Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De brandweer van ooltgensplaat in vroeger tijden(1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De brandweer van ooltgensplaat in vroeger tijden(1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Brand in het dorp is nog steeds een verschijnsel dat veel mensen op de been brengt, angst aanjaagt en verstrekkende gevolgen kan hebben. Maar in onze huidige tijd kan toch een beperkt aantal mensen met geavanceerde blusmaterialen in korte tijd veel schade voorkomen of beperken. Dit was vroeger wel anders wanneer een groot aantal dorpsbewoners met weinig materieel eigenlijk met de moed der wanhoop bezig was om een vuurhaard te bedwingen. Grote branden, zoals in Oude­Tonge in 1647, waarbij tientallen huizen in de kom van het dorp verloren gingen, waren bijna niet te bedwingen. De aandacht van dorpsbesturen en ambachtsheren ging in die tijd dan ook meer uit naar het voorkomen van brand.

In de dorpsarchieven zijn vele teksten te vinden van verordeningen of keuren, waarin zaken verboden worden die een kans op brand met zich mee kunnen brengen: de as, vaak nog gloeiend, afkomstig uit de vuurhaarden in de huizen, mag alleen op bepaalde plekken weggeworpen worden. De daken van de huizen in het dorp moeten met pannen bedekt worden en niet met het brandgevaarlijke riet. Het roken van een pijp op straat wordt door de ambachtsheren van Grijsoord ook niet aangemoedigd, en dat niet vanwege gezondheidsredenen. Het roken van een pijpje tijdens het werk in een schuur, bijvoorbeeld bij het zwingelen van vlas (dat' in de winter binnen gebeurde) was helemaal uit den boze. Het dorpsbestuur controleerde ook met enige regelmaat of schoorstenen en brandgangen in orde waren, en of de brandsloten wel diep genoeg waren.

Materieel haakladder terugkeerde. Door toedoen van Jan van der Heijden was vanaf het eind van de zeventiende eeuw de brandspuit gemeengoed geworden. Hij verbeterde het model dat al langer bestond: een bak met water waaruit met een pomp het water in een draaibare spuitmond geperst wordt. Van der Heijden verving de vaste spuitmond door een pijpje op een slang, zodat men beter kon richten en dichter bij de brandhaard kon komen. De bak of linnen zak met water moest daarbij nog steeds gevuld worden met behulp van emmers, vanaf de dichtstbijzijnde put, gracht of sloot. Dit gesjouw met emmers werd overbodig toen Van der Heijden een pomp ontwikkelde die water kon pompen naar de eigenlijke brandspuit. Het dorp Ooltgensplaat schafte in 1723 te Dordrecht een brandspuit aan. Dit was nog een model zonder aanzuigpomp: het water moest dus nog met emmers naar de spuit gebracht worden. Voor de bediening van een dergehjke spuit waren nodig brandspuitmeesters (die de straalrichtten),pompers, scheppers en ingieters. Bijna veertig jaar kon Ooltgensplaat hiermee vooruit. In 1762 werd, gelijk met de subsidie­aanvraag voor havenwerken en torenherstel, bij de Staten van Holland geld gevraagd voor een tweede brandspuit: voor het geheel van Adolfsland (Ooltgensplaat en Den Bommel) was één spuit wel erg weinig. De tweede spuit kwam er, maar in 1778 heerste er toch weer bezorgdheid over de staat en omvang van het beschikbare blusmateriaal.

Collecte

De dorpsfinanciën lieten niet toe dat er zomaar een extra spuit of pomp gekocht kon worden. Men ging over tot een collecte, in de vorm van een intekenlijst waarmee de dorpsbode langs de huizen ging. Het schriftje waarin alles genoteerd werd, is nog kompleet terug te vinden in het gemeentearchief Voorin staat een tekst' met de beweegreden van schout en sche­ n penen: een tweede spuit voor het dorp Ooltgensplaat is nodig,.temeer daar de bestaande al oud is, maar de kosten .... Zij vervolgen: "wij hebben noodig geoordeelt te ondersoeken hoe veel ij der van de goede in­ en opgesetene tot de costen van sulk nuttig en noodig werktuig vrijwillig souden geheven te contribueeren, dat tendieneinde door een der gerechtsbodens op de minsaamste wijse sal werden versogt aan alle in­ en opgesetenen deeser plaats en heerlijkheit om ijder agter zijn naam in duidelijke cijferletters uijt te drukken het gunt zij presenteeren te contribueeren ...". Naar goede gewoonte begon de lijst met een groot bedrag: de ambachtsheer Van Aerssen van Sommelsdijck tekende in voor f 105. Schout BoUaen was goed voor f42, secretaris Hendrik Dusart f 51, W. Paling f 30. Dominee Luining, Johannis van Kempen, Pieter de Grijse, G. van Schagen en Abraham de Haas konden tien gulden missen. Verder varieerden de bijdragen van tien stuivers tot enkele guldens. Maar alle beetjes helpen en zo hebben ook de bescheiden bijdragen van bijvoorbeeld de weduwe Coenraad Coqle, Bastiaan 't Jongh, Gijsbert Roos, Isaac Slinger, Arij Bloemendal bijgedragen tot het totaalbedrag van f 534, dat de ingezetenen van Ooltgensplaat over hadden voor hun veiligheid. De bode Adriaan van de Linde kreeg nog wel tien gulden voor het ophalen van het geld en Pieter Kromdijk moest betaald worden voor het gebruik van zijn sjees (om in de polder langs te gaan) maar uiteindeüjk bleef een mooi bedrag over om te besteden. In juli 1778 werden voor f 425 bij Abraham van Kamen (onbekend waar) een spuit, zuigpomp en slangen gekocht; met het geld van de intekenlijst kon eenjaar later bij de brandspuitmaker Van Eijl te Gorinchem een een persaanjager voor de kleine (oude) spuit gekocht worden. Ooltgensplaat had nu twee brandspuiten, elk met een zuigpomp erbij voor de aanvoer van water, en mocht daarmee zeker niet mopperen, vergeleken met andere dorpen. Wat er verder nog geregeld moest worden bij een brandweerkorps in de achttiende eeuw komt een volgende keer ter sprake. Mocht er brand uitbreken, dan had elk dorp de beschikking over het van ouds voor handen zijnde blusmateriaal: emmers, en ladders en haken om de plek des onheils te kunnen bereiken. Gebruikelijk was dat eUc huisgezin een aantal emmers had, en als de grootte van het huis dat toeliet, een ladder. Het dorpsbestuur controleerde dit zogenaamde brandgeweer regelmatig. Van deze controles zijn voor veel dorpen Ujsten bewaard gebleven die een beeld kunnen geven van het aantal bewoonde huizen, en de bewoners ervan, in een bepaald jaar. Meestal bewaarde ieder zijn eigen materiaal; ook kwam het voor dat op een centrale plaats in het dorp de meeste emmers en ladders werden opgeborgen en dat men naar rato van zijn vermogen en huis hiervoor een jaarlijks bedrag betaalde aan de dorpskas. Ook toen er brandspuiten in zwang raakten, werd bijvoorbeeld in Den Bommel nog huis aan huis gecontroleerd op blusmateriaal. In oktober 1779 werden een aantal Bommelaars berispt voor de aangetroffen gebreken: Jan Koopman had twee lekkende emmers, bij de kerk was een emmer te weinig en twee waren lek. Bij Pieter van der Eist, aan het eind van de Voorstraat, ontbrak de ladder van 16 sporten. Dirk van Dijk had twee lekkende emmers. Dirk Glabbeek miste een emmer, net als de weduwe van Dirk Schuurmans in het achterste huis op de dijk. De inspecteurs konden bij ComeUs van der Veer de grote ladder van 18 sporten niet ontdekken en ook de beheerders van de meestoof hadden maar te zorgen dat de ontbrekende

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 2002

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's

De brandweer van ooltgensplaat in vroeger tijden(1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 2002

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's