Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gelijk zich een vader ontfermt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gelijk zich een vader ontfermt

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

2~

Hij zou hem willen grijpen, hem vast willen houden, maar bedenkt dan, dat dit vreemd is. Net zo vreemd als hijzelf. Hij wrijft met zijn smalle handen over zijn vermoeide voorhoofd en probeert zo de gedachten, die maar steeds doorgaan, te verdrijven.

Uit de hal laat de klok zijn zware slagen horen. Hij telt. Middernacht, gaat het door hem heen. Hij ligt al weer uren wakker. De slaap wil zich maar niet over hem ontfermen. Hij ziet zijn moeder, zoals ze vroeger bij zijn bed stond, toen hij een kind was. De hefdevoUe blik. Haar troostende stem, als hij een bange droom had. Nu heeft hij steeds een bange drxxjm, zelfs als hij wakker is. Maar geen mens kan hem helpen.

Hij draait zich behoedzaam op zijn zij. Het huis is gehörig en Thonia slaapt Ucht. Hij heeft toch al gemerkt, dat ze hem voortdurend op zit te nemen. Hij zag haar vanmiddag als het ware denken: ik moet toch maar weer eens contact met de dokter opnemen. Maar dat mag niet. Hij wil niet weer naar 'Zonnestein'.

Fredenk. Als hij daar eens naar toe mocht. Hij wil het graag, maar duiift het niet tegen Thonia te zeggen. Ze zou denken, dat hij ondankbaar was. Maar dat is zo niet. Hij wil alleen de ruimte hebben. Hij heeft het toch al zo benauwd van binnen en daar komt nu de knellende, wat bazige zorg van Thonia bij. Dat kan hij niet verdragen.

Ze bedoelt het goed. Ze zorgt voor zijn eten en drinken en zijn kleding, maar er is meer en dat voelt Thonia niet. Dat voelde Diederick wel.

Bij Fiederik zou hij de weilanden in kunnen dwalen. Daar zou hij kunnen praten tegen het vee, waar hij zo jaloers op kan zijn...

Een beest kan niets terugzeggen, maar toch gaat er zo'n troost vanuit, als een natte snuit tegen zijn hand aandrukt. Dan voelt hij zich niet zo eenzaam. Vooral Tombo, de grote, zwarte hond van Frederik, kan hem zo begrijpend aankijken met zijn trouwe, bruine ogen.

Met een ruk gaat hij op de andere zij liggen. Het ledikant kraakt hevig.

Doodstil blijft hij liggen. Zijn oor luistert gespitst of Thonia er niet aankomt. Met een zucht draait hij zich een poos later weer om.

Die nacht droomt hij van Tombo, die met zijn trouwe ogen hem aankijkt en hem niet beschuldigt. Alleen maar zijn kop op zijn knie laat msten. Zijn oude handen strelen onophoudeüjk de logge kop.

HOOFDSTUK 2

K on je vannacht de slaap weer niet te pakken krijgen?" is het eerste wat Thonia de volgende morgen vraagt.

Ze heeft het weer gehoord, gaat het als een pijn door hem heen. Natuirrüjk, dat wist hij immers wel. Hij voelt weerzin. Hij wil vrij zijn, niet zo bedisseld worden, als een kind. Toch zegt hij niets. Wat moet hij zeggen? Hij mag zijn benen onder haar tafel strekken. Hij heeft hier niets in te brengen.

"Ik vroeg waf', komt de scheipe stem van over de tafel. "Och...", is het enige wat hij weet voort te brengen.

Thonia zucht. Ze kan zich zo ergeren, als Willem weer eens geen antwoord geeft. Zij met haar sterke geest kan de man tegenover haar niet begrijpen. Zij is niet moe zoals hij.

"Je zit de hele dag ook maar in je stoel", zegt ze kort.

"Ja", geeft hij haar gehjk. "Vroeger hielp je Fredetik nog wel eens", gaat ze verder.

"Vroeger hielp je Fredetik nog wel eens", gaat ze verder. Dat ze er zelf over begint... Hij kan het anqser geloven. Nu moet hij zeggen, dat hij er graag heen wU, maar zijn gedachten zijn sneller dan zijn woorden. Dat komt, omdat hij altijd zo ontzaglijk veel moet denken. Toch moet hij hierop reageren.

'Toen was ik inderdaad moe 's avonds", zegt hij.

"Ik zal het er eens met Frederik over hebben", antwoordt ze.

Het juicht binnen in hem. Als hij toch eens naar Fredenk kon. Weg van hier onder Thonia's altijd durende zorg, die zo goed bedoeld is, maar hem knelt. Het ügt aan hem. Dat weet hij wel. Echt niet aan zijn zuster.

Misschien komt Frederik volgende week wel eens langs, peinst hij verder. Zijn broer kan moeihjk van de boerderij weg, nu het voorjaar is.

Opeens verlangt hij hevig naar die oude stulp, zo verborgen achter een paar grote ündebomen. Die zullen aan het uitlopen zijn, net als de sneeuwklokjes en de krokussen. Natuurlijk zijn de fekode tulpen ook al opgekomen. Het is de laatstetijdzulk zacht weer geweest.

Hij kan amper wachten, totdat het volgende week is en eerder zal Fiederik vast niet komen. Het is nu al vrijdag en zaterdags is Frederik vaak pas laat klaar. Frederik houdt niet van jachten. Hij houdt wel van zijn dieren. Van Tombo, de hond, van de koeien en de schapen. Ieder krijgt zijn aandacht, tot de kippen toe. Daarom is Frederik nooit vroeg. Dal vindt hij niet erg.

Toke houdt ook veel van dieren, maar ze is ook heel graag in de tuin bezig. Toke is een echt buitenmens. Toch getuigt de hele boerderij van een ijverige vrouwenhand en het is er heel huiseüjk. Het is zo goed om daar te zijn.

"Je zegt weer niet veel", vindt Thonia.

Ze heeft gehjk. Hij moet meer van zich afjjraten. Dat hebben ze hem in 'Zonnestein' geleerd. Ze bedoelen het vast goe4 maar zijn gedachten gaan al weer naar het verleden temg en dan vergeet hij Thonia, die hem bezorgd op zit te nemen.

Hij wordt in zijn gedachten gestoord door gerammel aan de achterdeur.

"Frederik", zegt hij verbaasd voor zich heen.

Dat moet Frederik zijn. Wie anders komt op dittijdstiphen bezoeken?

Een stenametje slaat zijn droom m stukken. Hij heeft zo gehoopt, dat Frederik het was. Toch ghjdt zijn blik over het blanke kindergezicht, dat hem onbevangen aankijkt.

"Bedankje moeder voor de heerüjke koek", hoort hij Thonia zeggen.

Bleef het kmd maar een poosje, denkt hij stil verlangend. Het üjkt net of de zon in de kamer is gaan schijnen door haar aanwezigheid. Het heldere stemmetje heeft de drukkende sfeer verdreven.

"Krijg ik een hand?" vraagt hij vriendehjk aan het meisje. Het kind komt aarzelend naar hem toe. Dan hgt er een smal handje in zijn oude hand. Hij kijkt naar die kleine hand. Hij zou die vast willen houden, maar het meisje gaat al weer temg naar de tafel. Thonia zit aandacht naar hem te kijken. Ze ziet de uitdrukking op zijn gezicht. Wat doet hij weer vreemd, denkt ze bezorgd. Maar wat weet zij van zijn dromen?

"Lust je een dropbalT' vraagt ze aan het kmd.

Hij ziet de ghnstering in de blauwe kinderogen.

"Ja", zegt ze gretig. "Alsmbheft."

Gelukkig schuift het kind op een stoel aan tafel. Misschien blijft ze vanavond wel bij hen. Dan kan hij naar haar kijken. Naar haar zuivere ogen, maar vooral naar de kleine handen. Al zuigend kijkt het meisje vergenoegd de kamer rond. "Wat een mooie klok is dat", zegt ze, terwijl ze naar de

"Wat een mooie klok is dat", zegt ze, terwijl ze naar de oude klok wijst, die uit hun ouderhjk huis vandaan komt. "Ja", antwoordt Thonia trots en haar oude ogen kijken niet zo streng als anders.

Misschien als Diederick en zij zo'n meisje gehad hadden. .., denkt de oude man. Even gaat er een golf medelijden door hem heen. Och, Thonia is immers de kwaadste niet. Wat weet hij eigenüjk weinig van haar.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 13 mei 2003

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Gelijk zich een vader ontfermt

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 13 mei 2003

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's