Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Scheepsrampen in oorlogstijd (Aflevering 15)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Scheepsrampen in oorlogstijd (Aflevering 15)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze serie beschrijft Maarten Bezuijen te Schiedam de schepen van de Nederlandse koopvaardij en de sleepboten van L. Smit & Go's Internationale Sleepdienst, die in de oorlogsjaren en daarna hebben gevaren. Schepen die ternauwernood zijn ontkomen van een aanval van de Duitsers, maar ook schepen die niet meer terug kwamen en met man en muis zijn vergaan door de aanvallen van de vijand vanuit de lucht en van onder water. Foto's zijn, tenzij anders vermeld, afkomstig uit het eigen fotoarchief van Maarten Bezuijen.

SS Boeroe

Het stoomschip Boeroe van de Rotterdamsche Lloyd uit Rotterdam vertrok op 22 februari 1942 van Tandjong Priok naar Perth in Australië. Het konvooi bestond uit 4 schepen, waarvan 3 het bevel kregen om terug te keren naar de haven van vertrek. Omdat er geen escorte voor handen was besloot de kapitein om voor anker te gaan. De Boeroe ging voor anker nabij het onderzoekingsvaartuig. Een uur later kreeg de kapitein opdracht om op te stomen naar een andere ankerplaats, waar het schip verder op orders moest wachten. Op 24 februari 1942 kreeg de gezagvoerder bevel om op 16.00 uur 'anker op' te gaan en zich aan te sluiten bij een konvooi van nog 3 schepen. Om 15.50 uur werd de Boeroe aangevallen door een vliegtuig, waarbij 3 bommen op zo'n 100 meter naast het schip terecht kwamen. Op het vastgestelde uur ging de Boeroe 'anker op' en vertrok het schip in konvooi, geëscorteerd door een Engelse torpedojager. Ter hoogte van Babi Eiland keerde de torpedojager terug en seinde naar het konvooi: "Do your best and Good luck". Zo gingen de 4 schepen onderweg, om zonder escorte en zonder bewapening de reis te ondernemen. Op 25 februari om 09.00 uur werd door het voorste schip geseind Gevaar voor duikbootaanval", waarop de Boeroe onmiddellijk begon te zigzaggen. Om 10.15 uur werd achteruit een vijandelijke duikboot aan de oppervlakte waargenomen, die op de Boeroe begon te schieten. Van deze aanval werd radiografisch melding gemaakt. Niet ver van het konvooi bevond zich een Nederlandse torpedojager, die 2 tankschepen begeleide. De duikboot, die dit waarschijnlijk door had, verdween weer onder water. Na enige tijd werd van het 'Commodore schip' order gegeven dat elk schip op eigen gelegenheid zijn reis moest vervolgen. Om 11.30 uur werden bellenbanen waargenomen van 2 torpedo's. Er werd nog getracht deze te ontwijken, maar dat was niet meer mogelijk. Beide torpedo's troffen doel. De draadloze zendinstallatie werd geheel verwoest, zodat niet om hulp gevraagd kon worden. De gezagvoerder gaf bevel om in de reddingboten te gaan omdat het voorschip veel water maakte. De gehele bemanning bestond uit 70 koppen, die over 3 reddingboten verdeeld moesten worden. De zeilen werden gehesen en men zette koers naar land. Op 27 februari werd één reddingboot ontdekt door een Engelse torpedojager en de bemanning werd aan boord genomen. Op 28 februari werden deze schipbreukelingen te Tjilatjap aan land gebracht. De beide andere reddingboten werden door een Australisch korvet ontdekt en opgepikt en eveneens aan land gebracht. Bij deze ramp vielen geen mensenlevens te betreuren. Het stoomschip Boeroe werd in 1913

voor rekening van Chargeurs Rèunis gebouwd door de scheepswerf Ateliers & Chantiers de La Loire te Nantes als Dupleix. Dit schip was 127,50 meter lang, 16,50 meter breed, 08.40 meter diep en was uitgerust met een 3 cilinder Triple Expansie stoommachine. Op 3 augustus werd de Dupleix tijdend de reis van Saigon naar Madagascar door de HMS Bellatrix onderschept en naar Tandjong Priok opgebracht. In 1941 werd het door de Nederlandse Regering aangekocht van de Franse Regering en in beheer gegeven aan Stoomvaart Maatschappij Rotterdam te Rotterdam. Op 25 februari 1942 werd het herdoopt in Boeroe en getorpedeerd door de Japanse onderzeeboot I 58 in de Straat Soendea, varende op haar eerste reis als Boeroe van Tandjong Priok naar Perth. Alle opvarenden konden worden gered.

(Van het stoomschip Boeroe is geen foto in ons bezit, ook niet als Duplex.)

De 'Prijsschepen'

Onmiddellijk na de oorlogsverklaring werden de vijandelijke schepen, welke zich in de Nederlandse Oost- en West Indische havens bevonden, voor zover zij niet door de bemanning tot zinken waren gebracht, in beslag genomen en als zogenaamde 'prijsschepen' geëxploiteerd. Hetzelfde geschiedde met de gedurende de oorlog buitgemaakte schepen. Zodoende bezat de Nederlandse koopvaardij na de invasie 29 prijsschepen met een tonnage van 161.232 BRT, waarvan echter binnen drie jaar niet minder dan 19 schepen (75%) verloren gingen. Twee Vichyschepen, welke door de Nederlandse kanonneerboot Van Kinsbergen naar Trinidad waren opgebracht, werden door de Britse Regering overgenomen, terwijl een door de Duitsers geëxploiteerd Nederlands schip door de 'Vrije Fransen' in Algiers aan de Nederlandse Regering werd overgedragen. In verband hiermee zij vermeld dat de Nederlandse Regering een scherp meningsverschil had met de Regering van Vichy, over haar weigering om toestemming te verlenen tot het vertrek van 4 kleine Nederlandse schepen met zo'n 50 man aan boord, welke in de Noord-Afrikaanse havens werden vastgehouden. In verband hiermee werd door de Nederlandse Regering de bemanning van het Nederlandse vrachtschip ss Dupleix (7135 BRT) op één der eilandjes bij Tandjong Priok een tijd lang geïnterneerd. Onder de prijsschepen bevonden zich meerdere grote lijnschepen, o.a. het nieuwe Duitse m.s Noesaniwi van 7000 BRT en dat een snelheid kon behalen van 16 mijl!

Poelau Bras

Het stoomschip Poelau Bras behoorde ook toe aan de NV Stoomvaart Maatschappij Nederland te Amsterdam en verliet op 28 februari 1942 Tjilatjap met onbekende bestemming. Begin maart werd het schip telegrafisch teruggeroepen, waarna het orders kreeg om naar de Wijnkoopsbaai te varen, waar het op 4 maart 1942 aankwam. Hier werden passagiers (burgers en militairen) aan boord genomen. Behalve de gewone bemanning bevonden zich nog vele zeelieden aan boord, die in verband met de Japanse aanval op Java geëvacueerd werden. Volgens schattingen van ooggetuigen waren in totaal ca. 260 mensen aan boord. Op 6 maart 1942, 's avonds om 20.00 uur, vertrok het schip met bestemming Colombo. Een dag later werd het schip door Japanse vliegtuigen aangevallen. Bij de tweede aanval viel een bom rakelings langs het schip en ontplofte onderwater en veroorzaakte toch flinke schade aan het schip. Een reddingboot werd vernield en er ontstond een groot gat in de scheepshuid ter hoogte van de machinekamer, waardoor veel water naar binnen stroomde. Weldra moest men tengevolge van deze averij de hoofdmotor stoppen. Hierdoor was het lot van het schip wel bezegeld want het viel nu alleen maar ten prooi aan de aanvallende Japanse vliegtuigen. De ravage en de schade aan dek was enorm. Door een voltreffer ontstond ook brand, terwijl andere bommen de brug en de luiken vernielden. Toen het schip begon te zinken werd order gegeven het afweervuur te staken en het schip te verlaten. Ondertussen bestookten de vliegtuigen de dekken en de sloepen met mitrailleurvuur. Slechts drie van de zeven sloepen waren nog bruikbaar, verder had men nog de beschikking over twee vlotten. Deze gaven met de overige reddingsmiddelen in z'n totaliteit geen plaats voor alle opvarenden. Vele bemanningsleden trachtten hun leven te redden door in het water te springen. De Japanners ontzagen zich niet ook deze drenkelingen te beschieten. Om 11.40 uur zonk de Poelau Bras op een afstand van ongeveer 180 mijl van Wijnkoopsbaai. Om ongeveer 12.00 uur zette de

Om ongeveer 12.00 uur zette de minst beschadigde sloep, waarin zich 57 personen bevonden, koers naar de kust. Na vier dagen bereikte men Kroëi op Sumatra. Enige tijd later waren ook de twee andere sloepen vertrokken met resp. 33 en 36 man aan boord. De eerste sloep strandde na vijf dagen bij de vuurtoren te Belimbing (Sumatra) en de tweede na zes dagen in de Semangka baai (ook Sumatra). Van de opvarenden die op de vlotten plaats genomen hadden en van hen die geen plaats meer in de reddingboten konden bemachtigen, werd nooit meer iets vernomen. Van de opvarenden die in de reddingboten vaste land hadden bereikt, werden er krijgsgevangen gemaakt. Een aantal van hen is op Sumatra door ontbering en dorst overleden. Ook in de Japanse concentratiekampen zijn er veel overleden. De lijst van de namen der slachtoffers kan men niet juist inschatten omdat er geen monsterrol is opgemaakt. In ieder geval heten 40 leden van de bemanning het leven. Hoeveel Javaans personeel deze ramp niet overleefde, is ook niet meer na te gaan. Op 7 maart 1942 werden zij als vermist opgegeven met een groot aantal onbekenden.

Modjokerto

Het motorschip Modjokerto, dat toebehoorde aan de N.V Rotterdamsche Lloyd te Rotterdam, is in de Oost-Indische wateren verloren gegaan. Dit schip verliet de haven van Tjilatjap en sinds haar vertrek is geen enkel bericht ten aanzien van het schip, noch van de opvarenden meer ontvangen. Aangenomen wordt dat de Modjokerto op 1 maart 1942 tengevolge van een vijandelijke actie verloren is gegaan. Het is niet bekend of en, zo ja, hoeveel en welke inlandse schepelingen op 1 maart 1942 aan boord waren. Voor zover men na heeft kunnen gaan, zijn alle 44 opvarenden bij deze ramp omgekomen.

Toendjoek

Ook het motorschip Toendjoek, dat eveneens eigendom was van de N.V. Rotterdamsche Lloyd in Rotterdam, werd op 1 maart 1942 op last van de Nederlandse Marineautoriteiten in de haven van Tandjong Priok tot zinken gebracht. Verdere gegevens zijn niet beschikbaar. Waarschijnlijk waren er geen vermisten.

Augustina

Het stoomschip Augustina, dat eigendom was van de Nederlandsch- Indische Tankstoomboot Mij. te 's Gravenhage, vertrok op 27 februari 1942 van Batavia naar Australië. Op 1 maart werd aan de horizon een Japanse torpedojager waargenomen. De Augustina werd door middel van twee schoten voor de boeg gedwongen om te stoppen. In opdracht van gezagvoerder Moerman werden alle tankafsluiters geopend, alle afsluiters in de machinekamer vernield en werd de stoomketel 'op springen' gezet. Nadat dit bevel door de bemanning was uitgevoerd, gingen zij in de reddingboten. Van de torpedojager werd geseind dat de sloepen langszij moesten komen. Aan dit bevel werd voldaan. De kapitein en de eerste machinist moesten aan boord van de torpedojager komen en werden even later teruggebracht naar de Augustina om alles weer dicht te zetten. Na verloop van enige tijd keerden beiden weer in de sloep terug. Inmiddels hadden de Japanners alles uit de reddingboten gehaald, zoals kaarten, voeding, water en ook de EHBO-kist. Ook hadden zij twee Tommy-Guns en een machinegeweer opgesteld. Om 18.00 uur werd toestemming verkregen om weg te roeien, maar nauwelijks waren de reddingboten van het schip verwijderd of de Jappen opende het vuur op de arme onbewapende schepelingen. De meesten sprongen daarop in het water. De sloep waarin de derde machinist zat dreef weer terug tegen de torpedojager aan. Een Japanner, gewapend met een Tommy-Gun sprong in de sloep en de 3e machinist sprong daarop in het water. Toen hij bovenkwam werd er onmiddellijk op hem geschoten, maar hij wist te ontkomen! Na verloop van enige tijd zette de torpedojager zijn reis voort. De Augustina was drijvende gebleven. De 3e machinist besloot naar het schip te zwemmen en ging aan boord. De werkboot, die nog in de davits hing, heeft hij te water gelaten en nam zelf plaats in de werkboot. In de nacht van 3 op 4 maart werd hij door een andere Japanse torpedojager opgepikt. Aan de commandant vertelde hij dat hij ziek aan boord was en dat hij door het binnenstromende water ontwaakte en merkte dat er iets met het schip gebeurd moest zijn, temeer omdat de reddingboten ook waren verdwenen. Wonderlijk genoeg werd dit verhaal door de commandant geloofd en als waar aangenomen. Vervolgens werd hij naar Makassar gebracht en in de strafgevangenis opgesloten. Op 15 oktober 1942 werd hij op transport naar Japan gesteld en in Kamp Fukooka No 2 ondergebracht, waar hij op 12 september 1945 werd bevrijd. Volgens deze machinist, de heer Meyer, zijn de 39 schepelingen van de "Augustina" door de Jappen om het leven gebracht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 2011

Eilanden-Nieuws | 18 Pagina's

Scheepsrampen in oorlogstijd (Aflevering 15)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 2011

Eilanden-Nieuws | 18 Pagina's