Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overgave (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overgave (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

"...en alzo zal ik tot de koning ingaan, hetwel niet naar de wet is. Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om". (Esther 4:16)

Koningin Esther geeft zich gewonnen. Gedreven door de nood van haar volk, die ook haar nood is, zal zij tot de koning gaan. Eerst bereidt zij zich met haar volk, door bidden en vasten, voor. Daarna treedt zij tot de koning en legt voor hem haar smeekbede neer. "Het geschiedde nu aan de derde dag, dat Esther een koninklijk kleed aantrok en stond in het biimenste voorhof van des konings huis". Daar staat Esther voor de koning. Zij staat

Daar staat Esther voor de koning. Zij staat daar als een ootmoedige, als een door de nood gedrevene en zij wacht. Het gaat voor haar om leven of dood.

Esther maakte voor zij naar de koning ging een vasten door.

En ieder, die tot de Koning der koningen wil gaan, moet ook een 'vasten'-tijd doorleven. Een tijd van verootmoediging en zelfinkeer. In die tijd komt de Wet met haar eisen. De Wet spreekt haar vervloeking uit. Voor het geestesoog rijzen dan de ongerechtigheden als bergen ornhoog. Dan komt de benauwdheid over de zonde. Dan komen de aanvechtingen van satan, die de zonde voorhoudt en zegt; "zuh gij tot de Koning gaan, zij onheilige zondaar?" Maar in die benauwenis, in die indahng in eigen verlorenheid als zijnde de afval van een hoogheilig, Uefderijk God, breekt tenslotte de kreet door: "al is het tegen de Wet, ik zal tot de Koning gaan om genade en geen recht. Kom ik om, dan kom Uf om". Dat is het einde van het werken. Dan komt

Dat is het einde van het werken. Dan komt het tot de overgave. En al zou dan de Koning handelen naar recht, al zou dan het oordeel geveld worden, dan nog zal de zich overgevende zondaar Gods recht toevallen en het zeggen: "Uw doen is enkel recht". Esther staat daar in het koninklijk kleed. Dat

Esther staat daar in het koninklijk kleed. Dat was in het oog van de konmg aangenaam. Hoe kwam Esther aan dat kleed? Dat kleed had ze gehad van de koning.

Ze had het niet gekocht, niet zelfgemaakt, ze had het niet geleend of gevonden, neen... de koning zelf had het haar gegeven. Zo nadert de zich overgevende zondaar tot de allerhoogste Koning in het kleed van schuldbesef en zondebelijdenis. Dat gewaad is met te koop, het is niet te maken, het is het werk van God de Heilige Geest, die de zondaar ontledigt en tot schuldbesef brengt ...zalig zijn, die treuren. Wie in dit kleed tot God koint, zal het ervaren: "God is nabij de ziel, die schreiend tot Hem vlucht". Ja, wie tot God komt, kan het alleen doen in het kleed van de verslagenheid.

Esther verkrijgt genade. Het oog van de koning rust vol welbehagen op haar.

Op haar, die ongeroepen, vermetel doordringt tot de troon van de koning.

Ze heeft de dood voor ogen... en zij ontvangt met haar volk het leven' Want zie, de koning reikt haar de gouden

Want zie, de koning reikt haar de gouden scepter toe, het genadeteken. En zij roert de spits van de scepter aan. Zij heeft door de scepter, door het genadeteken, gemeenschap met de koning. Maar niet alleen dat. Wondere woorden komen tot haar. "Toen zeide de koning tot haar: wat is u koningin Esther! of wat is uw verzoek? het zal u gegeven worden, ook tot de helft des koninkrijks".

Zo ontvangt Esther genade, maar ook ere. Ze wordt 'koningin' genoemd.

Wat is er? Wat hebt ge te klagen? Wat is uw verzoek, wat hebt ge te vragen? En zo zal ook de ontdekte zondaar, die het recht van God onderschrijft en in tollenaarsgestalte tot Gods troon is genaderd, het ondervinden, dat er IS een genadescepter. In Chnstus nadert de eeuwige God tot het verbroken hart, in Christus wordt daar gesproken: "Mijn zoon, mijn dochter, wat is er, wat is uw verzoek?" Ja... dan is er te klagen... bergen van zonden, diepten van ongerechtigheden... en te vragen om behouden te worden, om genade. En in de ontroerde, op genade hopende ziel, mag het Woord indaJen: wees goedsmoeds, uw geWet? Het is een zaak tegen de Wet! In loof heeft u behouden. Maar waar is dan de Christus is de Wet voorbijgegaan. Alles is volbracht! De Wet eiste. De Wet moest volkomen worden volbracht. Want God kan nooit afstand doen van Zijn recht. Dat recht veroordeelt ons tot de eeuwige dood. Maar nu heeft Christus die Wet volbracht.

Maar nu heeft Christus die Wet volbracht. Hij heeft aan al de eisen van de Wet voldaan. Wie m Hem gelooft is vrij van de Wet. Vrij de troon van het gericht een troon van gena­ van haar veroordelende kracht. In Chrisms is de, van welke in de brief aan de Hebreen geschreven staat: "Laat ons dan met vrijmoe­ opdat WIJ barmhartigheid mogen verkrijgen digheid toegaan tot de troon der genade, en genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd". Zalig, wie deze bekwame tijd leerde kennen. Zalig, wie door het geloof als een Esther het leven ontving, waar de dood voor ogen was; genade voor recht. Zalig, als gij gekomen zijt tot de wondere overgave. Want dat zal het eenmaal zijn: en ere. eeuwig in het Paleis van de Koning: genade En gij, die nog aan komt dragen met veel en

velerlei tegenwerpingen, misschien wel heel En gij, die nog aan komt dragen met veel en 'vrome'... gaat tot de Koning. Esther ging naar de koning ongeroepen. Gij wordt geroepen. Hij komt u nodigen, dringend nodigen. Het is God ernst met dit roepen. Maak met kwam tot een grillig mens. Tot een despoot, deze ernstige roeping dan ook ernst. Esther die naar willekeur beschikte over leven en gaan is geen Ahasveros. Hij is geen griUig dood. Maar de Koning tot Wie wij mogen Despoot, Die lust heeft in het verderf van de zondaar. Het is geen waagstuk tot Hem te naderen.

Als gij tot deze Koning komt als een ellendige en nooddruftige, komt zoals Esther kwam: "wanneer ik dan omkom, dan kom ik om", dan zult ook gij met omkomen. Dan wordt ook u de gouden genadescepter toegereikt, waar komt, zal De geenszins uitwerpen". Sions Koning het gezegd heeft: "Wie tot Mij

Het gaat om de overgave!

Kom ik om, dan kom ik om!

"Welzalig Heer'! die op U bouwt.

En zich geheel aan U vertrouwt".

B. H.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 2003

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's

Overgave (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 2003

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's