Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Goeree-Overflakkee tijdende Eerste Wereldoorlog (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Goeree-Overflakkee tijdende Eerste Wereldoorlog (2)

Het eiland in staat van oorlog

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er pakten eind juli 1914 door de oorlogsdreiging donkere wolken boven Europa. Om de Nederlandse onzijdigheid te beschermen, werden leger en vloot gemobiliseerd. Dit was zowel organisatorisch als logistiek een operatie van ongekende omvang. Niet alleen moesten zo'n 177.500 militairen - aanzienlijk minder dan de (latere) strijdende partijen aanvankelijk dachten - zo spoedig mogeUjk ter bestemder plaatse arriveren. Ook het vervoer en transport van ruim 6.000 paarden, enkele honderden kanonnen en ander wapentuig diende geregeld te worden. Daarbij kwam de organisatie van de inkwartieringen van al die manschappen en de diverse vorderingen. Ondanks dat er wel het een en ander misging, bereikte negentig procent van de opgeroepenen op de eerste dag van de mobilisatie de plaats van bestemming en reeds op 4 augustus was het Nederlandse leger paraat. Dat met name de uitrusting en de bewapening van de Nederlandse militairen - zeker in vergelijking met het Duitse leger - ronduit gebrekkig was, laten we hier even buiten beschouwing. De mobilisatie op zich was een succes. Niemand kon toen bevroeden, dat deze ruim vier jaren zou gaan duren.


Bij het uitbreken van de oorlog was het Nederlandse leger ruwweg te verdelen in drie groepen: de miliciens, de landweerplichtigen en de landstormers. Miliciens konden als dienstplichtigen na een oefentijd van achtenhalve maand zes jaar voor herhalingsoefeningen worden opgeroepen. Zi) werden ingedeeld bij het veldleger. Na deze periode gingen de manschappen over naar de landweer, waar zij nog zeven jaar oproepbaar waren. Landweerplichtigen werden doorgaans belast met bewaking en bezetting, zoals bij de grens- of kustwacht. De meeste op Goeree- Overflakkee ondergebrachte gemobiliseerden waren soldaten van de landweer. Een derde groep vormde de landstorm, eigenlijk een legerreserve die alleen in oorlogstijd werd opgeroepen, bestaande uit geoefende en ongeoefende manschappen. De eersten hadden hun diensttijd reeds bij de militie en de landweer vervuld, de anderen waren nooit voor dienstphcht opgeroepen. Tevens was er nog een mogelijkheid om je als vrijwilliger aan te melden bij de vrijwillige landstorm. De maximum leeftijd was 40 jaar.

De eerste dagen van de mobilisatie werden er heel wat telegrammen over en weer gestuurd. Zo ontving de burgemeester van Goedereede onder andere deze twee telegrammen van de Stellingcommandant van de Monden der Maas en van het Haringvliet. Op 1 augustus 1914 : "Mijnenverscherping goereesche zeegat gelegd, waarschuwingsvaartuigen boven en benedenstrooms, aanwezige zeUvaartuigen mogen Goereesche gat slechts op aanwijzing dezer vaartuigen bevaren." Deze waarschuvdngsvaartuigen zouden tot het eind van de oorlog aanwezig bUjven. Een tweede telegram is van 5 augustus 1914: "Namens Minister van Oorlog deel ik u mede dat de stelling van de monden der maas en van het haringvhet, waaronder uwe gemeente ressorteert bij koninklijk besluit van heden nummer een met ingang van 5 augustus in staat van oorlog is verklaard, brief volgt."

De Stelhng van de Monden der Maas en van het Haringvliet met Hellevoetsluis als belangrijkste post bevatte de westzijde van Goeree-Overflakkee van Ouddorp t/m Sommelsdijk. De burgemeesters van al deze dorpen kregen een dergelijk telegram. Het overige deel van het eiland viel onder de Stelling van 't Hollandsch Diep en het Volkerak. Dat dit tot vreemde situaties aanleiding kon geven, blijkt uit de volgende brief van de directeur van de Gemeentelijke gasfabriek van Middelharnis en Sommelsdijk van 13 augustus 1914 aan de burgemeester van Sommelsdijk: "Tot mijn leedwezen ben ik niet in staat Uwe bestelling van vijf hektohter cokes uit te voeren. De gasfabriek ligt op grondgebied van Middelharnis, dat behoort tot de stelling van het Hollandsch Diep, terwijl Sommelsdijk daarbuiten ligt. Uitvoer van brandstoffen is niet toegestaan. Hoewel dus Sommelsdijk tesamen met Middelharnis de gasfabriek bezit en exploiteert, heeft de ligging der fabriek het merkwaardige gevolg, dat de inwoners van Sommelsdijk zonder nadere regeling geen cokes kunnen krijgen." Strikt genomen zou de gasfabriek dan ook geen gas mogen leveren aan Sommelsdijk, maar zover is het niet gekomen en ook de levering van cokes aan inwoners van Sommelsdijk zal niet lang daarna wel weer zijn hervat. Bij Koninklijk Besluit van 11 februari 1915 werd de Staat van Oorlog uitgeroepen voor de Stelling van 't Hollandsch Diep en het Volkerak voorzover, dat nog niet was gebeurd. Vanaf dat moment verkeerde het gehele eiland in Staat van Oorlog. Dit ging niet zover als bij de Staat van Beleg, waarbij de militaire autoriteiten wel erg vergaande bevoegdheden kregen. Toch golden vanaf dat moment allerlei wettelijke verplichtingen, zowel voor militairen als voor burgers in het betreffende gebied.

De weg kwijt

Er werden bovendien allerlei voorzorgsmaatregelen genomen, mocht Nederland worden aangevallen. Zo ontving de burgemeester van Middelharnis op 20 februari 1915 een brief van de ANWB Toeristenbond met de volgende strekking: "Door den Commandant van de Positie Overflakkee wordt ons verzocht de armen van den wegwijzer van de A.N.W.B. staande in Uwe Gemeente, op de splitsing der wegen van Middelharnis - Stad aan 't Haringvliet, spoedig te doen verwijderen. Mogen wij U beleefd verzoeken de armen van dezen wegwijzer te laten afschroeven en goed te doen opbergen. Vertrouwend dat U in het belang van 's Lands-defensie spoedig aan ons verzoek zult willen gevolg geven, zeggen wij U bij voorbaat dank voor de U te geven moeite."

Eerst op 28 november 1918 ontvingen de burgemeesters van de betreffende gemeenten op het eiland de volgende brief van de ANWB: "Zooals UedelAchtbare weet, zijn bij het begin van den oorlog in verschillende gemeenten, op hoog bevel, de armen van onze Bonds weg wijzers afgenomen en tot nader bericht opgeborgen. Ook Uwe Gemeente kwam hiervoor in aanmerking. Thans is de toestemming verkregen om de armen weder te doen aanbrengen."

Steuncomités voor militairen en burgers

Begin augustus 1914 waren de gevolgen van de oorlog in de haven van Stad aan 't Haringvliet al waar te nemen, aangezien alle Stadse schippers werkloos in de kaai lagen. De landbouwers maakten van hun diensten gretig gebruik, omdat er vanwege de mobilisatie midden in de oogsttijd een tekort aan landarbeiders was ontstaan. Ruim veertig Stadtenaren waren namelijk onder de wapenen geroepen. Naast landarbeiders hielpen ook schippers, schilders, timmerlieden, smeden en kleermakers mee met het binnenhalen van de oogst.

Door de mobilisatie waren veel kostwinners onder de wapenen. De gemeente Den Bommel verzocht reeds medio augustus 1914 alle belastingen "ten spoedigsten te betalen aangezien tekort in de kas is" en de gemeente veel had uit te betalen aan de achtergebleven gezinnen van de opgeroepen militie- en landweerplichtigen. Het eerste oorlogsjaar ontving de vrouw van een gemobiliseerde soldaat per dag een vergoeding van hoogstens één gulden. De burgemeester stelde de vergoeding vast en die was dus niet overal gelijk. Soms achtte de burgervader een kwartje voldoende! In een regeling, die augustus 1915 in werking trad, bedroeg de basisvergoeding 90 cent. Voor het eerste kind werd dit vermeerderd met 20 cent, voor het tweede kind 25 cent tot een maximumbijdrage van fl. 1,50. Het was sowieso geen vetpot, maar voor een groot gezin was deze regeling zeker niet voordelig. Op 19 augustus 1914 werd op het Bommelse gemeentehuis een comité geformeerd om steun te verlenen aan hen, die door het onder de wapenen zijn van hun kostwinners nagenoeg geen inkomsten hadden. Er kwam ook al snel een Nationaal Steuncomité als overkoepelend orgaan voor de lokale comités. Niet alleen aan de achtergebleven familieleden werd waar nodig onderstand verleend, ook voor de militairen zelf kwamen hulpacties op gang. Met het oog op de naderende winter werden burgers door de Minister van Oorlog opgeroepen tot het breien van wollen handschoenen voor militairen. In Sommelsdijk waren de catechisanten van dominee Kievit druk in de weer met het vervaardigen van sokken en wanten voor de soldaten. Terwijl de jongens geld inzamelden voor het aanschaffen van sajet enz. breiden de meisjes sokken en wanten. EUce woensdagavond kwamen de laatstgenoemden tezamen in de zondagschool. Zo werd ook in andere plaatsen op het eiland in de maanden oktober en november flink wat gebreid voor onze soldaten. Het Koninklijk Nationaal Steun Comité organiseerde ook inzamelacties en ondersteuning aan burgers, die ten gevolge van de oorlogsomstandigheden en de daardoor ontstane crisis werkeloos waren geworden. Zo vertrok op zaterdag 31 oktober 1914 de eerste zending van het steuncomité uit Middelharnis en Sommelsdijk voor de noodlijdenden in ons vaderland, bestaande uit meer dan 300 stuks warme kledingstukken. Deze kleding ging naar Den Haag: "De Kleedingcommissie in den Haag ontving gisteren door toedoen van het K.N. Steuncomité een prachtige collectie kleederen, vervaardigd door vrouwen en meisjes uit Middelharnis en Sommelsdijk. Die commissie brengt hiermee haar weigemeenden dank aan de vriendelijke geefsters en werksters voor de groote mooie zending die in hooge mate welkom is." Reeds op zaterdag 21 november ging een tweede zending uit, dit keer naar Rotterdam. Zo'n 80 dames zetten zich met naald en draad in. Van het Nationaal Comité werden onder andere stukken onge-bleekt katoen en keper geleverd, die weer beschikbaar waren gesteld door fabrikanten. Tevens kreeg het plaatselijk comité geld en kleding van inwoners uit Middelharnis en Sommelsdijk. Er was een blauw busje waarin geld kon worden gedeponeerd. "Ook onze geldmiddelen werden weer - ook anoniem - aangevuld, zodat wij met onbezweken moed aan het heerlijke werk doorgaan." De derde zending

leed enige vertraging, omdat de secretaris van het Comité van het Rode Kruis voor Goeree-Overflakkee had verzocht de naai- en knipkrachten tijdehjk in te zetten voor de vervaardiging van buikbanden voor het leger. Zon 125 buikgordels werden eind november afgeleverd. In oktober 1915 verzocht de burgemeester van Den Bommel "in verband met de grote ellende in Polen, waar duizenden omkomen van honger en gebrek", dat degenen die oude kleren, ondergoed of schoenen konden missen, deze vnlden bezorgen in de openbare school. De firnia Van Dam uit Rotterdam nam de verzending naar Polen op zich.

Op gezette tijden werd gecollecteerd, zoals in januari 1916. Ten behoeve van het Comité tot het verlenen van hulp aan krijgsgevangenen van alle nationaliteiten te Den Haag werd in de gemeenten Den Bommel, Middelharnis, Ooltgensplaat, Ouddorp, Sommelsdijk en Stad aan 't Haringvliet fl. 553,50 ingezameld.

Personalia militairen van Goeree-Overflakkee

Over enkele van Goeree-Overflakkee afkomstige militairen is iets meer te vertellen. Bijvoorbeeld over een oud-inwoner van Middelharnis, A. Korteweg, milicien korporaal der Pionierafdehng 2e Comp. 2e Bat. van het Regiment Grenadiers. Hij ontwikkelde in 1916 een periscoop, die werd opgesteld in de loopgraaf aan de Laakhaven te Den Haag. Door de hoogste legerautoriteiten werd deze als zeer belangrijk aangemerkt en vele geïllustreerde bladen namen foto's op. In tijdschrift De Prins uit januari 1916 lezen we over deze uitvinding: "... ze is van hout en bestaat uit tv^^ee in elkander schuivende langv^erpige kokers, welke op- en neerbeweging door een hefboom, met de hand bewogen wordt; hierboven is de projectiespiegel aangebracht, waarin men het omliggende terrein overziet; door de bijzondere constructie kan men ook de bewegingen van vliegtuigen volgen. - Onder de periscoop IS een aanwijsplaat, waarop verschillende vaste punten en afstanden in het terrein uitgezet worden." Naast generaal Snijders was er dus nog een oud-inwoner van het eiland met mihtau-e inzichten.

Een ander persoon met een militaire carrière was Franz Maassen uit Sommelsdijk. Maassen zag op 15 november 1884 het levenshcht in Beesten (Hannover) Duitsland. Rond 1900 kwam hij naar Sommelsdijk om daar te gaan werken als winkelbediende in de manufacturenzaak van de gebroeders Hollen aan de Dubbele Ring. De famihe Hollen vestigde zich rond I860 in Sommelsdijk. Ook zij waren afkomstig uit het Duitse Beesten. In 1915 vertrok Franz Maasen naar zijn vaderland om m het leger te gaan. In augustus 1916 stond hij tegenover de Fransen bij Verdun. Hij raakte daar gewond aan been, arm en hoofd, maar herstelde weer en volgens het 'Frenerer Volksblatt' van 24 juni 1917 werd aan hem het IJzeren Kruis uitgereikt. Een heel ander verhaal is dat van een milicien uit Dirksland, die voor de Krijgsraad moest verschijnen wegens mishandeling van een onderofficier. Het voorval speelde zich af in de hulpkazerne aan de Nieuwe Schoolstraat in Den Haag. Na een opmerking van zijn meerdere ontstak de mihcien in blinde woedde en gmg de sergeant te lijf met een bezem, waarna hij deze met zijn vuist bewerkte en daarna dreigde met een geweer te slaan. De sergeant hep onder meer "een geweldigen bloedneus" op. De mihcien was zodanig buiten zichzelf, dat hij tenslotte in elkaar zakte en geheel buiten kennis raakte. Nadat hij onder geneeskundige behandeling was gesteld, legde de behandelde geneesheer een verklaring over, dat de daad de milicien niet kon worden aangerekend. Op 23 juni 1915 werd de zaak behandeld voor de Krijgsraad. De milicien beweerde zich niets meer te kunnen herinneren. In verband met de overgelegde geneeskundige verklaring requireerde de auditeur-militair vrijspraak. Tijdens de behandeling van zijn zaak huilde de milicien voortdurend en vroeg om naar zijn moeder te mogen gaan. Na in de raadkamer te zijn geweest, wees de Krijgsraad direct vonnis en sprak de milicien vrij. Wat nu precies de aanleiding was waarom deze milicien buiten zinnen raakte, vertelt de historie niet. Mogelijk was de sergeant buiten zijn boekje gegaan en was die 'geweldigen bloedneus' verdiend. Het is altijd jammer, dat er dan iemand door het lint moet gaan.

Ongelukken en overlijdens Ernstiger nog zijn enkele ongelukken

Ernstiger nog zijn enkele ongelukken tijdens de mobilisatie, waarbij soldaten van het eiland slachtoffer werden. Zo had in juli 1915 de 29-jarige landweerman Teunis van 't Hof uit Dirksland bij het nazien en schoonmaken van machinegeweren het ongeluk door een patroon, die nog in één van de geweren aanwezig was, in de linkerzijde tussen de tweede en derde rib getroffen te worden. Hij werd zwaargewond naar een militair hospitaal vervoerd, maar overleefde het ongeluk. Dat kan niet gezegd worden van Arie HoUeman uit Nieuwe-Tonge, mihcien bij het wielrij derskorps te Sittard. Zaterdagnacht 17 april 1917 kreeg hij in een gevecht met Duitse smokkelaars een schot in het onderlijf. Kort daarop is hij aan de gevolgen hiervan overleden. Op 3 juli 1918 overleed in het hospitaal te Vlissingen de 21-jarige Arie Visser uit Ouddorp. Hij was de vijfde gemobiliseerde Ouddorpse soldaat die kwam te overlijden. Arie Visser - zeevisser van beroep - was bij de marine ingedeeld en in Vlissingen uit een mast gevallen, aan de gevolgen waarvan hij enige tijd later overleed. Niet alleen bij ongelukken of

Niet alleen bij ongelukken of gevechtshandelingen kwamen gemobiliseerden om het leven, ook stierf een aantal een natuurlijke dood, zoals:

Willem Kaslander, 23 jaar uit Dirksland op 31 maart 1916 in het noodziekenhuis van het Rode Kruis te Den Haag. Hij was slechts drie weken in militaire dienst, toen hij na een korte ziekte overleed; Abraham Tiggelman, 25 jaar uit Den Bommel op 9 april 1916 in het militair hospitaal te Den Haag; Thomas Grinwis, 20 jaar uit Ouddorp op 26 mei 1916 in het St. Jozefziekenhuis te Vlissingen. Ook na de oorlog waren nog doden

Ook na de oorlog waren nog doden te betreuren. Op 17 november 1918 overleed op 20-jarige leeftijd Matheus de Korte uit Oude-Tonge in het Militair Hospitaal te Bergen op Zoom en enkele dagen later, op 23 november, overleed de 23-jarige Teunis Hoogmoed uit Sommelsdijk in het Sint Odagesticht te Sint-Oedenrode, beiden waarschijnlijk aan de Spaanse Griep. Zaterdag 4 januari 1919 werd de treurige tijding ontvangen van het overlijden van de 22-jarige Ruilof van Oostende uit Herkingen, die als mihcien in garnizoen te Den Haag verbleef en zijn laatste dagen in het hospitaal had doorgemaakt. Bovenstaande gegevens zijn bij lange

Bovenstaande gegevens zijn bij lange na niet compleet, maar een volledige opgave is niet te maken omdat in overlijdensakten de gegevens zeer summier zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 2012

Eilanden-Nieuws | 22 Pagina's

Goeree-Overflakkee tijdende Eerste Wereldoorlog (2)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 2012

Eilanden-Nieuws | 22 Pagina's