Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vervolgverhaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vervolgverhaal

33 uitgeverijmozaiek.nl

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op weg naar de keet weet ik ineens dat Wil gelijk heeft. Het is de vraag wat ik hiermee opschiet. Als hij nog zou leven, had ik hem misschien opgezocht. Om hem te zien, zelf te ontdekken wat voor man het was. Of hij van mij zou willen weten, me zou erkennen als zijn zoon. Niet dat ik op hem zit te wachten, maar dat is wat anders. De mannen snurken al als ik binnenkom. Zonder

De mannen snurken al als ik binnenkom. Zonder geluid te maken en bij het licht van nagloeiende hout-blokken, zoek üc m'n plek. Ik kan de slaap niet vatten. De houtblokken doven

Ik kan de slaap niet vatten. De houtblokken doven en er valt al licht door het raam. De anderen komen langzaam overeind. Toon brengt weer leven in het bijna gedoofde vuurtje, voor de koffie.

Voorjaar 1905 Wil komt drie dagen bakeren en Annies moeder ook drie. Op zondag zijn we met z'n drieën. Door de week zijn de moeders er weer. Job is een gezonde jongen en hij hjkt op mij, vind ik. In de laatste week van het kappen was de bevaUing. Ik heb die week vreselijk veel gekapt. Elke bos is verdienste en met zo'n mee-eter erbij kan dat geen kwaad. Toen ik thuiskwam was Job twee dagen oud. Job, naar Annies opa. Als het een meisje was, zou het Aagje hebben geheten, naar mijn opoe. Ik ben blij dat het een jongen is. Dat heeft meerdere voordelen. Om te beginnen zal hem niet overkomen wat Wil overkwam. Een ander voordeel is dat Job en ik straks samen naar de Biesbosch zullen roeien. Hij moet eerst leren en daarna griendwerker worden, net als ik. Ik zal, net als mijn pa met mij heeft gedaan, samen met hem opwerken en z'n eerste kloven insmeren. Jan moet goed gereedschap voor hem maken, dat hij van mij voor z'n verjaardag krijgt. Als hij wil natuurlijk. Misschien wil hij wel klerk worden, je weet maar nooit.

De wolken drijven met een mooie westenwind over me heen.

'Hé, dromer,' hoor ik Toon, 'doen we nog wat vandaag?' 'Ik ben aan het werk, man. Ik sta met Job te kap

'Ik ben aan het werk, man. Ik sta met Job te kappen.'

'Dat had ik ook,' zegt Toon. 'Nu denk ik wel eens: moeten we onze jongens hier wel hun leven lang laten rondsjouwen?'

We pakken er vijf en gaan weer aan het werL Het is etenstijd. Eten koken is Dirks specialiteit. Wat hij precies doet, weet niemand; hij is beroemd geworden met het maken van lawaaisaus. Iets met spek, aardappelnat, azijn en peper en nog iets, waar niemand iets van te zien krijgt; een soort knolletje, dat bij hem thuis vandaan komt.

Als ik binnenkom, ruik ik dat Dirk nog niet helemaal klaar is. Hij duikt in zijn kist en snijdt het knolletje in kleine stukjes in de pan. Nog even en je ruikt die aparte geur en proeft aan het eten die smaak die Dirk beroemd maakt.

Het laatste hout gaat op het vuur. Het is nat. Ik stik zowat van de dikke rook die in de keet blijft hangen. We moeten maar gauw gaan hggen: kort bij de grond gaat het nog het beste.

Sjaantje is op bezoek geweest bij de vrouw van Jan en die weer bij Toon. Zo hoor ik dat Wil ziek is. Ze komt meestal een keer per week langs bij Annie en Job als ze aan de wal is. Deze week is ze niet geweest. Als Driekes op dinsdag aankomt, loop ik op hem af

Als Driekes op dinsdag aankomt, loop ik op hem af en vraag: 'Is Wd ziek?'

Driekes schudt z'n hoofd, mompelt wat en loopt door.

Nu weet ik nog niks. Ik maak me kwaad. 'Is er wat loos of zo?'

'Er is niks loos,' zegt Driekes, die zich even omdraait en zonder me aan te kijken weer doorloopt.

Op een afstandje staat Aike. Hij schuift z'n pet wat naar achter en krabt op z'n hoofd. Ik zeg niks meer en besluit na het avondeten even bij Wil langs te lopen. De avonden worden weer langer, dus niets let me.

Halverwege de middag loop ik Toon tegen het hjf, die verderop aan het werk is.-

'Ik vertrouw het niet.' zeg ik. 'Het is een rare snurker.'

Toon kijkt om zich heen en zegt: 'Ik draaf even naar haar toe. Jou houdt hij in de gaten, zie ik. Als ze naar me vragen, doe je net of je gek bent.' Ik ga aan het werk, maar blijf ermee in m'n hoofd.

Ik ga aan het werk, maar blijf ermee in m'n hoofd. Als Toon terugkomt, gaat hij gewoon aan het werk. Zijn bhk staat me niet aan. 'Straks,' zegt hij, terwijl hij met z'n hoofd in Drie

'Straks,' zegt hij, terwijl hij met z'n hoofd in Driekes' richting knikt.

Driekes zal straks naar huis gaan en na het eten kunnen wij met elkaar praten. Ik weet nu al dat er iets niet goed is, anders had Toon wel anders gekeken.

Na het eten loop ik met Toon naar buiten. Met de handen in de zakken kuieren we een stukje weg van de keet.

'En?' Ik kan niet slapen en probeer me voor te stellen hoe het is als een vrouw boven en achter haar linkeroor is kaalgeschoren. Als er op die plek ook nog es bloedkorsten zitten en ze doet alsof dat normaal is omdat ze last van luizen heeft, dan moet ze wel heel bang zijn van haar vent. En wat is een stukje hoofd uiteindelijk. Wie weet wat er nog meer aan de hand is; kleren kunnen veel blauwe plekken verbergen. Ik wil bij haar langs!

De afgelopen dagen heeft het aanhoudend geregend; de wind heeft het water hoog opgestuwd. Vanavond is het droog geworden.

M'n hart klopt me in de keel. Als ik aanklop en met een 'Ik ben het' naar binnen loop, blijkt ze alleen in huis. Driekes is er niet.

'Zo, daar ben Lk weer eens,' zeg ik. 'De winter is weer voorbij; óp naar het voorjaar.' Wil gaat een beetje verzitten, met haar rechterkant naar mij toe.

'Driekes nog aan het werk?' vraag ik belangstellend.

'Hij is al tering; nu doet hij even een knikje,' zegt ze en beweegt haar hoofd in de richting van de bedstee. Haar handen liggen in haar schoot. 'Hoe is het met Job?' vraagt ze.

'Buitengewoon goed,' zeg ik. 'Van z'n moeder krijgt hij liters melk, zijn haar groeit al en hij slaapt als een otter. Maar hij miste z'n opoe deze week.' Ze rijst op om koffie te gaan zetten. Als het water opstaat, gaat een deurtje van de bedstee op een kiertje.

'Wie is daar?' 'Janus,' zegt Wil.

'Janus,' zegt Wil.

Als ze het water pakt, zie ik de plek op haar hoofd. Uit de bedstee komt geen geluid meer; het deurtje bhjft echter op een kier.

Onder het koffiedrinken praten we niet. Als ik de kom bijna leeg heb, komt Driekes uit de bedstee. In z'n ondergoed komt hij aan de kop van de tafel zitten; hij legt z'n rechterarm op het tafelblad en zegt niks. Hij kijkt recht voor zich uit door het raam. Ondertussen heeft Wil koffie voor hem ingeschonken. Er wordt nog steeds niet gesproken; ik weet niks te zeggen. Mijn kom is leeg.

'Ik ga maar weer eens,' zeg ik.

Als ik buiten sta, is WU nog niet bij de deur. Van achter uit de kamer hoor ik haar zacht 'dag' zeggen. Ik sluit de deur en ga op weg naar de keet.

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 2012

Eilanden-Nieuws | 18 Pagina's

Vervolgverhaal

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 2012

Eilanden-Nieuws | 18 Pagina's