Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opgewekt uit de Dood

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opgewekt uit de Dood

8 minuten leestijd

En Hij gaf hem aan zijn moeder. Lukas 7:15b

De opwekking van de jongeling te Naïn is een overbekende geschiedenis. Daar is een groot wonder geschied. Dat de Heere Jezus waarachtig God is, heeft Hij met name door Zijn wonderen laten zien. Denkt u maar aan Zijn eerste wonder op de bruiloft te Kana. De apostel Johannes heeft dat in Johannes 2 vers 11 een teken genoemd: Dit beginsel der tekenen heeft Jezus gedaan te Kana in Galiléa, en heeft Zijn heerlijkheid geopenbaard; en Zijn discipelen geloofden in Hem. Wat betekent dat nu in Gods Woord: Zijn heerlijkheid geopenbaard? Zijn heerlijkheid, dat is het brandpunt van al Gods deugden, dat is de kracht en majesteit van Zijn Goddelijke natuur. Die heeft Hij geopenbaard, dat is: getoond, laten zien.

De Heere Jezus deelt de Goddelijke wezenseigenschappen met de Vader en de Heilige Geest. Een van die wezenseigenschappen is Zijn almacht. Al tijdens Zijn leven op aarde heeft de Heere Jezus getoond dat hij de Almachtige is. Onder andere door het opwekken van doden. We denken aan het dochtertje van Jaïrus, aan Lazarus en hier aan de jongeling te Naïn. Door Zijn machtswoord heeft Hij hen opgewekt.

Ook heeft Christus laten zien dat Hij met priesterlijke bewogenheid bewogen was over die weduwe die haar enige zoon naar het graf moest brengen. Hij hield de baar staande. Hij ging niet opzij voor de dood. Dat heeft Hij daar al betoond. Toen moest Hij nog gaan lijden en sterven. Hij is sterker dan de dood. Hij zal straks de bolwerken van de dood binnendringen om de dood de eeuwige doodsteek te geven voor al de Zijnen.

De Heere Jezus heeft de baar aangeraakt, zo lezen we in vers 14: En Hij ging toe en raakte de baar aan (de dragers nu stonden stil) en Hij zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op. Dat Hij die baar aanraakte, daar ligt natuurlijk ook heel wat in. Zoals Jezus Zijn reine hand uitstrekte om de onreine melaatse van wie we lezen in Mattheüs 8 vers 3, te genezen, zo raakt Jezus hier de baar van deze dode jongeling aan. Hij Die rein, heilig en onnozel is, afgescheiden van de zondaren, Hij Die zonder zonde is en hoger dan de hemelen, heeft onrein en vuil willen worden om Zijn volk te verlossen van alle onreinheid en zonde: Want Dien Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem (2 Kor. 5:21). De onreinheid, de schuld en straf van Zijn volk neemt Hij op Zich om zo een volk die geestelijk hun onreinheid in beginsel door genade hebben leren kennen, te kunnen reinigen.

Jezus sprak: Jongeling, Ik zeg u, sta op. Toen werd de jongeling weer levend. En de dode zat overeind en begon te spreken; en Hij gaf hem aan zijn moeder. En vrees beving hen allen, en zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot profeet is onder ons opgestaan, en: God heeft Zijn volk bezocht (vers 15-16). In eenvoudige woorden vinden we hier een groot wonder beschreven. Als zo’n wonder vandaag aan de dag zou gebeuren, zou heel de wereld erover spreken. Dan zouden de kranten er vol van staan. Maar als God nu een zondaar van dood levend maakt, staan de kranten daar ook vol van? Spreekt de hele wereld daar ook over? Dat is eigenlijk het allergrootste wonder dat er is, als God een dode zondaar levend maakt.

De jongeling te Naïn moest toch een keer weer sterven. Hij is niet meer in het land der levenden. Misschien is hij wel een oude man geworden. We weten het niet. Maar sterven moest hij. Echter, wanneer God een dode zondaar levend maakt, zal hij geestelijk in der eeuwigheid niet meer sterven. Voor Zijn volk zal het lichamelijk sterven een doorgang zijn tot het eeuwige leven.

Een jongeling werd er opgewekt. In het geestelijke is de jonge leeftijd de beste tijd om door God tot God bekeerd te worden. Dat hebben onze vaderen ons ook gezegd.

Deze geschiedenis wijst er ons verder op dat Christus machtiger is dan de dood. Hij heeft de dood overwonnen, de dood in zijn drievoudige gestalte. Als we geboren worden, zijn we allemaal geestelijk dode zondaren. We zijn niet zo maar dood, nee, we zijn actief dood, we zijn vijandig dood. In onze diepe val in Adam zijn we vijanden van God geworden. Het bedenken des vleses is vijandschap tegen God (Rom. 8:7). Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het (Jer. 17:9). Als Christus een mens levend maakt, dan vindt Hij hem in zo’n vijandige staat. Dan neemt Hij dat stenen hart van hem weg om hem een vlezen hart te geven (Ez. 11:19).

De opwekking van de jongeling hebben veel mensen gezien. We lezen namelijk in vers 11 dat Jezus met velen van Zijn discipelen en een grote schare op weg was naar Naïn en dicht bij de poort van de stad gekomen was toen Hij de rouwstoet ontmoette. Toen was Christus nog op de aarde, nu niet meer, althans niet naar Zijn menselijke natuur. Naar Zijn menselijke natuur is Hij opgevaren naar de hemel, maar naar Zijn Godheid, majesteit, genade en Geest wijkt Hij nimmermeer van Zijn volk. Hij heeft het Zelf gezegd in Mattheüs 28 vers 20: En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. En: …waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen (Matth. 18:20). In het midden met Zijn Geest en genade. We zien hieruit hoe erg het is als er geen kinderen Gods meer zijn. Die kinderen Gods vormen het steunsel in de haageik (Jes. 6:13). Zij zijn het overblijfsel naar de verkiezing der genade (Rom. 11:5). Daar waar dat overblijfsel nog is, daar werkt Hij nog met Zijn Geest en genade tot wederbaring en tot versterking van hetgeen Hij heeft gewrocht.

Zodra de jongeling opgewekt was, ging hij overeind zitten en begon hij te spreken. Wat hij gesproken heeft, weten wij niet. Gods Woord zwijgt erover. Maar één ding is treffend: Christus geeft hem dan aan zijn moeder terug. Ze krijgt haar kind uit de dood terug. Weet u waar dat op wijst? Christus heeft van eeuwigheid in die stille Vrederaad een volk gekregen dat Zijn Vader heeft liefgehad met een eeuwige liefde. Dat zijn de gegevenen van de Vader. We lezen dat de Heere Jezus in het hogepriesterlijk gebed zegt: Ik heb Uw Naam geopenbaard den mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren Uwe, en Gij hebt Mij dezelve gegeven, en zij hebben Uw Woord bewaard (Joh. 17:6). Hij heeft ze ontvangen uit de handen van Zijn Vader. Hij gaat ze in de tijd opzoeken en van dood levend maken. Maar wat gaat er straks bij de voleinding der eeuwen gebeuren als de laatste zal zijn toegebracht, als Christus Zijn werk af heeft? Christus heeft Zijn werk nu al af als het gaat over de verwerving van de zaligheid; Hij heeft aan het kruis geroepen: Het is volbracht (Joh. 19:30m). Hij heeft met Zijn borgtochtelijk lijden en sterven een volkomen verzoening teweeggebracht. Maar als het gaat over de toepassing van de zaligheid, dan moeten we zeggen dat Zijn werk nog niet af is. Daar zal Hij mee doorgaan tot de jongste dag toe, totdat de laatste die de Vader van eeuwigheid heeft liefgehad met een eeuwige liefde, zal zijn toegebracht. Welnu, als die zal zijn toegebracht, wat gaat er dan gebeuren? Dan krijgt de Vader ze allemaal terug. Evenals de moeder van de jongeling van Naïn haar zoon van Hem terugkreeg, zo geeft Hij straks heel de Kerk terug aan Zijn Vader. Dan zal God zijn alles en in allen. In heel de wereldgeschiedenis en in heel ons politiek bezig zijn, gaat het tenslotte maar om dat ene doel en dat zal God bereiken. Wij maken ons zorgen en we hebben onze verantwoordelijkheid, maar God bereikt Zijn heilig doel in en met deze wereld. Ook met ons diep gezonken vaderland. Daarom willen we eindigen met het dertiende vers van Psalm 73:

Wien heb ik nevens U omhoog?

Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog

Op aarde nevens U toch lusten?

Niets is er, waar ik in kan rusten.

Bezwijkt dan ooit, in bitt’re smart,

Of bangen nood, mijn vlees en hart,

Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed

Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.


Geestelijk dood: Het verschrikkelijkste van wat verschrikkelijk is!

“De dode jongeling was een lijk op de doodsbaar. Hij lag daar ontbloot van alle uiterlijke zinnen; zonder gezicht, gehoor, spraak, gevoel enz. Zijn niet de meesten alzo dood in het geestelijke? Zonder gezicht van zichzelf als nog onbekeerd. Zonder gezicht van hun rampzalige staat. Zonder gezicht van Jezus als hun ten uiterste nodig. Enz. (…) O beklaaglijke staat! O allerongelukkigste staat! Een heiden noemde de dood het verschrikkelijkste van al wat verschrikkelijk is. Maar geestelijk dood te zijn, ik wil zeggen, onbekeerd te zijn, nog onherboren en geheel de oude mens te zijn, zonder in Christus herschapen en in een nieuw schepsel veranderd te zijn (…), o dat gaat al wat verschrikkelijk is nog oneindig te boven. (…) Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en laat Christus over u lichten (Ef. 5:14). Bid God aanhoudend dat Hij aan dat uiterlijke Woord pare Zijn levendmakende Geest, om van dood eens levend te worden en met Christus Jezus uit kracht Zijner opstanding te worden opgewekt in een nieuw leven.”

-Ds. J. Barueth, ‘De jongeling te Naïn uit de doden opgewekt’, in: Der vaderen erfenis, dl. 4, Barneveld z.j., p. 63-65-

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 2014

In het spoor | 56 Pagina's

Opgewekt uit de Dood

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 2014

In het spoor | 56 Pagina's