�Je komt daar aan en er is alleen maar water, zee. En daar moet je �t maken�
Daan von Eugen, uitvoerder
Daan von Eugen was uitvoerder bij de aannemer die in opdracht van Rijkswaterstaat de Grevelingendam maakte. Da’s helder. Maar wat deed hij dan precies als uitvoerder? Von Eugen zucht. Niet omdat hij niet z’n best zou willen doen om het antwoord te geven, in tegendeel, maar omdat zijn functie zich niet in een enkele zin laat uitleggen. “Het werk was zó verschrikkelijk divers, en het ging allemaal in elkaar over.” In zijn woning in Ouwerkerk, zittend aan de eettafel, zet hij zich schrap en doet met engelengeduld een poging. Zijn vrouw Erika haalt intussen plakboeken te voorschijn – volgeplakt met honderden krantenknipsels en foto’s; ze vormen de boekhouding van zijn loopbaan – om daarin al bladerend geheugensteuntjes voor hem op te zoeken.
Het leven van Daan von Eugen (Laren, 1933) laat zich eenvoudig samenvatten: het was een leven in de Delta. Nog op school was hij in 1953 als stagiair al betrokken bij het sluiten van de stroomgaten bij de Schelphoek en Ouwerkerk; wonden van de watersnoodramp die nodig geheeld moesten worden. Nadat hij in Amsterdam de HTS had voltooid, kon hij als technisch ambtenaar komen werken bij de Deltadienst, van 1957 tot 1959. Vervolgens trad hij in dienst bij het aannemersbedrijf v/h fa. T. den Breejen van den Bout, gevestigd in Aerdenhout. Als assistent-uitvoerder zonder enige ervaring werkte Von Eugen mee aan de aanleg van de Veerse-Gatdam.
Meteen daarna kon hij in 1962 overstappen naar de Grevelingendam, het volgende project van zijn werkgever. Von Eugen, nog wonend in Vrouwenpolder, was inmiddels opgeklommen tot uitvoerder. Door de weeks sliep hij eerst nog in de kantoorkeet bij Bruinisse, tot oktober 1962. Toen vestigde hij zich met zijn gezin in Nieuwerkerk. Inmiddels woont hij in Ouwerkerk, sinds 1991 zijn domicilie. Voor de goede orde: Den Breejen van den Bout was niet de enige aannemer die de Grevelingendam mocht maken. “Ik werd, met allerlei collega’s, door mijn werkgever uitgeleend aan de Combinatie Grevelingen, waarin vier aannemers samenwerkten. Veel werk verrichtte ik namens deze combinatie, maar later ook namens een andere combinatie, de Combinatie Willemstad geheten. Deze combinatie noemden we kortweg ‘de Belgen’.”
Loonzakjes
Von Eugen heeft nog gewerkt met de klassieke zinkstukken. Maar al snel ging hij verder met wat bij het Veerse Gat al “een probeersel” was geweest: de nylonmatten, ook wel zandworstenmatten genoemd. “Dit was een nieuw soort zinkstuk, van andere materialen dan voorheen, kunststof namelijk. Die matten gingen nu in de Grevelingen ook gebruikt worden; men wilde er meer ervaring mee krijgen. Men voorzag dat er op den duur niet genoeg personeel meer te vinden zou zijn voor de klassieke zinkstukken. Want die werden afgezonken met zware stenen, stenen die de mannen van man tot man moesten overtillen, loodzwaar werk.”
[Hij voegt volledigheidshalve toe dat het experiment met de nylonmatten geen vervolg heeft gekregen. “Ze zijn na de Grevelingendam niet meer gebruikt.”]
Mijnsteen
Tegelijk met de bodembescherming was Von Eugen op een andere locatie als uitvoerder bezig met het opspuiten van zand. De stortstenen lagen er al als fundering, de zandzuiger spoot er nu zand op, zodat zich een dijklichaam kon vormen. Dat natte zand werd tussen kades binnen de perken gehouden. Die kades werden gemaakt van zwart mijnsteen, afkomstig uit de Limburgse kolenmijnen. Het mijnsteen werd bij Bruinisse vanuit de gearriveerde schepen overgeladen in vrachtwagens. Von Eugen leidde aanvankelijk het overslagbedrijf.
“Dat opspuiten deden we zelf”, zegt hij, doelend op zijn firma. “Voor de zinkstukken hadden we een onderaannemer.” Zodra er genoeg zand was opgespoten, werd het dijklichaam met bulldozers afgewerkt en het talud afgedekt met ‘asfalt-gepenetreerd stortsteen’, als bekleding. Ten slotte komt er dan nog de asfalt-deklaag voor de rijbaan, de N59. Ook hierbij had Von Eugen als uitvoerder als taak om alle werkzaamheden gesmeerd te laten verlopen voor de stortbaas en zijn stortarbeiders. Von Eugen hanteerde ook de sextant. Weliswaar had Rijkswaterstaat voor het bestek het tracé in de watermassa tussen Bruinisse en Flakkee al ingemeten. Toch moest Von Eugen nu binnen die uitgezette punten zelf alles inmeten. “De aannemers zijn verantwoordelijk voor het werk, dus moesten wij binnen die punten, binnen de lijnen zeg maar, gedetailleerd alles inmeten, zodat wij ons eigen werk konden inzetten.”
Een buitenstaander moet niet licht denken over het belang van dit inmeten. “Je moet je voorstellen”, zegt Von Eugen, “wij komen daar bij de Grevelingen en er is alleen maar water. Zee. En dáár moet je ’t maken.”
Uiteindelijk heeft hij zo’n beetje aan de hele dam meegewerkt. Want behalve bij dat eerste dijkvak na de bouwput waarin de schutsluis van Bruinisse is gekomen, was hij ook betrokken bij het afsluiten van het tussenliggende zuidelijke sluitgat met die aan elkaar verbonden caissons, elk zo’n twaalf bij zeven meter groot. Soms kon er trouwens domweg niet gewerkt worden: wettelijk mag er tussen 1 oktober en 1 april niet aan dijken worden gemorreld. En ook hield een barre winter (1962-1963) het personeel onledig.
Samen met de Combinatie Willemstad had Von Eugen ook nog alles te maken met de spectaculaire kabelbaan. Hij heeft er een anekdote aan overgehouden. “Een anesthesist moest eens dringend helpen bij een operatie in Zierikzee. Hij werkte in het ziekenhuis van Dirksland. Ik heb die man toen met de kabelbaan overgezet, hij had anders een grote omweg moeten maken. Dat soort dingen doe je ook als uitvoerder.”
Sporen!
In totaal heeft Von Eugen enkele jaren bijgedragen aan de vormgeving van de Grevelingendam. Zijn volgende klus werd de Brouwersdam, daarna volgde de Oosterscheldekering, steeds opklimmend, van uitvoerder naar hoofduitvoerder, om ten slotte in 1995 af te zwaaien als projectmanager van Boskalis. Hij kijkt op de Grevelingendam met warmte terug. “Het was heel leuk werk, heel plezierig ook, omdat je dichtbij de mensen staat. Bij de Oosterscheldekering stond je al verder van de mensen af. De periode was ook leerzaam voor mij. Het werk voor Rijkswaterstaat, met zeer deskundige mensen daar, heeft mij echt gevormd.”
Een of twee dagen na de opening in 1965 was Von Eugen terug op de Grevelingendam. Aan weerskanten van de rijbaan zag hij sporen in de grond. Een automobilist bleek brutaalweg midden op de rijbaan even te zijn gekeerd. “Sporen! In mijn dijk! Ik had net als uitvoerder alle moeite gedaan om alles netjes te maken en in te zaaien, rijdt iemand er gewoon doorheen! Ja, ik was behoorlijk boos.” Wat allemaal onverlet laat, dat hij trots is op de Grevelingendam. “Toen die er eenmaal lag, was Schouwen-Duiveland dichter bij de wereld gebracht.” Anders gezegd: het eiland was een wereldregio geworden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 maart 2015
Eilanden-Nieuws | 48 Pagina's