Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een verboden kerstgeschenk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een verboden kerstgeschenk

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Nog even de rode slingers ophangen. Dan wordt het m elk geval een blij en gelukbg jaar. Ook jagen we de boze geesten dan weg', zegt juf Lian tegen haar nichtje Shan. 'Het feest van Nieuwjaar kan beginnen.' Het is èr yuè (=februari), dat betekent Nieuwjaar in China. Daarom is juf Lian vanuit het dorpje hoog in de bergen naar de stad gegaan. Daar woont haar familie.

'Zal ik nog meer doen?', vraagt Shan. 'Even denken. We kunnen ook de spullen klaar leggen op de offertafel.' Shan neemt de schaal mee naar de kamer en legt het vlees, de koeken en het fruit netjes op het huisaltaar neer. Even later komen de andere familieleden de kamer binnen. Met elkaar staan ze bij het huisaltaar. Iedereen heeft een brandend stokje wierook in de handen. Iedereen bidt. Ze maken een buiging voor het altaar. Het is heel stil. Het is belangrijk om de goden te laten zien dat je aan hen denkt en dat je dankbaar bent. Het oudste familielid, opa Ho, zet iijn wierookstokje bij het offer. De anderen volgen hem. Opa Ho zegt: 'X?nnian h?o!' (=gelukkig Nieuw- )aar). Nu kan het echte feest beginnen. 'Shan, help je even?', vraagt juf Lian. In de keuken staan allerlei lekkere Chinese gerechten klaar. 'Lekker tante, ik krijg nu al trek.' 'Ja', lacht juf Lian. 'Jij mag vandaag net zoveel snoepen als je wilt. Wat kies je eerst?' Shan loopt met een schaal met Kok Chai (koekjes) en Chin Toui (een soort Chinese oliebol van njstemeel) naar binnen.

Juf Lian draagt de Lin Ko (een speciale ronde taart). 'Oh', zegt ze opeens verschrikt en ze loopt terug naar de keuken. Shan komt om de andere gerechten te halen. 'Wat is er, tante? U kijkt zo bang.' 'Ik ben iets vergeten. Ik heb de taart niet gesneden.' Shan lacht: 'Dan pakt u toch een mes en snijdt u de taart in stukken.' Maar juf Lian lacht met. 'Het zal moeten, maar messen en scharen moet je met Nieuwjaar goed opbergen. Anders kunnen ze de voorspoed en het geluk in stukken snijden.' Nu schrikt Shan ook 'Nee toch?' 'Ja echt. Daarom snijden we alle taart en koek vóór het feest. Zeg maar niets tegen de anderen.' Ze hebben een heerlijke dag met elkaar. Shan mag snoepen zoveel ze wil. Omdat het vandaag Nieuwjaar is, krijgt ze ook geen standjes en geen straf Anders worden de goden boos. Aan het eind van de dag vraagt haar tante: 'Help je mee om alles naar de keuken te brengen? Dan wassen we alles af.' Even let juf Lian niet op. Ze moet nog denken aan het mes. Brr..., als er maar geen erge dingen gebeuren in de familie dit jaar. Ze let even niet op en... kletss... krakkk... Een bord valt uit haar handen op de grond. 'Nee', gilt ze, 'niet nog meer.' Shan pakt snel een veger en een blik en wil de stukjes van de vloer vegen. Juf Lian pakt haar bij haar arm en zegt: 'Stoppen, je veegt al het geluk weg als je op Nieuwjaar de vloer veegt. Het kapotte bord betekent al dat het geluk voor dit jaar kapot is. Jij zou het nog erger maken.' Shan kijkt haar tante bang aan. 'Is het echt waar?' Juf Lian knikt.

'Hè, hè, wat ben ik moe', zucht juf Lian. 'Gaan jullie maar buiten spelen', zegt ze tegen de kinderen in haar klas. Ze voelt zich helemaal niet lekker. Wat heeft ze toch de laatste dagen? Vermoeid gaat ze op een stoel zitten. Even uitrusten. Na een kwartiertje roept ze de kinderen weer naar binnen. 'Wat is er, juf? Waarom moesten we gaan spelen?' vraagt Jia Li. Ze kijkt de juf aan. Anders is ze altijd vrolijk, maar de laatste dagen... 'We gaan schrijven, Jia Li. Ga je hard werken?' Jia Li ziet weer een glimlach op het gezicht van de juf Gelukkig. Even later zitten ze ingespannen te schrijven. Pfff... moeilijk hoor, om de woorden goed te schrijven. Juf Lian loopt door de klas. 'Lukt het?' Jia Li knikt. Ze kijkt de juf aan. Is de glimlach weer verdwenen? Als de school uit is, loopt juf Lian zuchtend naar haar directeur Shing. 'Het gaat niet langer', zegt ze. 'Ik ga naar huis. Ik ben zó moe. Misschien kom ik morgen ook niet.' De directeur kijkt haar vragend aan: 'Is er iets, Lian?' 'Ik ben heel moe. Het wordt steeds erger.' Juf Lian ontwijkt zijn blik. Ze durft niet te vertellen welke vragen ze heeft. Ook niet wat ze voelt. Wat zal Shing zeggen als ze het verteh?

Thuis valt ze op haar bed neer. Ze kan niet meer. Trek in eten heeft ze niet. Ze moet alleen maar denken aan dat erge. Na een bange nacht valt ze 's morgens vroeg in slaap, 's Middags wordt er op de deur geklopt. Juf Lian schrikt. Ze doet de deur voorzichtig open. Een glimlach komt op haar gezicht. 'Jia Li! Wat is er er?' 'Waarom was u niet op school?', vraagt ze. 'Ik ben moe. Ik heb de hele dag geslapen. Kun jij wat eten voor mij kopen in het klein dorpswinkeltje?' Jia Li is blij dat ze iets voor haar juf kan doen. Al snel komt ze met de boodschappen terug. 'Komt u morgen weer?' 'Ik denk het niet. Ik moet eerst goed uitrusten.' Weer kan juf Lian niet slapen. Ze denkt: Waarom heb ik dat mes ook gebruikt? Waarom heb ik dat bord laten vallen? Ik heb nog wel rode slingers opgehangen! Ik heb ook wierook geofferd en gebeden. Ze komt er niet uit. Eén ding weet ze wel: de boze geesten straffen haar. Er is dit jaar geen geluk voor haar. Het is haar eigen schuld.

Wekenlang tobt juf Lian over alle vragen. Ze is zó moe dat ze niet naar school kan. Jia Li komt vaak even langs, samen met haar vriendinnetje Xia. Samen halen ze de boodschappen die de juf nodig heeft. Shing heeft al een paar keer gezegd: 'Lian, er moet iets zijn. Als de dokter niets kan vinden, moet je naar een waarzegger gaan. Ik weet een goede in het volgende dorp. Kueng heet hij. Ken je hem?' Maar juf Lian denkt: Ik heb geen waarzegger nodig. Ik weet het zelf wel.

Op een dag komt Shing bij haar aan de deur. 'Kom Lian, kleed je aan. We gaan naar Kueng, de waarzegger. Ik neem je mee op defiets.'Lian is te moe om te lopen naar het dorpje een eindje naar beneden in de bergen. Achterop de fiets rijdt ze mee over het hobbelige paadje tussen de rijstvelden. Voor een armoedig huisje stopt Shing. 'Ik blijf buiten. Kueng weet dat je komt.' Schuw loopt juf Lian naar binnen. Ze trilt helemaal. Zo bang is ze. Nu zal ze de straf horen.

De waarzegger vraagt: 'Wat is er gebeurd? Wat heb je gedaan?' Juf Lian vertelt haar verhaal. Stil wacht ze tot Kueng gaat spreken. Nu zal het komen. Maar tot haar verwondering zegt hij: 'Je hoeft niet bang en bezorgd te zijn. Er is één echte God. Die zal jou helpen. Deze God is geen afgod. Hij is de echte God.' Juf Lian kijkt de man verbaasd aan. Wat bedoelt hij? De man gaat verder: 'Wie die echte God is, weet ik niet. Ik heb Wang, een onderwijzer in dit dorp, over die God horen vertellen.' Juf Lian zegt niets. Stilzwijgend fietst Shing met haar terug naar het dorpje hoger in de bergen. Hij moet hard trappen. Af en toe moeten ze afstappen omdat het pad te steil is. 'Kom je morgen werken?', vraagt hij als hij juf Lian voor haar huisje afzet? 'Ik denk het niet, misschien', is haar ontwijkende antwoord. Ze wil alleen zijn. Ze is zo ontzettend moe van alles. Eerst de tocht, toen dat vreemde antwoord, daarna de tocht terug. Thuis valt ze op haar bed neer. Nu weet ze het helemaal niet meer. Ze dacht dat haar ziekte een straf van de geesten was. Het was immers haar fout om een mes te gebruiken en om een bord te laten vallen? En nu heeft Kueng het over de echte God. Bestaan er dan geen boze en goede geesten? Wie is die echte God? Zal die echte God haar helpen? Zal die God haar beter maken? Allerlei vragen stormen in haar hart. Haar moeheid wordt alleen maar groter.

Enkele dagen later komt Shing opnieuw bij haar op bezoek. 'Lian, ik heb iemand gevonden die jou kan vertellen over de echte God. Zal ik vragen of hij bij je komt?' Juf Lian kijkt haar baas aan. Hoe weet hij dit? Heeft hij aan de deur geluisterd wat Kueng zei? Heeft hij met hem gesproken? 'Hoe weet...?' Verder hoeft ze niet te gaan. Shing zegt: 'Ik ben bij hem geweest. Hij heeft mij verteld waarom je ziek bent. Je denkt teveel. Ik wil je helpen.' Ze ziet aan zijn gezicht dat hij het meent. 'Goed dan.' De volgende zaterdag staat er een vreemde man voor haar deur. Zou...? Voorzichtig doet ze de deur open. 'Nin z?o, n?n h?o?' (= Goedemorgen, hoe maakt u het) Juf Lian ziet een paar vriendelijke rustige ogen haar aankijken. Zou dit de onderwijzer uit het andere dorp zijn? Voor ze verder kan nadenken, zegt hij: 'Ik ben Wang. Mag ik je iets over de echte God vertellen?' Ze opent de deur en laat de vreemde man binnen. Al snel zijn ze met elkaar in gesprek.

Al snel zijn ze met elkaar in gesprek. Wang luistert naar haar verhaal. Daarna vertelt hij over de echte God. Hij is de God van hemel en van aarde. Hij zorgt elke dag voor Zijn schepping. Hij wil mensen helpen die tot Hem roepen. Juf Lian begrijpt het met. Ze kent alleen maar boze en goede geesten. 'Ben ik niet ziek, omdat ik een mes gebruikt heb en omdat ik een bord kapot heb laten vallen?' Wang schudt zijn hoofd. 'Nee, echt met. Er zijn geen andere goden, die goden kunnen niets.' Ze zijn zo aan het praten, dat ze de

klop op de deur niet horen. Ze zien niet dat de deur voorzichtig opengaat. 'Juf..., juf..., waarom doet u...' Juf Lian schrikt als ze haar twee leerlingen ziet. Maar Wang zegt spontaan: 'Zijn dat uw kleine helpers? Laat ze maar binnen komen.' Jia Li en Xia durven nu verder het huisje binnen te lopen. 'Willen jullie boodschappen doen?' De twee meisjes knikken, dat doen ze toch elke week? Ze weten precies wat ze moeten halen. 'Komen jullie straks terug?', vraagt Wang. 'Vinden jullie verhalen mooi?' Natuurlijk, de meisjes knikken allebei even hard. Als ze terug zijn, pakt Wang een Boek uit zijn tas. 'In dit Boek staan veel verhalen. Ik zal het eerste verhaal voorlezen.' Juf Lian en de meisjes luisteren goed. Wat een mooi, maar ook wat een vreemd verhaal. Een God, Die zorgt dat er dieren en mensen op aarde komen? Daar hebben ze nog nooit van gehoord. Als het verhaal uit is, vraagt Wang aan juf Lian: 'Mag ik volgende week terugkomen? Dan vertel ik nog meer.'

Juf Lian heeft veel om over na te denken. Maar... ze kijkt ook uit naar zaterdagmorgen. Ze heeft wat vragen opgeschreven. Die wil ze aan Wang stellen. Rustig beantwoordt Wang haar vragen. Hij vertelt haar ook over de Heere Jezus. Die Naam kent ze niet. Op sommige vragen heeft ze antwoord gekregen, maar nu heeft ze weer andere vragen. Dan zegt Wang: 'Ik heb een eenvoudige Bijbel voor je meegenomen. Als je niet te moe bent, kun je daar deze week in lezen.' Juf Lian begrijpt het niet, maar na een paar weken voelt ze zich een stuk beter. Haar angst voor de geesten is weg. Ze leest veel in de Bijbel. Zo leert ze steeds meer over God. Maar... ze ziet ook dat ze zelf zoveel dingen fout doet. 'Wang, hoe moet dat nu? Ik heb altijd verkeerd gedacht. Ik heb in geesten geloofd die niet bestaan. Ik lees dat de God van de christenen dat niet wil.' Op een eenvoudige manier vertelt Wang haar over het werk van de Heere Jezus. Hij kan haar hart anders maken. Hij kan het verkeerde vergeven. Intussen gaat ze regelmatig een paar uur naar school. Ze merkt aan Shing dat hij blij is. Hoe komt het Lian, dat je niet meer zo bang bent?' Juf Lian vertelt hem eerlijk dat ze elke dag in de Bijbel leest. Daarop vraagt hij: 'Mag ik dat Boek ook lezen?' 'Ik zal een Bijbel aan Wang vragen. Misschien kunnen we zaterdagmorgen met elkaar lezen.'

Vanaf die tijd komen ze elke zaterdagmorgen in het huisje van juf Lian bij elkaar om een stukje te lezen en er over te praten. Juf Lian vertelt in het dorpje ook aan andere mensen dat ze echte God heeft gevonden. Zo worden er meer mensen nieuwsgierig.

Ze willen ook lezen in het vreemde, nieuwe Boek. Wang is blij. Wel zegt hl] tegen juf Lian: 'Weet je dat onze regering het niet goed vindt dat wij hl] elkaar komen? De Bijbel is een verboden boek!' Maar ze zegt: 'Ach, wie moet dat nu hier in dit afgelegen dorpje zien? We wonen toch niet in de stad?' •'^s ze op een zaterdagmorgen weer

•'^s ze op een zaterdagmorgen weer in de Bijbel aan het lezen zijn, wordt opeens de deur van het huisje opengegooid. 'Shing... je moet komen.' Huilend valt zijn vrouw op een stoel. Shing begrijpt er niets van. Snikkend vertelt de vrouw: 'Onze kleindochter Fang heeft een ernstig ongeluk gehad.' 'We gaan er gelijk heen', zegt Shing. Maar Wang zegt: 'We zullen eerst bidden voor Fang. God kan haar beter maken. Hij kan jullie helpen.' In een ernstig gebed vraagt hij om bewaring voor Fang. Ook aan het eind van de morgen bidt hij nog eens voor Fang, haar ouders en haar grootouders. Maar... in de loop van de week sterft het jonge meisje.

De volgende zaterdag komen ze opnieuw bij juf Lian. De groep bestaat nu al uit acht volwassen mensen. Shing is er niet. Als ze aan het bidden zijn, horen ze buiten een grote schreeuw. Woest wordt de deur opengesmeten. 'Zie je wel, dat jullie God niet bestaat? Had ik maar nooit naar jullie geluisterd', schreeuwt Shing. 'Nu straffen de goden mij. Daarom is Fang gestorven.' Wang probeert de boze en verdrietige man te kalmeren, maar het helpt met. Steeds bozer wordt hij. Allerlei scheldwoorden uit hij. Zo kunnen ze niet met elkaar uit de Bijbel lezen. Een vrouw, die nog maar voor de derde keer komt, wordt bang en sluipt stil weg. Anderen volgen. Tenslotte blijven Wang en juf Lian samen over. Wang zit met gevouwen handen. Hij bidt. Als de stilte teruggekeerd is, zegt hij: 'Lian, zullen we samen bidden?' Wang vertelt alle nood en zorg aan de Heere. Juf Lian voelt het: de Heere zal bij haar zijn, ook al zal het nu moeilijk worden.

Shing mijdt haar zoveel mogelijk op school. Hij zegt weinig. Zijn gezicht staat steeds verdrietig en boos. Juf Lian probeert met hem te praten, maar hij wil helemaal niets zeggen. Het is weer zaterdag. Juf Lian wacht. Een paar mensen uit het dorp zijn toch weer gekomen. Maar... wie er niet komt? Wang, de onderwijzer uit het andere dorpje! Ze begrijpt er niets van. Tenslotte begint ze zelf maar. Eerst bidt ze en daarna leest ze een stukje. Ze kan alles niet zo goed uitleggen. Wat jammer dat Wang er niet is. Ook de weken daarna komt hij niet. Er komen ook steeds minder mensen. Zal ze het aan Shing vragen? Maar als ze op school naar hem kijkt,

Maar als ze op school naar hem kijkt, weet ze dat hij niets zal zeggen. De week daarop fietst ze naar het dorpje van Wang. Ze wil zelf kijken waarom Wang niet komt. In het dorpje vraagt ze naar hem. De mensen kijken haar verbaasd aan. Wang? Die is allang verhuisd. Hij is overgeplaatst naar een andere school. Waarom? Dat kunnen ze niet vertellen. Teleurgesteld en verdrietig gaat ze

naar huis. Nu begrijpt ze het. Shing is zo boos, dat hij aan de regering in de stad alles verteld heeft. Nu kunnen ze niet meer bij elkaar komen en over God praten. Maar juf Lian wil juist graag dat andere mensen over de Heere Jezus horen. Ze leest steeds meer in haar Bijbel. En... wat eigenlijk niet mag, maar wat ze wel doet: ze vertelt aan de kinderen over de Heere Jezus. Nee..., niet op school. Maar als de kinderen bij haar thuis komen, vertelt ze over Hem. Af en toe gaat ze naar het dorp van Wang. Daar wonen mensen die ook in de Bijbel lezen. Op een keer komt er een man uit Europa. Ze vertelt haar verhaal en zegt: 'Kunt u voor Bijbels voor de kinderen zorgen? Ik wil hen zo graag over de Heere Jezus laten lezen.' De man belooft niets. Soms is het heel moeilijk om Bijbels en kinderbijbels in China te drukken. Ze moet geduld hebben.

,Het is maanden later, shi èr yuè (=december). Juf Lian heeft nog steeds niets gehoord. Ze weet dat de christenen in deze maand het Kerstfeest vieren. Ze heeft in haar Bijbel de verhalen opgezocht. Vanmorgen zal ze de kinderen vertellen over de geboorte van de Heere Jezus. Het is voor haar een groot wonder dat Hij haar Zaligmaker wil zijn. Hij heeft haar zonden vergeven. Daarom kan ze niet over Hem zwijgen. Heel eenvoudig vertelt ze aan de jongens en de meisjes dat Hij ook voor hen gekomen is. Dat het nodig is dat ook zij de Heere Jezus leren kennen. Juf Lian ziet alleen haar kinderen. Ze hoort verder niets. De kinderen horen het verhaal voor de eerste keer. Ze vinden het zó mooi en zó spannend. Ze merken niet dat de deur voorzichtig opengaat. Juf Lian stopt verschrikt als er plotseling een man in de kamer staat. Wie is dit? Is het een regeringsambtenaar? Is het een politieagent? Dan zegt de man: 'Lian, ik ben het. Wang.' Hij zet zijn pet af Juf Lian wordt helemaal blij. 'Wang. Waar was je? Blijf je hier?' 'Vandaag wel, maar ga verder met je verhaal. Ik luister.' Aan het eind van het verhaal zegt Wang: 'Juf, ik heb iets in mijn tas. Vindt u het goed als ik dit aan de kinderen geef?' 'Heb je...?' Van spanning kan juf Lian niet verder praten. Wat haalt Wang uit zijn tas? Een stapeltjes boekjes.

'Jongens', zegt ze dan blij. 'We gaan eerst danken. Ik heb de Heere elke dag gevraagd om boekjes over de Bijbel. Vandaag heeft God dat verhoord.' Samen danken ze de Heere. Wang deelt de boekjes uit. Hij zegt: 'Dit boekje mag ik niet aan jullie geven. Het is verboden door onze regering. Maar ik doe het toch, omdat God zegt dat het moet. Lees veel in dit boekje.' Tegen juf Lian zegt hij: 'Blijf aan de kinderen vertellen over de Heere Jezus. Hij kan ook deze kinderen gelukkig maken.'

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 december 2011

Eilanden-Nieuws | 80 Pagina's

Een verboden kerstgeschenk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 december 2011

Eilanden-Nieuws | 80 Pagina's