Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Reformatie in Frankrijk -2-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Reformatie in Frankrijk -2-

13 minuten leestijd

De vorige keer hebben we gezien hoe de Reformatie in Frankrijk tot stand gekomen was en zich ontwikkelde. Aanvankelijk waren het vooral de geschriften van Luther die als voedingsbodem dienden, later kreeg de leer van Calvijn de overhand.

In de eerste helft van het jaar 1535 woedde er in Frankrijk hevige vervolgingen tegen de protestanten. Koning Frans I probeerde die vervolgingen tegenover de Duitse protestantse vorsten goed te praten door aan hen te vertellen dat het voornamelijk wederdopers waren die veroordeeld en verbrand werden. Calvijn weerlegde deze valse voorstelling van zaken in een brief aan de koning die hij in 1536 voorin in de eerste druk van zijn Institutie liet afdrukken. In de jaren 1536 tot 1538 waren door oorlogsomstandigheden de vervolgingen geluwd, maar in 1539 opnieuw begonnen. In het vorige artikel hebben we nog vermeld dat koning Frans I in 1545 een zeer bloedige strafexpeditie hield tegen de waldenzen. We willen daar de draad weer oppakken en onze geschiedbeschrijving voortzetten.

Hendrik II

In 1547 werd koning Frans I voor de hoogste Rechter geroepen. Hij stierf op 31 maart van dat jaar. Zijn zoon Hendrik II volgde hem op. Tot aan zijn dood in 1559 heeft hij over Frankrijk geregeerd. Hij was de koning die - toen hij vredesbesprekingen voerde met Filips II - de afspraak maakte dat zij al het mogelijke in het werk zouden stellen om het protestantisme in hun landen uit te roeien. Prins Willem van Oranje, die tot het gevolg van Filips II behoorde, is toen ongewild toehoorder geweest bij het smeden van die plannen en heeft zich zeer verontwaardigd voorgenomen dat te voorkomen. Nooit hebben in Frankrijk zoveel brandstapels gerookt als in de dagen van Hendrik II. In de eerste drie jaren van zijn regering waren dat er al meer dan 500.

De roomse kerk wilde zelf geen bloed aan de handen hebben. Daarom stelde de kerkelijke rechtbank alleen vast of iemand een ketter was en leverde zo’n ketter vervolgens over aan de wereldlijke rechter. De wereldlijke rechter sprak het vonnis uit en volvoerde het. In die dagen was het bezit van een Bijbel, een psalmboek of het bijwonen van een verboden bijeenkomst al voldoende om ter dood veroordeeld te worden. Eerst de lagere geestelijkheid, later vooral de mensen uit de nieuw opgekomen burgerlijke stand en ook de adel werden het slachtoffer van deze wrede vervolgingen.

Groei tegen de verdrukkingen in

Wat was het resultaat van al die moorden? De standvastigheid van de slachtoffers droeg eraan bij dat de gereformeerde kerk groeide als kool. Het is niet na te gaan, maar er zou een tijd zijn geweest dat een derde deel van het Franse volk (dat was toen ongeveer een miljoen mensen) tot de protestanten zou hebben behoord. Ook de lagere adel keerde zich hoe langer hoe meer tegen de roomse kerk, waarin vooral de hogere adel het voor het zeggen had. Volk en adel verarmden door de voortdurende oorlogen tegen de Oostenrijkse en Spaanse vorsten, terwijl de kerk beschikte over onmetelijke rijkdommen en niet anders deed dan die vermeerderen.

Protestantse adellijke families

Van grote invloed is geweest dat een van de aanzienlijkste families van Frankrijk zich bij de protestanten aansloot, namelijk De Bourbons. Anton de Bourbon (1518-1562) was luitenant-generaal van het Franse leger en getrouwd met Jeanne d’Albret, een dochter van Margaretha van Valois (de oudste zuster van Frans I) en Hendrik II van Navarra. Ook zijn jongere broer Lodewijk, prins van Condé (1530-1569), had een belangrijke positie in het leger.

Deze familie was zo nauw verwant aan het regerende koningshuis (de Valois) dat als het zou uitsterven, zij het recht op de troon zou verwerven. De Bourbons voelden zich echter in die tijd nogal achteruitgezet, omdat er aan het hof een andere familie de lakens uitdeelde. Het waren de streng roomse De Guises. Twee broers Frans en Karel.

Vanaf nu zien we dat het protestantisme in Frankrijk naast een religieuze stroming ook een politieke stem krijgt. De hervormde beweging werd een politieke partij, die betrokken werd in de twisten van de hoge adel om de heerschappij in Frankrijk.

Sympathiseerde Margaretha van Valois met de hervormden, Jeanne (1528-1572), haar dochter en de vrouw van Anton de Bourbon, was zelfs een overtuigd calviniste. Jeannes nog jonge zoon Hendrik van Navarra (1553-1610) was de overtuiging van zijn moeder toegedaan en tevens een echte leider.

Gaspard de Coligny (1519-1572), heer van Chatillon en admiraal van Frankrijk, behoorde ook tot een van de aanzienlijkste geslachten van het land. Met roem overladen was hij uit verscheidene veldslagen naar voren gekomen. Uit diepe overtuiging sloot hij zich aan bij de calvinisten. Het lezen van de werken van Calvijn en van Gods Woord tijdens een gevangenschap als krijgsgevangene in Brussel, gesprekken met zijn broer en met zijn vrome vrouw Charlotte de Laval hebben daartoe bijgedragen. Weloverwogen was zijn keuze en volhardend was hij in zijn trouw, ook toen dat moeite, strijd en vijandschap betekende.

Godsdienstoorlogen

We zijn inmiddels aangeland in een tijdperk waarin zoveel politieke omstandigheden een rol speelden en waarin zo vaak door allerlei intriges dan weer het protestantisme en dan weer de roomsen bevoordeeld waren, dat het te ver zou voeren om dat allemaal op te halen. In die tijd schijnt met name Catharina de’ Medici, de vrouw van Hendrik II, een heel laakbare rol gespeeld te hebben. Zij zou de roomse politieke fractie onder leiding van De Guises uitgespeeld hebben tegen de hugenoten onder leiding van De Coligny’s om de macht van het huis Valois te handhaven. Anderen beweren daarentegen dat niet zij de aanstichter van al dat kwaad was, maar dat juist de gebroeders De Guise dat waren. Hoe het ook zij, gedurende een dertigtal jaren woedden acht godsdienstoorlogen in Frankrijk, die ook burgeroorlogen genoemd kunnen worden. Aanvoerders van de hugenoten waren Lodewijk I van Condé, Gaspard de Coligny en Hendrik van Navarra. Van de tegenstanders was aanvoerder Frans de Guise. Aanleiding was menigmaal de wens om door te dringen tot in de hoogste kringen van het koninklijke hof om dan de koning te kunnen beïnvloeden. Vermeldenswaard is nog dat in deze tijd de naam ‘hugenoten’ moet zijn ontstaan. Zoals bij ons de geuzennaam was het aanvankelijk een scheldwoord, maar later werd deze naam door de protestanten overgenomen als erenaam.

Bartholomeusnacht

Waar we niet zomaar aan voorbij kunnen gaan, is het bloedbad van de Bartholomeusnacht in 1572. In 1570 was de vrede van Saint-Germain gesloten. De hugenoten kregen het recht van vrije godsdienstoefening (behalve in Parijs) en de beschikking over vier veiligheidssteden, vrijsteden, waarvan La Rochelle de bekendste is. De situatie was toen zo rooskleurig dat de hugenoten er zelfs toe kwamen om de Prins van Oranje hulp toe te zeggen in zijn strijd tegen Filips II in de Nederlanden. De Coligny werd uitgenodigd aan het Franse hof te komen. De verzoening tussen de hugenoten en de roomsen moest worden bevestigd en verstevigd met een huwelijk tussen Hendrik van Navarra en Margaretha van Valois (1553-1615), de zus van koning Karel IX, die toen regeerde (Margaretha’s en Karels vader was Hendrik II). Toen de toch wel moeizame onderhandelingen waren afgerond, werden de hugenoten en hun leiders uitgenodigd om naar Parijs te komen om daar de bruiloft te vieren.

Ondertussen bleek dat De Coligny de achting had verworven van koning Karel IX (die noemde hem ‘mijn vader’). Maar dat was niet naar de zin van zijn moeder Catharina en ook niet naar die van Hendrik de Guise, die zijn vader Frans was opgevolgd. Hebben die twee elkaar gevonden in een gemeenschappelijke haat tegen De Coligny?

De leiders van de hugenoten, die vrijwel allemaal in Parijs aanwezig waren, moesten worden uitgeschakeld. Een kans als deze kregen de tegenstanders nooit meer. Over de gang van zaken is veel geschreven. We gaan daar nu grotendeels aan voorbij. In elk geschiedenisboek is een beschrijving van deze verschrikkelijke bloedbruiloft te vinden. Daartoe geprest door zijn moeder en zijn hofhouding riep de koning uiteindelijk: “Dood ze allemaal! Dood ze allemaal! Zodat er niet één overblijft die mij later kan verwijten.” Het “Dood ze allemaal!” werd de strijdkreet van de moordenaars. Een vreselijk bloedbad heeft er plaatsgevonden dat erger werd dan geraamd, omdat het Parijse volk er zich mee ging bemoeien. Velen wisten wel iemand te wonen die een ketter was of ervan verdacht werd dat te zijn. Na de moordnacht van 24 op 25 augustus van het jaar 1572 was er in geheel Parijs vrijwel geen levende hugenoot meer te vinden. Duizenden, ook De Coligny, zijn op die bloedbruiloft vermoord en nog eens tienduizenden in de provincies, waarnaar het moordgeweld oversloeg. De bruiloft die ter bezegeling van een vrede moest dienen, werd het begin van weer nieuwe oorlogen. In totaal hebben er, zoals gezegd, acht burgeroorlogen in Frankrijk gewoed waarin de hugenoten partij waren. Aan het einde van al die oorlogen was het aantal protestanten gedaald van 30 tot 10 procent van de bevolking.

Hendrik van Navarra

In 1574 volgde Hendrik III, de vierde zoon van Hendrik II en Catharina de’ Medici, zijn vader als koning van Frankrijk op. Hij was de laatste koning uit het huis Valois. In 1589 werd hij door een roomse monnik neergestoken en overleed de volgende dag aan zijn verwondingen. Hij wees Hendrik van Navarra als zijn opvolger aan. Deze was echter protestant. Het Franse volk wilde hem niet en Parijs hield de poorten voor hem gesloten tot op het moment dat hij de roomse godsdienst zou belijden. Hij was de man die de bekend geworden woorden sprak: “Parijs is wel een mis waard” (Paris vaut bien une messe). Dat was in het jaar 1594. Als Hendrik IV beklom hij de troon. Zijn huwelijk met Margaretha van Valois dat op de bloedbruiloft was gesloten, liet hij in 1589 ontbinden, omdat het kinderloos bleef. Hij trouwde toen met Maria de’ Medici (1575-1642), bij wie hij zes kinderen kreeg.

Hoewel rooms geworden vergat hij zijn vroegere geloofsgenoten niet. Hij vaardigde op 13 april 1598, het sterfjaar van Philips II van Spanje, het Edict van Nantes uit. Een onherroepelijk edict. Daarin was bepaald dat de roomse godsdienst weliswaar de officiële staatsgodsdienst zou blijven, maar de hugenoten mochten rekenen op gewetensvrijheid, zouden niet meer vervolgd worden, kregen het recht om godsdienstoefeningen te houden in kerken die zij reeds in gebruik hadden, in kastelen van protestantse edellieden en in één stad per district behalve Parijs. En zij mochten zelfs kerken bouwen (die wel geen kerken mochten heten, maar ‘temples’ werden genoemd) en kregen bovendien volledige burgerrechten, waaronder toegang tot alle ambten. Tevens kregen zij het recht om een door de koning bezoldigd garnizoen te leggen in een honderdtal veiligheidsplaatsen.

In 1610 werd Hendrik IV vermoord. Zijn vrouw Maria werd tijdelijk regentes totdat hun zoon, de latere koning Lodewijk XIII, meerderjarig was.

Opnieuw vervolgingen

Onder koning Lodewijk XIII en zijn zoon koning Lodewijk XIV, bekend als de ‘Zonnekoning’, werden mede door het toedoen van kardinaal De Richelieu en door de jezuïeten aan het Franse protestantisme grote slagen toegebracht. In 1628 werd hun de laatste stad (La Rochelle) ontnomen en in 1685 werd het onherroepelijke Edict van Nantes herroepen. Voor minderheden was er in het land van Lodewijk XIV geen plaats. Deze vorst leidde een zondig en wellustig leven en op aanraden van zijn biechtvader kon hij om boete te doen niet beter doen dan ketters vervolgen en uitroeien. Het voert te ver om in te gaan op alles wat er toen plaatsvond en na te gaan hoe dat heeft kunnen plaatsvinden. Duizenden verloren hun vrijheid en hun leven in gevangenissen, op de galeien of op het schavot. Van 1702 tot 1704 woedde er nog een gruwelijke godsdienstoorlog, de Camisarden-oorlog. Oorzaak was vooral de onmenselijke kwellingen die de protestantse bevolking moest ondergaan (dragonades).

Een bekende naam uit die tijd was Pierre Durand. De kerk was toen een woestijnleven (l’eglise du desert) begonnen. Hij was de eerste predikant-martelaar uit de Cevennen, een landstreek in Zuid-Frankrijk, en was 32 jaar oud toen hij geëxecuteerd werd. Zijn zuster Marie Durand is bekend vanwege haar verblijf van 38 jaar in de gevangenis. Dat was in een vrouwengevangenis, die Le Tour de Constance (de toren van de volharding) werd genoemd. De omstandigheden in die gevangenis waren zo erbarmelijk dat een rechtgeaard rooms bewindvoerder die in 1768 liet sluiten. Onder de vrouwen die toen vrij kwamen, waren er elf ouder dan 60 jaar en vijf ouder dan 75 jaar. Marie Durand hoorde daarbij. Zij heeft onnoemelijk veel betekend voor haar medegevangenen. In de muur van een van de ruimten van die gevangenis was het woord ‘Résisté’ gekrast. “Bied weerstand, volhard” betekent het.

Velen sloegen op de vlucht

Vele hugenoten zijn in die jaren, ondanks een emigratieverbod, naar het buitenland gevlucht. Vooral naar Nederland, Engeland en Duitsland, maar ook naar Noord-Amerika en Zuid-Afrika. Het moeten in totaal meer dan een half miljoen mensen zijn geweest. Ze werden in genoemde landen met open armen ontvangen. Naar schatting kwamen er zo’n twaalfduizend in Amsterdam terecht. Het betekende wel een zware slag voor Frankrijk. Op geestelijk terrein, maar ook op natuurlijk terrein. Het was een belangrijk verlies aan ondernemende kooplieden, nijvere fabrikanten en ijverige burgers. Voor de ontvangende landen betekende hun binnenkomen juist een aanmerkelijke winst aan werkkracht en ondernemingsgeest. En ook geestelijk was hun inbreng niet te verwaarlozen. Wij kenden in ons land al de Waalse gemeenten. In de Tachtigjarige Oorlog waren Franssprekende protestanten uit de Zuidelijke Nederlanden naar het noorden gevlucht. Hun godsdienstoefeningen vonden in de Franse taal plaats. Na de herroeping van het Edict van Nantes groeiden die gemeenten sterk door de toestroom van gevluchte hugenoten (ook wel refugiés genoemd).

Frankrijk nu

Met Frankrijk is het op godsdienstig terrein steeds verder bergafwaarts gegaan. In 1789 viel het land ten prooi aan de revolutionairen met hun vrijheid, gelijkheid en broederschap. Na de grote Franse Revolutie werden de nog overgebleven gereformeerden niet meer vervolgd of achteruitgezet.

Het land telt nu 66 miljoen inwoners. Ruim 60 procent rekent zich tot de roomse kerk, maar daarvan gaat maar 5 procent regelmatig naar de kerk. Een kwart van de bevolking geeft aan niet godsdienstig te zijn. Er wonen 6 miljoen mohammedanen in Frankrijk en circa anderhalf miljoen protestanten (ongeveer 2 procent van de bevolking). Van die protestanten noemt slechts een klein kerkverband van ongeveer 3000 leden in totaal zich gereformeerd. Vanuit onze opvattingen kunnen we ze beter als evangelisch aanduiden. Het grootste protestantse kerkgenootschap heet de Eglise Réformé de France. In dat genootschap heerst een vrijzinnige, liberale geest en van Schriftgezag is geen sprake meer.

Ter vergelijking geven we de eveneens droevige godsdienstige situatie in ons land weer (2011). Van de Nederlanders zegt 44 procent geen religie aan te hangen, 28 procent is rooms, 19 procent protestants (exclusief de bevindelijk-gereformeerden) en 5 procent mohammedaan. De bevindelijk-gereformeerden behoren bij de overige 4 procent, samen met tal van andere religies. Ook Nederland is in feite grotendeels tot ongeloof en bijgeloof teruggekeerd.

Ten slotte

Er is nog heel veel meer te vertellen over de hugenoten. Toch is nu al wel duidelijk dat de hugenoten in Frankrijk bijzonder zwaar, lang en bloedig vervolgd zijn, met name in de zeventiende eeuw. Ook onze eigen vaderlandse kerkgeschiedenis kent haar zwarte bladzijden. Ook in ons land heeft de kerk er soms diep door moeten gaan, zijn er veel onbegrepen en zeer moeilijke wegen geweest waarlangs de Heere Zijn kerk heeft geleid. Maar ten opzichte van Frankrijk heeft de Gereformeerde Kerk in ons land veel eerder in vrijheid mogen vergaderen en vormde de overheid een ringmuur om haar heen. En nog steeds mag in ons land van diverse kansels de waarheid gepreekt of gelezen worden. Het mag ons wel verwonderd doen zijn dat ons dit - in tegenstelling tot in Frankrijk - nog gelaten is. Het is Gods vinger die de geschiedenis schrijft. Dat we toch op ’s HEEREN daden merken en gedenken des Hoogsten grote werken (Ps. 46:4 ber.)!

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2014

In het spoor | 68 Pagina's

De Reformatie in Frankrijk -2-

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2014

In het spoor | 68 Pagina's