanen voortbewogen. Vlug ging dit niet maar men hoefde gelukkig geen mensen meer van de zolders te halen of anderszins in moeilijkheden geraakte mede-burgers te redden. De jongemannen waren sterk en beschikten over een goede hchameüjke conditie. Ook al waren ze de dagen ervoor continue in touw geweest om te helpen of te redden waar dat maar kon; ze vertoonden geen tekenen van vermoeidheid. Gevaarlijk was de tocht niet. Ze hoefden niet bang te zijn voor haaien ook al stond het water voor grote vissen diep genoeg boven de verdronken landerijen. Maar waarom gingen ze toch naar Nieuwe Tonge? Was het alleen maar om kond te doen van de verschrikkelijke gebeurtenissen die in hun doip hadden plaatsgevonden en om de famiUe van Lenie van Helden, de vriendin van Cor, gerust te stellen dat zij niets was overkomen? Eigenlijk wel. De verbindingen waren in die dagen

De verbindingen waren in die dagen gewoon slecht. Men wist niets van eikaars ellende. Toen het drietal in Nieuwe Tonge arriveerde zocht Cor meteen de familie Van Helden op. De famiUe had gelukkig geen slachtoffers te betreuren, maar hun huis op de Duivenwaardsedijk was in zijn geheel weggespoeld (zie deel 27). Zij waren natuurlijk blij dat Lenie niets was overkomen want men wist al wel dat de Ramp in Oude Tonge ontzettend veel slachtoffers had geëist evenals dat in Nieuwe Tonge het geval was. Op dat moment werden nog vele mensen vermist. Het oponthoud was kort; de mannen vertrokken huiswaarts. Met ferme slagen slaagden zij erin een wat sneller tempo aan te houden dan op de heenreis. De wind stond nu ook gunstiger Het landschap was veranderd in een zeegezicht. Een zeegezicht met vernielde boerderijen die in geen enkel opzicht de vorm van een schip konden symboUseren. Daar had de storm wel voor gezorgd. De beschadigde en op vele plaatsen doorbroken dijken zou men ook niet op een zeegezicht verwachten maar toch namen ook die enige ruimte in op het denkbeeldige doek.

Na geruime tijd te hebben geroeid zagen ze plotseling twee boten in hun richting aan komen roeien. De mariniers waren op weg om hun vermiste boot te gaan zoeken en waarom ook zij naar Nieuwe Tonge waren afgevaren behoeft geen raadsel te zijn. Klikspanen zullen het ongetwijfeld zijn geweest die de mariniers op de hoogte hebben gebracht van de kwajongensstreek want meer was het niet. De mariniers hadden rustig af kunnen wachten totdat het ondeugende drietal naderbij was gekomen maar zij bleven roeien om de jongens zo gauw mogehjk te pakken te krijgen. Toen ze elkaar waren genaderd ontstond er midden in het Oudeland bijna een mini-zeeslag. Maar de vermanende woorden uit de monden van de militairen maakten weinig indruk op de Oude Tongenaren en tot een echt hjf aan üjf gevecht zou het immers toch niet komen. De drie jongens dropen na aankomst in hun dorp af en de mari niers hadden hun smaldeel weer in zijn oorspronkelijke sterkte.

Evacueren

Zoals zovele Oude Tongenaren moeset ook Cor met zijn famihe evacueren. Eerst per binnenvaartuig naar Dintel Sas en daar vandaan met de bus naar Baarle Nassau waar zij op een camping werden gehuisvest. Ook de familie Gebraad en de familie Vogel kwamen daar terecht. Maar een dag later ging Cor al terug naar Rakkee. Bij Dintel Sas mocht hij echter niet op de veerboot plaatsnemen. Zo'n man niet meer terug naar het half verwoeste eiland? Even later vertrok de boot naar de Galathese Haven bij Ooltgensplaat en wie stapte daar van boord? Cor, hij zette er meteen de pas in want naar Oude Tonge lopen was een behoorlijke afstand. Hij sUep bij zijn vader in het café op de Kaai. De eerste dagen assisteerde hij de mihtairen op zoek naar de Uchamen van slachtoffers. Een werk waarvan hij nu hoopt dit nooit meer te moeten doen...

Geruime tijd na de Ramp kwamen enige mensen bij Cor zijn moeder vragen om hun kleren die zij in de rampnacht hadden achter gelaten in het huisje op de Molendijk. De hele zwik was natuurlijk al lang opgeruimd en afgevoerd. "Maar waar zijn rmjn kleren dan gebleven", vroeg moeder Marina zich af? Kleren uit haar eigen linnenkast die ze met alle liefde had uitgereikt aan de doorweekte vluchtelingen uit het dorp op die onvergetelijke zondag. Diezelfde moeder kreeg ook nog te horen dat ze niet in aanmerking kwam voor kleding die na de Ramp aan de ingezetenen van Oude Tonge werd verstrekt. Waarom niet? Omdat ze op een dijk woonde...

Cor van de Tonnekreek trouwde in 1955 met Lenie van Helden. Zijn moeder had al voor de Ramp op de Molendijk een onbewoonbaar verklaarde woning gekocht van Floor Osseweijer.

Flakeeënaars spreken, om een periode aan te duiden die rondom 1953 is gelegen, van vóór de Ramp of nä de Ramp. Die woning hadden ze heel goed opgeknapt. Teeuw Luijendijk ging met Marina van Sint Annaland trouwen. Zij hadden een huis gekocht in de Emmastraat waar zij gingen wonen. Zodoende kon Cor met Lenie op de Molendijk gaan wonen.

Maarrr, wonen in een onbewoonbaar verklaarde woning had wel enige consequenties. Door de gemeente werd hij gelast de woning te verlaten. Het kwam tot een rechtszaak. Cor verscheen ten Kantongerechte te Sommelsdijk. De kantonrechter zat er mee in zijn maag, maar de vindingrijkheid des mans (ik denk dat het Meester Van der Velde is geweest) veroordeelde hem tot het betalen van een geldboete ä ƒ 25,- als, ja als. Van de Tonnekreek binnen 24 uur weer voor hem zou staan. Een Ustigheidje.

Cor en Lenie kregen drie kinderen: Cor, Dick en Rinus. In 1983 overleed Cor zijn vrouw. Thans woont Cor van de Tonnekreek in de Schoolstraat van Oude Tonge; hij is in 1997 hertrouwd met Diny Schakelaar uit Den Bommel. (wordt vervolgd)


Van de redactie

In verband met de grote vraag naar levering van extra Eilanden Nieuwsexemplaren met 'aflevenngen 'De Ramp van 1953', van de hand van de heer Hoogzand, delen wij u mee dat deze niet meer voon-adig zijn. Volgend jä&r echter hoopt de auteur een boek uit te geven waann ai deze bijdragen zijn verzameld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 2002

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's

De Ramp van 1953

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 2002

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's