Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het weer op Goeree

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het weer op Goeree

Overstromingen aan het begin van de eeuw

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

GOEREE-OVERFLAKKEE - Vorig Jaar publiceerde streekarchivaris Jan Both enkele artikelen over de strengste winters van de afgelopen eeuw. Dit jaar staat hij stil bij de zware stormen, die onze regio de afgelopen decennia hebben geteisterd. Deze week, deel 4 uit de serie: Overstromingen aan het begin van de eeuw.

Aan het begin van de twintigste eeuw doen zich twee overstromingen van enige omvang voor in Nederland. In 1906 wordt voornamelijk de provincie Zeeland getroffen door het water, terwijl in 1916 de plaatsen rond de Zuiderzee met het water te maken krijgen. In dit artikel wordt gekeken in hoeverre het eiland Goeree- Overflakkee hier ook last van heeft ondervonden.

De vloed van maart 1906

In de nacht van 12 op 13 maart 1906 is het springtij. In combinatie met een krachtige, van west naar noordwest draaiende wind, wordt het water in de zeegaten extra opgestuwd. Het gevolg is, dat er in Zeeland 25 polders overstromen. De schade op Goeree-Overflakkee valt in dat opzicht erg mee, want die is zeer plaatselijk, namelijk onder Stellendam. De vloed heeft echter wel de nodige gevolgen voor de waterstaatkundige organisatie van het eiland.

De buitendijk van de Kroningspolder wordt op zes plaatsen doorbroken, één van de gaten heeft een lengte van 150 meter. Van het westelijk gedeelte van deze dijk is zelfs het halve dijklichaam verdwenen. Vervolgens loopt de Bospolder vol. Ook de Wouterinapolder kan het watergeweld niet weerstaan. In de dijk ontstaat een door-braak van 36 meter met een diepte van 1.80 meter onder het maaiveld. Om het gat te kunnen dichten worden zes kipkarren met een inhoud van % kubieke meter, 800 meter rails, 400 dwarsliggers en twee wissels gehuurd om de benodigde grond te transporteren naar het gat in de dijk. Vier dagen na de vloed arriveert dit materieel. ', Ondanks dat de schade meevalt, is

Ondanks dat de schade meevalt, is het voor het provinciebestuur een mooie aanleiding om tot een concentratie van het dijkbeheer op het eiland te komen. Reeds in 1898 zijn de zeewerende polders aangeschreven de dijken te verzwaren en te verhogen, maar uit kostenoogpunt is daar dan nog niets van terecht gekomen. De provincie zorgt er nu voor dat er één waterschap in het leven wordt geroepen, dat de gehele dijkring zou gaan beheren. In 1909 is 'De Dijkring Flakkee' een feit en van 1910 tot 1915 wordt er veel werk verzet om de dijken te ver-sterken.

De januarivloed van 1916

Halverwege de Eerste Wereldoorlog wordt Nederland getroffen door een grote overstroming, die voor de toekomst van ons land grote gevolgen zou hebben. Op Goeree- Overflakkee wordt ook enige hinder van het water ondervonden. Op 13 en 14 januari 1916 worden steden en dorpen rondom de Zuiderzee getroffen door een watersnoodramp. Een overstroming of natuurramp komt nooit gelegen, maar juist in deze tijd van crisis en oorlogsdreiging komt de klap extra hard aan. Toch zijn er ook positieve aspecten te noemen. Zo kan het vanaf augustus 1914 gemobiliseerde Nederlandse leger snel ter plaatse zijn om hulp te bieden.

Een dankbare taak en een welkome afwisseling van de sleur en verveling waarin de meesten van de soldaten verkeren. Ook is de saamhorigheid in Nederland groot. Kranten berichten over de enorme schade en spontaan komen overal hulpacties op gang. Een hulpcomité uit Dirksland plaatst enkele dagen na de overstroming de volgende oproep:

Watersnood in Nederland. Allerwege wordt er diep medelijden gevoeld met hen, die door den verschrikkelijken watersnood hun have en goed hebben verloren en niet het minst hen, die uit hun gezin of familie daarmee slachtoffers te betreuren hebben. Daarom een oproep tot allen, om mede te werken die noodlijdenden zooveel mogelijk te helpen. Zeker aan u, bewoners van dit eiland, die de groote onbeschrijfelijke ellende van een watersnood tot heden toe gelukkig, nooit hebben meegemaakt, aan u roepen wij toe: helpt, steunt met uw giften!

Eenige dames, die in Dirksland voor dit doel werkzaam zijn, zullen persoonlijk aanstaanden donderdag ter beurs Hotel van den Doel en Hotel de Bruin zijn, teneinde den omwonenden aldaar tot teekenen in de gelegenheid te stellen.

Het zwaarst getroffen worden de provincie Noord-Holland en het benedengedeelte van de Gelderse Vallei (o.a. Spakenburg en Bunschoten). De materiële schade is daar enorm. In het zwaar geteisterde Marken zijn zestien slachtoffers te betreuren. De catastrofe zet de plannen voor de afsluiting van de Zuiderzee weer op de politieke agenda. In de Troonrede van 1913 heeft de koningin al over de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee ge-sproken, maar door het uitbreken van de oorlog verdwijnen deze plannen voorlopig in de ijskast. Na de waters-nood krijgt minister van waterstaat Ir. C. Lely groen licht en kan voortvarend aan de slag gaan. Op 13 juni 1918 wordt het wetsvoorstel aangenomen, maar het zou nog tot 1932 duren eer de Zuiderzee is afgesloten door de Afsluitdijk en de naam verandert in IJsselmeer.

De schade van de Januarivloed van 1916 op Goeree-Overflakkee staat iii generlei verhouding tot die in enkele Zuiderzeeplaatsen, maar toch is ook hier in enkele dorpen de toestand enige tijd kritiek. Er raken uiteindelijk twee polders overstroomd. Nu is op het eiland vanaf 1909 'De Dijkring Flakkee' actief Door de concentratie van het dijkbeheer kan de in 1909 opgerichte dijkring zwakke schakels in de hoofdwaterkeringen aanpakken. Mogelijk door de inmiddels toegepaste verbeteringswerken blijft Goeree-Overflakkee grotere onheilen bespaard.

De storm veroorzaakt enige schade aan de zeedijk van de polder Oud- Herkingen. Het water stijgt op sommige plaatsen tot bovenop de kruin van de dijk. Onder SteDendam stromen de Bos- en de Kroningspolder in. Deze polders zijn 's avonds om elf uur nog niet volgelopen, zodat gehoopt wordt dat het gevaar geweken is. Toch zou 's nachts de kade - enkele jaren eerder aangelegd - vanaf de Halspolderdijk naar de kade tussen de Bos- en BCroningspolder op z« plaatsen wegslaan. Door de hevige noordwestenwind

opgestuwd stijgt het waterpeil zodanig, dat de haven van Goedereede buiten de oevers treedt, zodat het water van dijk tot dijk komt te staan en het dorp gedeeltelijk onder water komt te staan. Verder zijn daar van verschillende daken pannen afgeruM en schoorstenen omgewaaid. Een buitengors ter grootte van ongeveer negen gemeten is geheel ingevloeid- Aan de Ouddorpse duinen is de schade aanzienlijk, op sommige plaatsen aan het Noorderstrand is van tien to twintig meter afgenomen. Bij Ou e Tonge bereikt het water een grote hoogte. Vele toeschouwers zijn daar aanwezig om het watergeweld gade te slaan. Bij veel kaaibewoners loopt het water in hun kelders. Sommigen moeten naar de zolders vluchten, omdat er water in de woningen stroomt. In Ooltgensplaat wordt gevreesd voor een doorbraak van de Havendijk. De gemobiliseerde soldaten, die in de achter die dijk gelegen loodsen gelegerd zijn, moeten hun gehele uitrusting pakken en op het Fort voorlopig een schuilplaats zoeken, 's Nachts om circa één uur is het gevaar voor een doorbraak geweken en kunnen zij weer veilig naar hun barakken terugkeren. Ook in Den Bommel is de toestand kritiek. Als de storm woedt en het water tot de kruin van de dijk opjaagt, zijn vele blikken gevestigd op het Spuidijkje. Dit dijkje, dat het voorgaande jaar in opdracht van de dijkring aanzienlijk IS opgehoogd om in een reeds lang gevoelde behoefte te voorzien, moet nu tonen wat het waard is. Men ïïeest.maar het Spuidijkje weet het noge water te weerstaan, waardoor de bewoners van de Oostdijk tegen waterschade gevrijwaard blijven. Wel worden op verschillende plaatsen ^en uit het nog verse werk gesla- ;• -, doch deze schade is gering in vergelijking met hetgeen voor die tijd vaak is gebeurd met het Spuidijkje.

feStad aan 't Haringvliet heeft de storm duchtig huisgehouden onder flskpannen, schoorstenen enz.. Aan Je zeedijk bij het zogenaamde 'Oude Hoofd' is aanzienlijke schade aangmcht. In de haven raakt het schip "an schipper Goumare los en rukt TOr de trossen een lantaarnpaal opzij. Met vereende krachten weten enkele schippers en omwonenden dit vaartuig met een trossen te bevestigen aan het schip van schipper Elvé, waaraan nog vijf schepen vast liggen. Genoemde schipper heeft de voorzorg genomen zijn zware ankers met kettingen uit te brengen, waaraan het dan ook grotendeels te danken is, dat er in de haven geen grote schade is ontstaan. Enkele dagen na de storm spoelt er een wachthuisje uit Hellevoetsluis aan.

Een keersluis voor Oude-Tonge

Naar aanleiding van de stormvloed van 1916 komt de situatie bij Oude- Tonge op de agenda te staan. Van het lange havenkanaal, waarvan de kaai tegen de dorpskern aankomt, hebben de Oost- en Molendijk een waterkerende functie bij hoogwater. Beide dijken zijn echter niet hoog

Beide dijken zijn echter niet hoog genoeg. De Dijkring Flakkee zoekt naar oplossingen, maar dat is niet zo eenvoudig want de dijken zijn bebouwd en om alle woningen en andere pandjes af te laten breken om de dijk te kunnen ophogen is geen optie. Men moet zich dus maar behelpen met bekistingen tussen de muren van de huizen. Op sommige plaatsen, waar de gevels van de woningen niet sterk genoeg zijn, wordt een waterkerende muur opgetrokken met, als toegang tot de woningen, door keerplanken af te sluiten openingen. Al met al zijn het slechts lapmiddeltjes en een doorn in het oog van de dijkring. De polderbestuurders willen het maken van doorgangen in de muur aan de zijde van de Molenpolder verbieden, maar dat plan valt niet in goede aarde. De bewoners van die huizen moeten dan met trapjes telkens de muur over. Een andere mogelijkheid is de verhoging van de havenkaai, maar dat stuit weer op verzet van onder andere het gemeentebestuur, omdat het laden en lossen van schepen hierdoor zou worden bemoeilijkt. De haven van Oude-Tonge is een belangrijke haven voor het transport van landbouwproducten en andere goederen, zeker de belangrijkste aan de zuidzijde van het eiland. De gemeente komt met een geheel andere oplossing: het afsluiten van de haven door middel van een afsluitdijk met daarin een keersluis. In geval van hoogwater kan deze

In geval van hoogwater kan deze sluis worden gesloten, maar normaal gesproken is de haven gewoon toegankelijk voor de scheepvaart. De gemeente gaat als initiatiefnemer met het provincie- en waterschapsbestuur (Dijkring) rond de tafel zitten om het plan voor elkaar te krijgen. Na de nodige besprekingen wordt overeen gekomen, dat zowel de provincie als de dijkring 14.000 gulden zullen bijdragen. De totale kosten zijn becijferd op bijna 69.000 gulden. In een overeenkomst wordt het een en ander verder geregeld. Zo wordt de keersluis met bijbehorende werken na realisering aan de dijkring in eigendom en onderhoud overgedragen; de gemeente betaalt jaarlijks een vergoe-ding van 800 gulden aan de dijkring voor onderhoud van de sluis, voor het in stand houden van de bekistingen in de dorpskom en voor de bediening van de sluis. De klus wordt in 1916-17 geklaard. Zo'n 450 meter van het dorp wordt een afsluitdijk aangelegd, voorzien van een keersluis. Op 3 september 1917 vindt de officiële ingebruikname plaats.

De sluis is voorzien van twee vloeddeuren met aan weerszijden twee stel dubbele schotbalksponningen.

Door het aanbrengen van de keersluis ontstaat een binnen- en een buitenhaven. Uit de instructie van de sluiswachter blijkt, dat de sluisdeuren moeten worden gesloten bij een te verwachten hoge vloed, de waterstand tot ongeveer twee meter boven NAP is gestegen en gedurende de tijd waarop op de kaai suikerbieten of andere producten, die aan bederf door rivierwater onderhevig zijn, liggen opgeslagen.

De keersluis, gerealiseerd tijdens de Eerste Wereldoorlog, is aan het eind van de Tweede Wereldoorlog (april 1945) door de Duitsers opgeblazen. In 1951 is deze weer hersteld. Bij de Watersnoodramp van 1953 heeft de keersluis het water weten te weerstaan, maar elders zijn op verschillende plaatsen de dijken doorgebroken. Na de Ramp is verderop een nieuwe hoofdwaterkering aangelegd met daarin een keersluis voor de bereikbaarheid van de haven. De oude keersluis ligt er ook nog.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 2012

Eilanden-Nieuws | 20 Pagina's

Het weer op Goeree

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 2012

Eilanden-Nieuws | 20 Pagina's