Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERWOESTEND WATER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERWOESTEND WATER

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Was hij maar bij hen, hij zou wel weten wat ze nu zou moeten doen.

“Marieke, wanneer komt de boot nou?” zeurt Elske. “Ik heb zo’n dorst en ik wil warme kleren!” “Geduld Elske, er moeten misschien nog wel meer mensen gered worden.”

O God, denkt Marieke, laat ze alstublieft snel komen, ik moet er niet aan denken dat we nog een nacht op dit dijkje moeten doorbrengen. Bibberend sluit ze haar vermoeide ogen. Ze zou er alles voor over hebben om iets warms te mogen drinken.

Even sukkelt ze in slaap, maar niet lang. Ze moet wakker blijven, stel je voor dat er een boot in de verte zou varen en hen niet zou zien! Ondanks de ijzige kou dommelt ze af en toe in, maar tijdens de wakkere uren, tuurt ze onafgebroken naar het water.

De dag glijdt tergend langzaam voorbij, terwijl hulp uitblijft. De schemering komt toch nog plotseling en de schrik, slaat haar om het hart. Wanneer komt er redding voor hen? Het lijkt wel alsof iedereen hen vergeten is. Tot haar grote opluchting slapen Henkie en Elske weer en liefdevol kijkt Marieke naar de kinderen. Ze houden zich kranig, maar... voor hoelang nog?

De duisternis valt als een deken om hen heen en ook Marieke, uitgeput door honger, dorst en kou, zakt langzaam weg in een onrustige slaap.

H(XIFDSTUK 5

Totaal verkleumd en hevig klappertandend, schrikt Marieke wakker. Het is aardedonker om haar heen. De harde wind giert nog altijd over het dijkje, dat het gelukkig, ondanks de vloed, heeft gehouden.

Als de maan zich plotseling laat zien, tuurt ze over het zwarte water met de witte schuimkoppen. Wat zou ze graag een boot zien die hen kwam verlossen van de kou en de dorst. Diep zuchtend kijkt ze naar Elske en Henkie, maar zij zijn nog in diepe slaap, hoewel er af en toe een rilling door hun lijfjes gaat.

Het is ook zo ontzettend koud. Marieke kan zich niet herinneren dat ze het ooit zo koud heeft gehad. Ze is wel blij dat ze enigszins beschut kan zitten achter het struikje, met haar rug tegen de vochtige strobalen. Als Henkie en Elske nu maar geen longontsteking krijgen, zo op de nattige grond in die ijzige wind.

“Marieke, knoop jij de jassen van de kinderen goed dicht. Ze mogen geen kou vatten.” Moeders stem klinkt in haar gedachten. Vanuit de bedstee herhaalde ze iedere morgen dezelfde woorden, hopend dat haar kroost niet ziek zou worden. Zelf lag moeder maanden ziek in bed, maar nooit verloor ze haar goede humeur. “Ik zou niet weten wat ik zonder jou zou moeten beginnen”, zei ze vaak en Marieke had zich heel trots gevoeld.

Ze aait haar broertje en zusje over hun vochtige haren. Wat voelt ze zich ontzettend eenzaam.

Waren vader en moeder maar bij haar om hen bij te staan in al deze ellende. Sombere gedachten maken haar intens verdrietig en zachtjes begint ze te snikken.

Elske opent ineens haar ogen en kijkt een moment verbaasd om zich heen.

“Ga maar lekker slapen Elske”. zegt Marieke zacht, “morgenvroeg worden we vast gered.”

Het kind knikt slaperig en legt haar hoofd weer op Marieke’s been. Marieke klemt haar lippen stevig op elkaar. Ze moet flink

Marieke klemt haar lippen stevig op elkaar. Ze moet flink zijn voor haar broertje en zusje, ze mag niet laten zien dat zij verdriet heeft. Elske en Henkie zijn nog zo jong, zij moet moeder nu vervangen. Dat zou moeder zeker hebben gewild.

Zuchtend staart ze naar de donkere lucht, waar een bleke maan zich af en toe laat zien. Ze denkt aan moeder. “Ik zal goed voor ze zorgen moeder”, zegt ze zacht, “als u er niet meer bent, dan zal ik zorgen dat ze u nooit zullen vergeten!”

Nog een hele tijd staart Marieke naar het weidse water. Hoe laat zou het zijn, twaalf uur, drie uur, of zou de morgen bijna komen? O, kon ze de tijd maar terugdraaien, was het nog maar zaterdagavond. De gedachten aan de gloeiende kachel en aan thee, maken haar bijna wanhopig, maar ze wil de moed niet opgeven. Er zal vast snel hulp komen, misschien eerder dan ze denkt.

Iets op haar been beweegt en Marieke opent versuft haar ogen. Henkie is wakker geworden en maakt jammerlijke geluidjes.

“Mamma, mamma”, jengelt hij verdrietig. Hij grijpt Marieke vast en begint ineens te krijsen.

Elske schrikt ook wakker van Henkies gebrul en stijf van de kou probeert ze rechtop te gaan zitten.

“Stil maar Henkie”, troost Marieke, “kom, zal ik een liedje voor je zingen?”

Henkie is echter niet zomaar te kalmeren en blijft krijsen. Zijn koude, vieze gezichtje is nat van de tranen en zijn kleertjes zijn doorweekt.

“Arme Henkie”, mompelt Marieke, “jij hebt het koud en natuurlijk ook dorst.”

“En een vieze broek”, zegt Elske nuchter. “Henkie heeft bah gedaan, hè Henkie?”

Henkie krijst gewoon verder en met haar stijve armen, probeert Marieke hem rechtop te laten staan.

“Henkie, zal ik eens een hondje nadoen?” probeert Marieke.

Ineens is Henkie stil en staart zijn zus verbaasd aan. “Woef, woef, blaft marieke en Henkie begint zowaar te lachen. Als ze een paar dieren heeft nagebootst, schuift ze haar broertje naar Elske. “Probeer hem nog even af te leiden”, zegt ze zacht, “ik ga kijken of ik ergens een boot zie.” In de vroege ochtend doet Marieke een vergeefse poging om te gaan staan, maar haar benen zijn zo stijf van de kou, dat ze wankelt en op de grond valt.

Elske schrikt enorm. “Marieke, wat is er... kan je niet meer lopen?”

Bibberend krabbeld haar zus overeind. “Ik denk dat ik te lang in dezelfde houding in de kou heb gezeten”, mompelt ze zacht. Opnieuw probeert ze te gaan staan en deze keer lukt het haar. Met onzekere, stramme benen loopt ze een paar meter. Haar voeten zijn gevoelloos en bij iedere stap heeft ze het idee dat het niet haar eigen voeten zijn, die ze op de modderige bodem neerzet.

Zuchtend kijkt ze naar de horizon. Nog altijd is de zee ruw, hoewel het iets minder lijkt te stormen, dan de dag ervoor. Het moet vandaag maandag zijn, denkt Marieke. Vader zou nu de koeien gaan melken en moeder zou vast beginnen aan de was. Alsof ze deze gedachten wil wegdringen, schudt ze haar hoofd. Nee, niet denken aan haar ouders, nu eerst denken aan hun redding. Ze zullen hen toch niet zijn vergeten op het dijkje? Zou niemand weten dat hun boerderijtje is ingestort en dat de dijken zijn doorgebroken? Natuurlijk weten ze dat wel, troost Marieke zichzelf. De

Natuurlijk weten ze dat wel, troost Marieke zichzelf. De Groeneveldts wonen toch ook in de buitenpolder en de Kanters wonen zelfs tegen de binnendijk aan. Zij hebben zich natuurlijk wel in veiligheid kunnen brengen en zijn daarna ongetwijfeld redding voor hen gaan regelen. Marieke fantaseert verder. Hun boerderij stond het verst in de polder en daarom komt er natuurlijk later hulp, dan bij de anderen. Als ze weer gaat zitten op hun beschutte plekje, kruipt Hen

Als ze weer gaat zitten op hun beschutte plekje, kruipt Henkie op haar schoot “Tinke, tinke”, zegt hij bevelend. “Marieke heeft geen drinken”, zegt ze verdrietig en geeft hem een kus. “Dadelijk als de boot komt dan krijg je drinken.” (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 24 december 2002

Eilanden-Nieuws | 46 Pagina's

VERWOESTEND WATER

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 24 december 2002

Eilanden-Nieuws | 46 Pagina's