Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Visser En De Vrouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Visser En De Vrouw

Uitgeverij J.J. Groen en Zoon Leid 1992 ISBN 90-5030-282-3

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ze stapte net zo kalm de straat op, alsof ze de dode met haar bezoek de laatste eer had bewezen.

Hoofdstuk 2

De heks Het was een voormiddag in de vroege zomer. De

n Het was een voormiddag in de vroege zomer. De zon kreeg langzamerhand vat op het landschap. Er waren veel leeuweriken luidruchtig aanwezig in de lucht boven mevrouw Catanach, die over straat liep. Ze keek naar het noorden en zag een wolkeloze hemel uitgestrekt boven een allesbehalve schaduwloze, blauwe zee. Twee forse, onregelmatige landengten, vormden een wijde baai. Tussen de westelijke punt en het daaraan gelegen stadje, bevond zich een grote vlakte met geel zand, waarop de golven, door de wind van de afgelopen nacht, nog steeds vanuit het noordoosten aanrolden, hoewel de storm nu veranderd was in een hchte bries. Maar mevrouw Catanach keek of zocht nergens naar, want ze had geen visser als echtgenoot of een ander familielid op zee. Ze was slechts met iets bezig dat haar gedachten volkomen opeiste.

Toen ze daar zo stond, kwam er een vreemde naderbij, die haar op dezelfde geluidloze manier waarop ze zelf uit het huis van juffrouw Hom was gevlucht, tegemoet trad. Op een paar meter afstand van haar keek de figuur op en staarde haar net zo aandachtig aan als zij naar de zee had gestaard. Het was een man van dwergachtige afmetingen en onbestemde leeftijd, met een grote bochel op zijn rug, verfijnde trekken, een lange, dunne baard en een onnatuurüjk groot voorhoofd boven bleekblauwe ogen waaruit een zielige blik straalde. Netjes in het zwart gekleed, stond hij met zijn handen in'zijn broekzakken onbeweeglijk naar mevrouw Catanachs gezicht te staren.

Zich plotseling bewust wordend van zijn aanwezigheid, schrok ze op en ze riep uit: "Bewaar me! Waar komt u vandaan?"

"Ik weet niet waar ik vandaan kom," antwoordde hij onmiddeUijk, met rode wangen en gloeiende ogen die over de zee uitkeken. "U weet dat ik niet weet waar u vandaan komt. Ik weet niet waar u vandaan komt. Ik weet niet waar wie dan ook vandaan komt!"

"Kom nou, landheer! Neem me niet kwahjk!" antwoordde mevrouw Catanach. "Het was uw eigen schuld. Waarom staat u me daar maar aan te staren zonder me te zeggen dat u er was?"

"Ik dacht dat u keek naar waar u vandaan kwam," verontschuldigde de man zich met aarzelende stem. Wat kan het mij schelen waar ik vandaan kom, vanaf -" en hier aarzelde mevrouw Catanach. "Vanaf wat, alstublieft?" drong de man met een smekende stem aan. "Nou, als u het wilt weten, vanaf het moment dat ik van - mijn moeder kwam," zei de vrouw en ze keek met een boosaardige lach op de man neer. De gebochelde uitte een kreet van verbijstering, draaide zich om en holde weg. Bij het omdraaien flitsten zijn lange, witte handen uit zijn zakken en drukte hij ze tegen zijn oren. Met verbazingwekkende snelheid schoot hij de steile heUing af, richting de kust.

De naam die ze de gebochelde had gegeven, was niet zomaar een bijnaam. Stephen Stewart was inderdaad landheer van het kleine landgoed en eeuwenoude huis van de Kirkbyres, waar zijn moeder alle zaken regelde. Hoewel ze ze nauwelijks behartigde voor haar zoon, zorgde ze ervoor dat hij behalve zijn kleding en vijf pond zakgeld per jaar, geen persoonlijke voordelen van zijn bezittingen had. Hij kwam nooit in de buurt van zijn eigen huis, omdat hij om de een of andere onbekende reden zo'n hekel had aan zijn moeder dat hij het woord "moeder", of zelfs de geringste zinspeling op een band met haar, niet kon aanhoren. Sommigen zeiden dat hij een dwaas was; anderen

Sommigen zeiden dat hij een dwaas was; anderen noemden hem een gek en weer anderen vonden dat hij beiden was. Maar niemand noemde hem minderwaardig en iedereen zou het verschil tussen hem en anderen aanvaarden, wat de oorzaak daarvan ook mocht zijn. Die verstorende invloed was omgeven met een soort zachtmoedige nederigheid. De weg die de landheer nu volgde, leidde langs de zanderige kust naar de grote en rotsachtige landengte die de baai aan de westkant omsloot. Het was bijna eb en het natte zand bood een makkehjk pad voor zijn vlugge voeten. Daar waar de water- Üjn afboog naar het noorden aan de voet van de landengte waren een stuk of zes vissersboten op het strand getrokken. Vlak daarnaast hep een pad steil omhoog naar de rots; vandaar leidde het door gras en omgeploegd land over de landengte naar het vissersdorp Scaurnose.

Met het vlakke strand achter zich, werd de weg nu rotsachtig en moeüijk begaanbaar, vlak onder de klippen van de landtong. Hij Hep tussen de boten en de rots door, zonder ook maar één bhk op zijn vriend, Joseph Mair te werpen, die in een van de boten aan het werk was. Zijn vlucht naar de rotsen werd ook gadegeslagen door een kind van een jaar of tien dat bij de bodem van een vergane boot stond, vlakbij de andere boten. Het was de dochter van Joseph Mair - een visser die op een oorlogsschip had gevaren en die als gevolg daarvan de bijnaam Blue Peter had gekregen. Nadat hij als knecht op een of andere boot wat geld gespaard had, bouwde hij er nu zelf een. In tegensteUing tot veel van zijn kameraden was hij een bedaard en zelfs bedachtzaam man, die altijd bereid was om naar de stem van het verstand te luisteren, waardoor hij een van de meest gerespecteerde mensen van het dorp was. Het waren over het algemeen geharde en moedige mannen, die als vanzelfsprekend het levensgevaarüjke weer trotseerden, iets wat veel vissers langs een groot deel van de kust niet zouden durven.

De gekke landheer kwam vaker bij Joseph Mair thuis op bezoek dan elders. Bij zulke gelegenheden sliep hij op een zolderkamertje dat via een ladder vanaf de benedenverdieping te bereiken was en alleen uit een keuken met een haard en een slaapkamer bestond. De kleine Phemy Mair was daarom gewend aan zijn verschijning, zijn manier van doen en zijn praten en hij mocht haar heel graag. De landheer was nauwelijks uit het zicht van

De landheer was nauwelijks uit het zicht van de boten verdwenen, toen Phemy uit haar boot tevoorschijn kroop en hem langs de kust volgde, aan de voet van de khppen. Spoedig kwam de landheer in haar gezichtsveld, toen hij de opening van een welbekende grot inging en verdween. Toen Phemy de grot enkele ogenblikken later binnenging, was de landheer nergens te bekennen. Maar ze hep meteen naar de achterkant van de grot, keek om zich heen en begon aan een afdaUng waartoe alleen een kind dat hiermee bekend was, in staat was. Ze kroop door een andere opening en bereikte de bodem van een tweede grot. Omdat de landheer zijn handen nog steeds tegen

Omdat de landheer zijn handen nog steeds tegen zijn oren gedrukt hield, hoorde hij Phemy niet naderen. Ze stond een ogenbhk in de vage schemering naar hem te kijken, schijnbaar zonder angst voor wat er zou gaan gebeuren. Weldra meende ze iets te zien glinsteren in de duisternis - t^vee dingen - dat moesten ogen zijn! De ogen van een otter of bunzing, wezens waarvan het in de grotten langs de kust wemelde. Door plotsehnge angst i (Vervallen rende ze op de landheer af, legde haar hand op zijn schouder en huilde: "Kijk, landheer, kijk!" Hij sprong op en staarde verward naar het kind. Ze

Hij sprong op en staarde verward naar het kind. Ze stond tussen de muur en de opening, waardoor al het hcht op haar bleke gezicht viel. "Waar kom jij vandaan?" riep hij. "Uit de oude boot," antwoordde ze. "Wat wil je van me?"

"Niets, meneer. Ik kwam alleen maar kijken hoe het met u ging. Ik wilde u niet storen, maar ik zag twee ogen van iets dat ginds in het donker naar me staarde en ik werd er bang van." (Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 2012

Eilanden-Nieuws | 20 Pagina's

De Visser En De Vrouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 2012

Eilanden-Nieuws | 20 Pagina's