Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vervolgverhaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vervolgverhaal

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

22 uitgeverijmozaiek.nl

Voorjaar 1903

Ik ben gewend aan het wonen op mezelf Doordeweeks werk ik en zaterdag en zondag ben ik thuis, met feestdagen soms bij Wil.

Driekes en ik praten niet veel met elkaar. Hij zegt er niks van als ik zo nu en dan naar Wil ga. Nu de dagen lengen, loop ik na het werk wel eens naar haar toe.

Het vangseizoen is voorbij, dus volgens Wil is het toegestaan om langs de kooi te lopen. We lopen naar de noordoostelijke vangpijp, die overspannen is met wilgenhouten bogen en een fijn net. Het heeft iets feestelijks.

De kooihond loopt met ons mee; Hakker kent de kooi als geen ander. 'Kijk, hier begint het spel voor Hakker,' zegt Wil.

'Kijk, hier begint het spel voor Hakker,' zegt Wil. 'Als de pijp vol met wilde eenden komt, laat Hakker hier z'n neus zien. Wat ik je zei: eenden zijn ontzettend nieuwsgierig en zwemmen verder de pijp in. Of de pijp uit, net hoe je het bekijkt.' Wil loopt wat voorover en buigt de takken een

Wil loopt wat voorover en buigt de takken een voor een weg. Ik loop achter haar en neem de takken van haar over. We lopen op een smal pad naar de laatste blindschermen. Hier is de pijp heel smal. Hier wordt hun lot beslecht en verdwijnen ze in de handen van Driekes, die ze de nek omdraait. Zonder veel te praten lopen we door, genietend van

Zonder veel te praten lopen we door, genietend van de stilte en het ontluikende groen. Wil loopt mank. Als we bij de zuidoostelijke vangpijp zijn aangekomen, stopt ze.

'We moeten terug, anders is het te donker voor je om terug te gaan naar de keet.' 'Ik blijf vannacht hier op de zolder; stel dat ik

'Ik blijf vannacht hier op de zolder; stel dat ik onderweg m'n been breek,' grap ik. Wil zegt niks.

Wil zegt niks.

'Je loopt mank,' zeg ik.

'Ik ben gestruikeld over een emmer die op het straatje bij de deur stond. Ik heb me lelijk bezeerd.' Als we bij het kooihuis zijn aangekomen ga ik direct door naar de keet. De mannen zijn waarschijnlijk al in diepe rust.

'Als je terugkomt van je moeke,' had Aike gezegd, 'doe een bètje kalm. Als ik 's nachts wakker schrik, zie ik alles veur een spooksel an.'

De laatste meters sluip ik in de richting van de keet. Het eerste kwartier geeft genoeg licht. Zacht open ik de deur van de keet een stukje, glip door de kier naar binnen en laat m'n ogen wennen aan het donker. Het vuurtje smeult nog na en de mannen snurken. De stookplaats verspreidt nog een klein een beetje licht, zodat ik zonder al te veel gedoe mijn slaapplek bereik. Iemand draait zich om als ik mijn jas uittrek en me laat zakken op m'n strozak. Toon hoest, staat op en gaat naar buiten om te pissen. Als hij terugkomt, is het stil.

Ik heb er zin in vandaag. De zon schijnt en het wordt al behoorlijk warm als je aan het werk bent. Het ka-lappen luidt ook een beetje de zomerperiode in. Volgens de Enkhuizer Almanak blijft het mooi weer tot midden volgende week en dat komt mooi uit.

Zaterdag ben ik jarig. Ik zal het zondag vieren bij Wil.

Allemaal komen ze zondag uit de kerk naar het kooihuis. Het is lang geleden dat ik moe en Lies gezien heb. Driekes zal niet zo'n fijne zondag hebben, ik weet dat hij niet houdt van volk op zijn kooi. Zelfs nu, aan het einde van het voorjaar, als er geen boutje meer de kooi is in te lokken, duldt hij me nauwelijks en kijkt hij me aan of ik hem z'n geld afneem. Terwijl ik alles voor het feest zelf heb betaald. Ik heb geen zin om rekening met hem te houden. Altijd dat norse en die snerende opmerkingen. Als hij zo doorgaat, zet ik hem nog eens kopvoor naast de steiger, waar nu de visite komt aanvaren.

Het wordt druk in het kooihuis. Toon is er met zijn gezin en ook Jan en Sjaantje met de aanhang en moe met Lies niet te vergeten, die breed lachend naar me toe komt en zegt:

'Nou, Janussie' - voor Lies blijf ik Janussie - 'gefehciteerd hoor. Je wordt een grote jongen,' zegt ze. 'Het huis is een eendenkooi in het klein,' lacht Wil me toe. Ik kan het nog net inslikken, maar de vraag die

Ik kan het nog net inslikken, maar de vraag die achter op mijn tong ligt, blijft. Welk deel van de kooi bedoelt ze? De plas, waar elke eend gewoon kan wegvliegen, of heeft ze de hel in haar hoofd? Want daar kom je nooit meer uit! De vrouwen beginnen het eten klaar te maken en

De vrouwen beginnen het eten klaar te maken en de mannen roken buiten een pijpje.

'En Janus, wanneer is de volgende trouwerij?' vraagt Jan.

Ik kijk hem aan en lach.

'Ik ben pas twintig geworden. Jan, en welke vrouw uit de vrouwenhemel zit er nou op mij te wachten?' Toon kijkt me aan en zegt: 'Ik zou m'n eenentwintigste verjaardag maar eens op het land vieren; anders moet je net zo lang zoeken als Driekes.' Iedereen lacht, behalve Driekes, die zegt: 'Houd je jong in de gaten! Ik wil ze niet in de kooi hebben.' Toon gaat op zoek naar zijn grut en Jan ook. Ik kijk Driekes aan en schud m'n hoofd. 'Doe niet zo kleinzielig, man. Er is geen eend te bekennen in die kooi van je.'

Hij kijkt naar de grond.

Ik loop, samen met de man van Sjaantje, naar binnen. Daar heeft Wil een grote pan soep gekookt. Ook staan er schalen met brood en er is volop boter, spek en kaas. De groten zitten om de tafel, de kinderen op de grond. Sjaantje heeft extra borden, lepels en messen meegebracht.

Wil schept voor de tweede keer soep op. Met een grote pollepel in haar rechterhand reikt ze naar elk bord. Met haar andere hand strijkt ze het haar langs de zijkant van haar hoofd.

'Als je altijd zo gekookt hebt in dit huis,' zegt Jan tegen Wil, 'kan ik goed snappen dat Driekes je hier naartoe heeft getroond.' Er wordt gelachen.

Er wordt gelachen. Op de grond stapt een kleine midden in een bord

Op de grond stapt een kleine midden in een bord soep. Driekes kijkt verstoord, WU is er snel bij om het op te ruimen. De jongste van Jan, de 'dader', krijst alles aan elkaar. Jan loopt met het kind naar buiten en stopt het oververhitte voetje in het water van de regenton. Ik kijk naar het mooie stukje smeedwerk, dat ik

Ik kijk naar het mooie stukje smeedwerk, dat ik namens iedereen heb gekregen voor mijn verjaardag. Van Jan vanzelfsprekend. Toon heeft natuurlijk met Jan gesproken. Die wist dat mijn rijshaak aan vervanging toe was. Na het eten gaan de mannen naar buiten. De klein

Na het eten gaan de mannen naar buiten. De kleintjes worden in de bedstee gestopt voor een middagslaapje en de vrouwen ruimen op en boenen. Driekes houdt zich afzijdig en staat met z'n handen in de zakken op afstand, met z'n rug naar ons toe. Ik heb zin om hem in de regenton te zetten, z'n hoofd eerst.

Wil lacht hardop als even later een van de kleintjes weer op de vloer staat: die heeft geen zin om iets te missen.

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 2011

Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's

Vervolgverhaal

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 2011

Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's