Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Cees Pols En het werd stil

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Cees Pols En het werd stil

48 uitgeverijmozaiek.nl

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij loopt naast me en kijkt alleen maar vooruit, in gedachten verzonken, zo te zien. Hij kauwt op zijn pruimtabak en af en toe spuwt hij het wrange sap uit zijn mond. 'Triene en üc hadden het goed samen. Wel had ze altijd veel verdriet omdat we geen kinderen hadden. Nu ben ik daar blij om, denk üc.' Ik kan niks zeggen nu, ik sta er zo anders voor dan hij. Ik weet niet eens of ik kinderen heb of had. Ik loop wel, maar het is net of het niet mijn benen zijn die me voortbewegen. Een ander hjkt mijn voeten te verzetten. M'n hoofd hangt een beetje los en het is net of ik niet naar mezelf kijk, maar naar een ander. Ben ik straks alleen of niet? En als ik alleen ben, bén ik dan nog iemand? Ook in mijn hoofd is alles kaal en leeg; ik weet het gewoon niet meer. Aike kijkt me aan en zegt: 'Je moet je voorbereiden op het ergste. Deze onderneming is tegen beter weten in en tóch moet het gebeuren.' Dat denk ik ook: het móet gebeuren. Dan ben je er tenminste geweest. Dan kun je zeggen 'er is niets meer'. Maar ik werd opgehouden door Triene, die geen kinderen heeft. De dijk loopt hier met een bocht het land in. 'Dit is de plek waar ik met de roeiaak aan wal kwam en de jongen op de wagen heb gelegd. Hij was zo oud als Job van mij. Niemand kende hem. Misschien een schippers

Niemand kende hem. Misschien een schippersknechtje dat van de schipper boodschappen moest gaan halen aan de wal. Dat denk ik zomaar, omdat niemand de jongen kende. Misschien komt hij wel uit België. Wat denk jij? Hoe kan zo'n jongen nu mijn huis binnendrijven en begraven worden zonder dat iemand hem kent? Wat denk je, Aike, als ze Job \'inden, zullen ze hem herkennen, daar in de stad? Of zullen ze hem als nummer zoveel begraven? Het was mijn jongen, die moest gaan proeven aan het griendwerk. Gelukkig is hij er geweest en heeft hij laten zien dat hij er was. Ik ben trots op die jongen, wat er ook van hem over is. Ik zal trots zijn op deze jonge griendwerker, ook al wist hij het zelf nog niet zeker. Als je daar hebt gewerkt, ben je nu eenmaal een griendwerker. Hij Het me zien dat hij het echt wilde gaan proeven. En nu ineens is het afgelopen. Ik weet het gewoon niet, ik heb geen rust.' De dijk loopt nu naar binnen en na deze bocht weer naar buiten. 'Na deze bocht moet ik m'n huis kunnen zien.' M'n benen gaan nu zwaar, er zit geen kracht meer in. Ook Hjkt het of ik mezelf zie lopen. Met grote stappen ga ik door de polders en van plaat tot plaat. De slik zuigt me vast en dat is ook zo, zie ik als ik naar de kapotte dijk kijk. Het water is zijn gang gegaan en heeft zich niets aangetrokken van het geschreeuw daarbeneden. Als we er zijn - ik zie het aan de boom - blijkt aUes verdwenen. Het huis is in elkaar gezakt, schuin over de plee; ik zie alleen het dak. Het aangebouwde hok is gewoon blijven staan. Alsof er niks is gebeurd. Het paadje naar beneden is niet meer te vinden. Wel zie ik de stronk in het talud, waar ik mijn enkel op verzwikte. 'Kijk Aike, daar is die stronk. Je weet wel, toen heb ik Annie leren kennen.' Ik moet naar beneden nu, even kijken in het hok. Maar eigerdijk durf ik niet. 'Ik ben bang, Aike, maar ik moet gaan kijken of er iemand in het hok ligt. BHjf jij hier.' 'Je bent gek, man! Gek ben je,' zegt Aike. 'Wat moet er van je terechtkomen als je daar wat vindt? Ze kunnen je rechtstreeks naar het gekkenhuis brengen. Dat moetje niet zelf doen. Kom terug. Terug, zeg ik je.' Ik kijk hem aan en weer zie Lk dat vuur in z'n ogen. Hij pakt me vast en als Lk het talud af wil, houdt hij me tegen. 'Aike, ik móet, man! Ik móet weten wie daar Hggen te wachten op mij.' Hij houdt me nog steeds vast en ik word kwaad,

wil me losrukken uit zijn sterke knuisten. 'Man, laat me los! Ik móet.' 'Nee, je mag niet. Niet nu.' 'Jij kimt makkehjk praten. Jij weet waar je aan toe bent en ik niet. Los, zeg ik je.' Ik ruk me los en gHjd het talud af. Met een bonk kom ik tegen het hok Op de dijk staat Aike. Hij kijkt me aan en zegt: 'Ga maar, je hebt gelijk. Je moet het zelf doen.' EigenHjk kan ik hier niks uitrichten. Verder naar beneden kan ik niet. Ik wrik een stuk van het dakje los en kijk naar birmen. Aardedonker is het. Nog meer dak haal ik eraf, net zo lang tot ik iets kan zien. Ik tril, maar het moet gebeuren. Als mijn ogen

Ik tril, maar het moet gebeuren. Als mijn ogen gewend zijn aan het donker daarbeneden, kan ik wat zien. De tobbe drijft daar, is half volgelopen. Er drijven kleren in. M'n ademhaHng gaat snel en ik ben bang. Ik moet nu de man zijn die gaat redden, die overleden mensen naar hun geHefden brengt, zodat ze geïdentificeerd kunnen worden, en de nabestaanden kunnen rouwen. Zo moet ik ernaar kijken. Dat jurkje daar in die tobbe, dat ken Lk, dat is van kleine Aag. Ligt ze daar? Onder in de tobbe? Rood afgebiesd is het jurkje, het is haar jurkje. Ik weet hoe het is gegaan: op het laatste moment heeft Annie Aag in de tobbe gezet om haar naar een drogere plek binnendijks te laten drijven. Gewoon op de Mozesmanier. Dat is niet gelukt natuurHjk, het kind is bijna tien. Het kind is hier achter gebleven en omgekomen van honger en dorst. Niet door het water. Liggen de anderen hier? Of is Aag de enige die niet is weggespoeld? Met een lange lat haal ik de tobbe dichterbij en met de spijker op het eind zal ik proberen haar naar me toe te halen. Ik wil haar zelf begraven, dat weet ik zeker. 'Aike, je moet me helpen,' schreeuw ik, half huilend. 'Kleine Aag moet worden opgedregd.' Aike strompelt naar beneden, kijkt naar binnen en kijkt mi) aan. 'Het is aUeen een jurkje, jongen.' Ziet Aike niet dat het Aag is, of wil hij het niet zien? 'Kom es hier met die lat,' zegt hij. Voorzichtig brengt hij de tobbe dichterbij en met de spijker haalt hij het jurkje naar boven. Als ik weer kijk, is de tobbe leeg. Zweet en tranen

Als ik weer kijk, is de tobbe leeg. Zweet en tranen lopen over m'n gezicht. Aike legt zijn hand op mijn schouder. 'Kom jongen, we gaan terug.' Ik steek het jurkje in mijn jaszak. Op de dijk staat Hakker te blaffen. Ik weet nog steeds niks. We hebben de zon in de rug en zijn al halverwege, weer op weg naar de stad. Nu moet ik het hem gaan vertellen. Ik kijk naast me, naar z'n gezicht. Ik moet het hem wel verteOen nu. 'Weet je nog toen Driekes verdronk?' vraag ik hem. Hij kijkt me aan en knikt. Zwijgend lopen we verder. 'Daar heb ik vanmorgen met de pastoor over gesproken.' Weer kijkt Aike me aan; hij zegt nog steeds niks. 'Heb jij wel eens gebiecht?' stel ik het moment uit. 'Ja. Ja, dat heb ik gedaan,' zegt Aike, maar vraagt niks. 'Heb je wel eens dingen opgebiecht die je nog nooit aan anderen vertelde?' 'Jazeker.' 'Ik ook vanmorgen. En nu ga ik het ook jou vertellen. Vind je dat goed?' 'Ja, dat is goed,' zegt Aike. 'De pastoor zei tegen me dat aUe zonden kunnen worden vergeven. Ook moord.' 'Als de pastoor dat zegt, is dat zo,' zegt Aike. 'Moet Lk dan niet naar het gevang?' 'Jawel, want de rechter hierbeneden is niet zo vergevingsgezind als onze lieve Heer daarboven.' Hij pakt zijn doos en propt een verse pruim achter z'n kiezen. 'Ik moet het maar eens aan de poHtie gaan verteUen, tenminste, als ze tijd hebben.' 'Ik loop wel met je mee.' De stad is al in zicht en het is net of ik harder ga

De stad is al in zicht en het is net of ik harder ga lopen. Dat komt natuurHjk omdat we de wind Ln de rug hebben. Welnee, er is helemaal geen wLnd. Het komt omdat het me oplucht. Ik loop zo hard omdat Lk van die last af wü. Ik wil het niet meer voor me houden. Ondanks aUe onzekerheid, ondanks dat Lk waarschijnlijk aUeen ben nu. Of misschien wel juist daarom. Hoe zou Lk het WU hebben moeten vertellen? En Annie? Ik wü niet leven met een leugen. Wordt vervolgd

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2012

Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's

Cees Pols En het werd stil

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2012

Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's